DE RAIFFEISEN-BODE 55 Wie is landgebruiker? Landgebruiker is hij, die rechtstreeks en zonder tusschen- persoon, de leiding van het bedrijf heeft. In den zin van de verordening is dus geen landgebruiker hij, die zijn land verpacht of wel de exploitatie aan een zetboer overlaat. Slechts in enkele gevallen zal er twijfel bestaan indien de leiding van het bedrijf rechtstreeks, dan wel door een tusschenpersoon plaats heeft. In art. 2 der verordening volgt dan de materiëele be paling, waarbij verboden wordt „land" onder bezwarenden titel of om niet over te dragen zonder voorafgaand een schriftelijke vergunning van een erkend Pachtbureau te hebben verkregen, waaruit blijkt dat geen bezwaar bestaat: a. tegen de bedongen tegenprestatie b. tegen de verdere voorwaarden, waaronder de over dracht plaats vindt c. tegen den persoon van den verkrijger en voorts, dat door de overdracht geen bijzondere of algemeene land bouwbelangen worden geschaad. Deze vergunning wordt niet afgegeven indien a. de bedongen tegenprestatie hooger is dan in het jaar 1939 voor soortgelijke goederen in denzelfden streek had kunnen zijn bedongen b. de toekomstige verkrijger geen landgebruiker is. Door deze bepaling is in de eerste plaats de prijs van land aan een bepaalden grens gebonden geworden. Zoodra de tegenprestatie boven de grens ligt, moet het Pachtbureau de overdracht weigeren, zelfs al is aan de andere voor waarden voldaan. De grens is echter niet zeer scheep getrokken, daar het zeer wel mogelijk is, dat in den loop van 1939 voor dezelfde soort grond verschillende prijzen hebben gegolden. De mogelijkheid is lang niet uitgesloten, dat de toepassing van deze bepaling tot vele moeilijkheden aanleiding zal geven. Door de bepaling, dat de toekomstige verkrijger landge bruiker moet zijn, wordt de kring van hen, die land in eigendom kunnen verkrijgen, zeer beperkt, Hoe deze be paling zal werken is niet bekend, doch zeer zeker heeft deze, doordat het aantal gegadigden met en groot aantal wordt beperkt, de strekking om prijsdrukkend te werken, zoodat niet uitgesloten is te achten, dat de landprijzen zelfs zullen dalen onder het peil van 1939. De prijsdruk wordt trouwens nog versterkt door de verdubbeling van de grondbelasting. De verordening stelt tevens den eisch, dat de verkrijger landgebruiker „is". Bij een letterlijke uitleg van deze bepaling is het gevolg, dat hij, die geen landgebruiker is, doch het wil worden, b.v. de zoon van een boer, die zelf een bedriif wil beginnen, geen land kan verkriiéen, terwijl anderzijds hij, die reeds landgebruiker is, vriielijk land zal kunnen koopen, dat hij niet voor eigen bedrijf noodig heeft en dit daarna zal kun nen verpachten. Men krijgt dan wel het land in boeren hand, maar het komt ons voor, dat dit niet de bedoeling der verordening is. Wellicht, dat de Pachtbureaux zich hier de vraag zullen stellen of niet bijzondere of algemeene landbouwbedrijfsbelangen worden geschaad. Wij merken hierbij op, dat in de verordening nergens eenige aanduiding is te vinden wat onder schaden van eenig bijzonder of algemeen landbouwbedrijfsbelang is te verstaan. Het is ons inziens te verwachten, dat de Pacht bureaux op dit punt, ingevolge het bepaalde in art. 7 der verordening, bindende richtlijnen van den Secretaris-Gene raal zullen ontvangen. Ware dit toch niet het geval, dan wordt de deur wagenwijd opengezet, niet alleen voor beslis singen in zeer verschillenden zin van de diverse Pacht bureaux, doch ook voor min of meer willekeurige beslis singen. Worden inderdaad bindende richtlijnen gegeven, dan zal dit de rechtszekerheid zeer zeker ten goede komen, al blijft ook dan de