DE RAIFFEISEN-BODE
53
ficatie 10,dus belangrijk minder en wordt dus de be
lasting overeenkomstig art, 10 geheven.
Waren in ons voorbeeld de cijfers anders, bedroeg het
maandsalaris 125,en de gratificatie 50,dan is 'vol
gens art. 10 verschuldigd 4,Ingeval de gratificatie
wordt geteld bij het maandsalaris, dan wordt dit 175,
en is verschuldigd 5,20
over een maandsalaris van 125 is verschuldigd 1,30
Verschil 3,90
Het is dus voordeeliger de gratificatie bij het ioon te
voegen, dus wordt de belasting over gratificatie op deze
wijze berekend.
Tenslotte heeft de invoering der loonbelasting met in
gang van 1 Januari a.s. tengevolge, dat over het loon, ge
noten gedurende de maanden Januari tot Mei, dus over
4 maanden én loonbelasting wordt betaald én inkomsten
belasting, in de aanslag over het jaar 19401941.
Vandaar dat volgens de overgangsbepalingen over de
aanslag in de inkomstenbelasting, voor zoover over het
loon berekend, voor Yi gedeelte ontheffing zal worden
verleend. Het verzoek daartoe moet worden gedaan op het
door iedere werknemer in te vullen formulier.
Men is niet gerechtigd zelf de nog verschuldigde ter
mijnen van de aanslag in de inkomstenbelasting te ver
minderen, doch zal het ontheffingsbesluit van den Inspec
teur dienen af te wachten.
II.
Verordening tot heffing van opcenten op de
Grondbelasting.
(Verordening 226/1940).
Door dit besluit wordt de ten behoeve van den staat ge
heven grondbelasting tenminste verdubbeld.
Te beginnen met het belastingiaar 1941 worden voor on
gebouwde eigendommen geheven 100 opcenten en voor ge
bouwde eigendommen 120 opcenten.
De lasten voor de eigenaren van onroerende goederen
worden aanzienlijk verhoogd. Het valt te verwachten, dat
deze verhooging haar invloed zal doen gelden op de waarde
van onroerende goederen, n.1. deze waarde zal drukken.
Wij zijn hier nog niet aan het einde der belastingsurpri
ses. Nog twee verordeningen zijn op dit terrein verschenen
en wel:
III.
Het Besluit tot heffing van 200
opcenten op de Winstbelasting, ten behoeve
van den Staat.
(Verordening 228/1940).
Men zal dus, te beginnen met de winst over het jaar 1940
30 van de winst aan den Staat en 1,5 aan de gemeente
moeten afstaan.
IV.
Het Besluit tot heffing van een
Waardevermeerderingsbeasting van onroerende goederen.
(Verordening 225/1940).
Deze belasting bedraagt tot 1000,nihil. Van 1000,—
tot 3000,75 van de winst boven 1000,dus bijv.
bij een winst van 2000,75% van 2000.f 1000,
of 75 van 1000,of 750,
Is de winst 3000,of meer, dan bedraagt de belasting
50%.
Bijeenvoeging van de winst, binnen een jaar op
verschillende transacties behaald.
Hebben verschillende overgangen plaats binnen het jaar,
dan worden de verschillende winsten bij elkaar geteld en
zoonoodig de te weinig geheven belasting nagevorderd.
B.v. op 1 Januari wordt een onroerend goed overgedragen
waarop de vervreemders een winst hebben behaald van
1000,en dus geen belasting is geheven.
Op 31 Mei d.a.v. wordt door denzelfden vervreemder een
onroerend vervreemd, waarop hij een winst heeft van b.v.
2500,De fiscus telt hier dan bij de winst, behaald bij
de le overdracht ad 1000,zoodat de totale winst
wordt 3500,Er is aan belasting verschuldigd 1750,
Wordt nu nogmaals door denzelfden vervreemder onroe
rend goed overgedragen, b.v. op 15 Juli, waarop hij een
winst heeft van 500,dan wordt de berekening van de
winst als volgt
Winst le transactie 1000,
2e 2500,—
- 3e 500,—
Totaalwinst 4000,
Verschuldigde belasting 2000,
Reeds betaald 1750,
Nog verschuldigd 250,
Dezelfde vervreemder draagt nu op 30 Juni van het vol
gend jaar wederom onroerend goed over waarop een winst
wordt gemaakt van b.v1250,
Hierbij te tellen de winst van transactie van
15/7 daaraanvoorafgaande 500,
1750,—
waarover aan belasting verschuldigd
562,50 562,50
terzake van de winst ad 500,reeds ge
heven 250,—250,—
Alzoo bij te betalen 312,50
Dit resultaat kunnen wij niet erg billijk achten, daar over
de winst ad 1250,slechts verschuldigd zou zijn ge
weest 187,50, terwijl toch moeilijk gezegd kan worden,
dat over de winst van 500,destijds te weinig belasting
werd geheven.
Het is echter mogelijk dat de toepassing der verordening
een andere zal zijn al geeft de tekst alle aanleiding om de
door ons opgestelde berekening toe te passen.
Wanneer is deze belasting verschuldigd?
Zoodra een onroerend goed door overschrijving van een
stuk in de openbare registers op een ander overgaat, of
indien de overgang van een zoodanige zaak uit een in de
openbare registers overgeschreven stuk blijkt.
Art. 1129 van het B.W. blijft buiten toepassing. Door
art. 6 van het uitvoeringsbesluit wordt nader bepaald dat de
belasting moet worden betaald binnen twee weken na dag-
teekening van het uit te reiken aanslagbiljet.
Dus voor de belastingplicht is niet doorslaggevend het
moment waarop tusschen partijen de overeenkomst van
koop- en verkoop of andere wijze van vervreemding is
gesloten, doch het moment der levering, dus het moment van
overschrijving in de openbare registers.
Dit heeft ten gevolge dat ook de waardevermeerderings
belasting is verschuldigd van overeenkomsten, aangegaan,
vóór dat deze verordening werd gepubliceerd, doch de over
schrijving plaats heeft na de inwerkingtreding.
Volgens art. 11 van het uitvoeringsbesluit zal de waarde
vermeerderingsbelasting niet worden geheven van een over
gang krachtens eene overeenkomst d'e reeds volledig tot
stand was gekomen ten tijde dat het besluit in werking trad.
Een tweede consequentie is dat althans in theorie, wan
neer na een sterfgeval een akte van boedelscheiding wordt
overgeschreven, waarbij een onroerend goed in zijn geheel
aan een der erfgenamen wordt toebedeeld, de waarde
vermeerderingsbelasting verschuldigd zou zijn.