VERVREEMDING VAN LANDBOUWGRONDEN de raiffeisen-bode Verbod om Landbouwgronden aan niet-landgebruikers te verkoopen 54 Hetzelfde is het geval wanneer men overgaat tot scheiding en deeling van een onverdeelde eigendom. Indien en yoor- zooverre een tegenprestatie is bedongen wordt deze als d verkoopwaarde beschouwd b.v. het bedrag dat wegens over- bedeeling van de medeerfgenamen of mede-eigenaren be taald moet worden. Voor deze gevaUenisspec.aalbepaald dat art. 1129 niet van toepassing is. Dit bepaalt toch uit drukkeïiik dat in deze gevallen degeen aan wie het onroe rend goed' in zijn geheel wordt toebedeeld, geacht wordt het onroerend goed in zijn geheel te hebben bezeten vanaf het moment dat de erflater overleed of vanaf het moment dat de onverdeelde eigendom ontstond, m.a.wdat hijgeacht wordt het goed steeds in zijn geheel te hebben bezeten. Werd dit artikel niet buiten werking gesteld, dan zou nimmer een belastbare overgang plaats vinden. Waar de belasting eerst verschuldigd is bij de °yer schrijving, zal deze verordening misschien tot resultaat hebben dat in deze gevallen b.v. bij vererving, men de akte van boedelscheiding niet in de openbare registers laat inschrijven. De levering behoeft niet meer plaats te hebben, degene wien het onroerend goed was toebedeeld treedt zonder meer in de rechten van den erflater. De uitvoeringsvoorschriften voorzien hierin echter mm meer. Wordt de akte van scheiding en deeling ter registratie aangeboden dan zal de ontvanger tevens moeteii eischen dat 10 pet. van de waarde der bedongen tegenprestatie als waarborg voor de betaling van de verschuldigde belasting W°Voorbelnalnotarieele akte bestaat een verplichte registra tie, zoodat men in die gevallen wel zal moeten laten over schrijven. Hoe wordt de winst berekend? De winst wordt berekend door de bedongen verkoopprijs te verminderen met de aan het onroerend goed toe te kennen verkoopwaarde per 9 Mei 1940. De vervreemder mag echter ook aftrekken de "e^oop- waarde van het onroerend goed, op het tijdstip dat hij het goed verkreeg, onder bijtelling van de kosten van aanbouw opbouw of verbetering, onder aftrek van hetgeen door afbraak of andere vermindering van de zaak is genoten. Er moet hier op gewezen worden, dat er geen sprake is van den aankoopprijs bij de verkrijging, doch de verkoop waarde. Aankoopprijs bij de verkrijging en verkoopwaarde ten tijde der verkrijging behoeven met hetzelfde te zij De verordening bepaalt echter dat in geval voor de ver krijging een tegenprestatie werd bedongen, de verkoop waarde gelijk is aan de waarde van de tegenprestatie. Gevolg hiervan is dat de verkoopwaarde ten tijde der ver krijging, gelijk is aan de aankoopprijs. De vervreemder zal dus goed doen, na te gaan, welke waarde het hoogste was; de geschatte verkoopwaarde I>er 9 Mei 1940, dan wel de door hem bestede aankoopprijs, vermeerderd en/of verminderd met de uitgaven voor aan bouw, opbouw, verbetering enz. en de ontvangsten wegens afbraak, gedeeltelijke verkoop enz. Heeft iemand b.v. onroerend goed gekocht voor^ 0.000, en daarvan een gedeelte verkocht voor 5.000, dan b draagt de aankoopwaarde van het resteerend gedeelte 5 000,-. De reeds vroeger op de gedeeltelijke verkoop gemaakte winst wordt zoodoende mede in de Jekstrng betrokken. Bedraagt nu de verkoopwaarde per 9 Mei 1940 7500,dan zal de vervreemder natuurlijk deze verkoop waarde aanhouden. De belasting wordt eveneens geheven van de verkoop van aandeelen van Naamlooze Vennootschappen, comman ditaire vennootschappen op aandeelen en andere yennoo schappen, wier kapitaal geheel of ten deele in aandeelen is verdeeld, indien de verkoopwaarde der tot het vermogen der vennootschappen behoorende onroerende goederen meer dan 75 pet. bedraagt van het zuiver vermogen dier vennoot- ToHiet zuiver vermogen worden niet gerekend de vorde ringen op aandeelhouders wegens nog niet gestort aandeel kapitaal. Het is in onze opzet overbodig verder op de verkoop van aandeelen in te gaan. Door wie is de belasting verschuldigd? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven, met door de verordening zelf, doch door het uitvoeringsbesluit van 27 November 1940. De belastingplichtige is de vervreemder, of in geval van overgang, degenen die de winst maken. Deze doen binnen 14 dagen nadat de overschrijving heeft plaats gevonden, aangifte en wel bij den Inspecteur, belast met inkomsten- en vermogensbelasting, binnen wiens ambts gebied het vervreemde onroerend goed geheel of grooten deels is gelegen. Ingeval van vererving kan het heffen der waardevermeer deringsbelasting tot onbillijkheid leiden. De erfgenamen betalen reeds successierechten over de waarde van het on roerend goed op het tijdstip van het overlijden, voorzoover deze waarde is begrepen in hetgeen ieder hunner zuiver uit 'de nalatenschap heeft verkregen. Daarenboven moet nog eens waardevermeerderings belasting worden betaald. In dit geval kan misschien ingevolge het bepaalde in art. 7 van het uitvoeringsbesluit geheele of gedeeltelijke onthef fing worden verkregen. Op het gebied van de Landbouw is een zeer belangrijke verordening uitgekomen, n.1. de verordening 219/1940 van de Secretarissen-Generaal van Landbouw en Visscherij, van Financiën en van Justitie, houdende regelen met be trekking tot het vervreemden van landbouwgronden. Wij zullen deze verordening in het kort bespreken. De verordening gaat uit van de grondgedachte, dat het land als productiemiddel geen object mag zijn van specu latie en voorts, dat het voor een gezonde ontwikkeling van den bodemcultuur gewenscht, zoo met noodzakelijk, is dat het land in handen is van hen, die den grond bewerken. Boerenland derhalve in boerenhand. De strekking van het besluit is te voorkomen, dat het land in handen komt van de beleggers en tevens om te be werken, dat het land in de toekomst uit het bezit van den belegger geraakt in het bezit van de boerenbevolking. Prijsopdrijving. Daarnaast houdt de verordening bepalingen in die de hooge opdrijving van den prijs van den grond beoogen tegen te gaan. Wat is land? De verordening verstaat onder „land" alle land, waarop eenigen vorm van bodemcultuur als bedrijf wordt uitge- Deze omschrijving is duidelijk en zal niet tot veel ge schilpunten aanleiding geven. Slechts in uitzonderingsge vallen zal er sprake van kunnen zijn of een vorm bodemcultuur bedrijfsmatig wordt uitgeoefend.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 6