mogelijkheid, dat binnen het raam der algemeen bindende richtlijnen de verschillende pacht bureaux tot afwijkende beslissingen komen. In ieder geval staat wel vast, dat deze beperking door de Pachtbureaux gehanteerd kan worden, ter voorkoming van versnippering van landbouwgronden, dus om het ontstaan van zeer kleine bedrijfjes tegen te gaan. Volgens het derde lid van art. 2 is het verbod van art. 2, lid 1, niet van toepassing op executorialen verkoop en anderen verkoop in het openbaar, mits echter het Pacht bureau heeft verklaard le. dat tegen de veilingsvoorwaarden geen bezwaar be staat 2e. dat de algemeene en bijzondere landbouwbedrijfsbe langen niet worden geschaad. Dit artikelgedeelte geeft aanleiding tot vele vragen. Een der eerste vragen is wel, öf openbaren verkoop te allen tij'de geoorloofd is, mits het Pachtbureau geen bezwaar heeft, öf dat het alleen mogelijk zal zijn bij werkelijke executoriale verkoopen en verkoopen die hierop lijken (quasi executoriale verkoopen) dit zijn verkoopen door hypotheekhouders, krachtens het beding, bedoeld in het 2e lid van art. 1223 B.W.. Geldt voor een openbaren ver koop dan tevens de maximumprijs en dat de verkrijger landgebruiker moet zijn? Op alle deze vragen geeft de verordening geen positief antwoord. De strekking der ver ordening geeft de meeste aanleiding om aan te nemen, dat uitsluitend openbaren verkoop is toegelaten bij executie en quasi-executie (verkoop door den hypotheekhouder) en dat in alle andere gevallen geen openbaren verkooping mag plaats vinden. Neemt men anders aan, dan zou het vermoedelijke resultaat zijn, dat voortaan alle land open baar wordt verkocht en derhalve het in de verordening beoogde doel niet wordt bereikt. Neemt men aan, dat ook voor iederen openbaren ver koop geldt, dat de verkrijger landgebruiker is en tevens, dat geen hoogeren koopprijs mag worden bedongen, dan de in 1939 geldende, dan zal de openbaren verkoop veel van haar belang verliezen. In ieder geval staat vast, dat in de toekomst openbare verkoopingen van land uitsluitend kunnen worden gehou den, nadat de veilingsvoorwaarden door het Pachtbureau zijn goedgekeurd. Het is niet bekend aan welke vereisenten de veilingsvoorwaarden moeten voldoen ten einde de goed keuring te verkrijgen. Waar, b.v. bij verkoop door den hypotheekhouder, uitdrukkelijk is vastgesteld, dat de plaat selijke gebruiken in acht moeten worden genomen, komt het ons voor, dat de Pachtbureaux tegen deze plaatselijke gebruiken geen bezwaar zullen kunnen maken, doch dat in het algemeen de bijzondere voorwaarden op hare waarde zullen worden getoetst. Wij denken hier b.v. aan den ver koop van een onroerend goed in verschillende perceelen, betalingscondities, enz. Tegen verkoop van een onroerend goed in verschillende perceelen kan ons inziens ook wel bezwaar gemaakt worden op grond van het schaden van een bijzonder of algemeen landbouwbedrijfsbelang. Hoe de verordening zal werken, zal in groote mate af hangen van de voorschriften, die door den Secretaris- Generaal van het Departement van Landbouw en Visscherij zullen worden gegeven en door de aan de Pachtbureaux door dezen autoriteit te geven bindende algemeene richt lijnen. Ten slotte opent art. 3 de mogelijkheid, dat in bijzondere gevallen de Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Visscherij, toestemming geeft tot overdracht van land, indien öf een hoogeren prijs is bedongen, dan vol gens de verordening is toegestaan, öf de verkrijger geen landgebruiker is. Dit artikel is bedoeld als veiligheidsklep en zal, naar onze meening, slechts bij uitzondering worden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 7