VERGOEDING WEGENS GELEDEN OORLOGSSCHADE 56 DE RAIFFEISEN-BODE toegepast. Of, en in hoeverre, een bijzonder geval aan wezig is, wordt geheel en al aan de beoordeeling van den Secretaris-Generaal overgelaten. Eerst op den duur zal waarschijnlijk, aan de hand van de door den Secretaris- Generaal gegeven beslissingen, kunnen worden nagegaan, wanneer een bijzonder geval aanwezig is. De verordening blijft verder buiten beschouwing voor onteigeningen ten algemeenen nutte. Hieruit kan in het al gemeen worden afgeleid, dat de verordening wel geldt voor andere onteigeningen, in de onteigeningswet genoemd. Of, en in hoeverre ook de onteigeningen, krachtens de Vorde- ringswet of verordeningen, buiten de werking dezer ver ordening vallen, is twijfelachtig. Wij zijn geneigd om aan te nemen, dat, indien en voorzoover deze onteigeningen plaatsvinden in 't algemeen belang (ten algemeenen nutte), zij ook zullen vallen buiten de werking van het besproken besluit. De verordening bevat tenslotte nog een sanctie op niet- nakoming der voorschriften der verordening. Op niet- nakoming staat een hechtenisstraf van ten hooéste één jaar of een geldboete van ten hoogste 10.000.terwijl bovendien land, dat in strijd met de verordening is over gedragen, verbeurd kan worden verklaard. Het besluit is dus wel van fundamenteele beteekenis. Of het besluit voor onze boerenbevolking een voordeel zal zijn, moet de toekomst leeren. Zeer zeker is dat door dit be sluit voor alle boeren, die, dank zij de hooge landprijzen, eindelijk de kans kregen uit hunne schulden te komen door hun land te verkoopen en daarop als pachter door te boeren, deze kans is verkeken. Afgezien van de gestelde maximumprijs is te verwachten, dat door de zeer groote beperking van het aantal gegadigden, de waarde van den grond zal worden gedrukt. Ten slotte merken wij op, dat, in verband met de nog niet bekende invloed, die dit besluit op de landprijzen zal uitoefenen, onze Boerenleenbanken met het verstrekken van gelden op hypotheek groote voorzichtigheid zullen moeten betrachten. Als grondslag ware thans in plaats van de verkoopwaarde aan te nemen de gebruikswaarde. Ook het vaststellen van de gebruikswaarde zal in vele gevallen op moeilijkheden stuiten, doch dit neemt niet weg, dat, waar de gebruikswaarde wordt vastgesteld aan de hand van de opbrengsten van het land, deze waarde principiëel een betere grondslag is voor de hypotheek-verleening. In ieder geval wordt dan gelijktijdig mede beoordeeld of de opbrengst van het land voldoende zal zijn om daaruit tevens de hypotheekrente en de aflossing te kunnen be talen. (De verordening no. 22111940 d.d. 2 December 1940 van de Secretarissen- Generaal van de Departementen van Financiën en Justitie betreffende de bijdragen van het Rijk in de door oorlogsgeweld veroorzaakte schaden aan goederen Dit besluit is ook voor onze Boerenleenbanken van groot belang, in het bijzonder met het oog op hypotheken, rus tende op door oorlogsgeweld getroffen onroerende goederen. Deze verordening bevat een principiëele beslis sing van zeer groote beteekenis, n.1. de beslissing, dat de door oorlogsgeweld veroorzaakte schaden gedragen moe ten worden door het geheele Nederlandsche Volk en niet door de eigenaars van de getroffen goederen. Deze be slissing wordt echter niet over de geheele lijn doorgevoerd. De belangrijkste beperkingen zijn wel, dat schade boven 50.000,slechts voor 90 wordt vergoed en dat schaden, die, in verband met den finantiëelen toestand van den getroffene, van zoo'n geringen omvang moeten worden geacht, dat de getroffene deze zelf kan dragen, door de getroffenen zelf gedragen moeten worden. De door den Staat in de geleden schade te verleenen bijdrage wordt vastgesteld door den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën aan de hand van de door de betrokken schade-enquête-commissies uitge brachte adviezen. De verordening geeft tevens aan op welke wijze de schade moet worden vastgesteld. In art. 1 der verordening wordt omschreven wat onder oorlogsgeweld is te verstaan. Lid 1 van dit art. luidt „Als door oorlogsgeweld veroorzaakte schade in den zin van dit besluit wordt aangemerkt iedere schade, die door oorlogsgeweld, hetzij van Nederlandschen, hetzij van vreemden oorsprong, is toegebracht aan onroerende goederen of aan zoodanige roerende goederen, die tot een bedrijf behooren of het uitoefenen van een beroep dienen, dan wel aan huisraad, voor zoover deze goederen ten tijde van het ontstaan dier schade toebehoorden aan Neder landsche natuurlijke of rechtspersonen of aan Neder landsche onderdanen en binnen de Nederlandsche grenzen door oorlogsgeweld zijn getroffen." In de omschrijving zien wij een beperking der schade tot een drie-tal groepen van goederen, te weten 1. onroerende goederen 2. roerende goederen behoorende tot een bedrijf of dienende tot een beroep 3. huisraad. Schade aan andere goederen, wij denken b.v. aan geld, geldswaardige papieren als effecten, juweelen enz., wordt dus niet vergoed. Een twee-tal verdere beperkingen zijn, dat alleen wordt vergoed de schade aan goederen, die a. Nederlandsche natuurlijke of rechtspersonen of Ne derlandsche onderdanen toebehooren b. gelegen zijn of zich bevonden binnen de Neder landsche grenzen. Deze beperking heeft tot gevolg, dat schade aan goederen, toebehoorende aan vreemdelingen, b.v. Belgen, Franschen, Engelschen, Duitschers, Amerikanen enz., niet wordt vergoed, terwijl anderzijds schade aan goederen, gelegen in Duitschland, België, Frankrijk enz., dus niet binnen onze landgrenzen, evenmin wordt vergoed. Het tweede lid van artikel 1 bevat een zeer belangrijke uitzondering op het hoofdprincipe, en wel deze, dat wat schepen betreft, de vergoeding uitslui tend wordt beperkt tot de schade aan binnenschepen. Slechts indien en voorzoover de Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën zulks bepaalt, zal ook schade aan zeeschepen worden vergoed. De oorzaak van deze bepaling is, dat de schade aan zeeschepen reeds vol gens reeds bestaande wetten zal worden vergoed. Slechts voor de gevallen, dat zeeschepen niet voor vergoeding van schade, ingevolge de bepalingen van die wetten, in aan merking komen, bestaat er reden een bijdrage in de schade te geven ingevolge de thans besproken verordening.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 8