50
DE RAIFFEISEN-BODE
De werknemer, die in dienst is van een buitenlandsche
werkgever, betaalt dus geen loonbelasting. Een dergelijke
werknemer wordt uitsluitend aangeslagen in de inkomsten
belasting.
Een werkgever wordt echter niet spoedig als niet binnen
het Rijk gevestigd beschouwd zoodra de werkgever een
fabriek, kantoor of andere vaste inrichting hier te lande
heeft, wordt hij binnenlandsche werkgever, ook al is de
werkgever in feite in het buitenland woonachtig.
Wie is werknemer?
Het begrip werknemer wordt zeer ruim genomen. Werk
nemer is
a. Ieder die uit, in publiek of privaatrechtelijke dienstbe
trekking verrichte arbeid, loon geniet
b. ieder die uit dergelijke,, vroeger verrichte arbeid, loon
geniet
c. ieder die uit een door een ander, vroeger in een derge
lijke dienstbetrekking verrichten arbeid, loon geniet.
ad. a. Dat de onder a genoemde personen als werk
nemer zijn aangewezen, behoeft weinig toelichting dit zijn
alle die bij het Rijk, provincie, gemeente, waterschap enz.
als ambtenaar, beambte of werkman in dienst zijn en zij, die
in dienst zijn bij vennootschappen of privépersonen. Alle
personen in dienstbetrekking vallen hieronder, dus ook de
knecht in dienst bij een boer, het dienstmeisje en de werk
vrouw.
Onder die omschrijving vallen tevens de bestuurders van
vereenigingen, dus ook de bestuursleden van onze Boeren
leenbanken. (Over de presentiegelden is loonbelasting ver
schuldigd.)
ad. b. Hier worden als werknemer beschouwd, zij die
van hun vroegeren werkgever een pensioen genieten, of in
verband met vroeger gepresteerde diensten onverplicht
eenige wekelijksche of maandelijksche (periodieke) uit-
keering ontvangen.
Als werknemer wordt dus beschouwd, degeen die, na zijn
arbeid te hebben neergelegd, uit hoofde van die vroegere
arbeid, in eenigerlei vorm pensioen geniet.
Kort uitgedrukt De gepensionneerde is werknemer.
ad. c. Hieruit volgt, dat als werknemers worden be
schouwd de weduwe en wezen van een overleden werk
nemer, voorzooverre die weduwe en wezen eenige uitkee-
ring van den voormaligen werkgever ontvangen.
Het begrip werknemer gaat dus reeds ver uit boven de
beteekenis, die in het dagelijksche leven aan dit begrip
Wordt gegeven, doch de verordening gaat nog verder en
brengt onder dit begrip nog commissarissen van vennoot
schappen, vereenigingen en andere rechtspersonen.
De leden van den Raad van Toezicht onzer Boerenleen
banken zijn dus volgens de verordening als werknemers te
beschouwen en zullen over het als zoodanig genoten loon
belasting moeten betalen. (Over de presentiegelden).
Wie is werkgever?
De verordening geeft hier een zeer "korte omschrijving.
Werkgever is hij, die aan een werknemer in den zin der
verordening op de loonbelasting, loon is verschuldigd. Het
begrip werkgever ondergaat hier dus ook een groote uit
breiding. Werkgever wordt b.v., indien de oorspronkelijke
werkgever voor zijn werknemers een pensioenverzekering
heeft gesloten bij een levensverzekeringmaatschappij, die
levensverzekeringmaatschappij, zoodra zij aan den werk
nemer of diens nagelaten betrekkingen eenige uitkeering
moet doen. Is de pensioenverzorging opgedragen aan een
door den werkgever, tezamen met de werknemers in het
leven geroepen pensioenfonds, dan wordt dit pensioen
fonds, werkgever.
Nadat is vastgesteld wie als werknemer moeten worden
beschouwd, dus wie belastingplichtig is, wordt vastgesteld
wat door de belasting wordt getroffen.
Voorwerp der belastingheffing is het genoten loon.
Gezien de ruime omschrijving van het begrip werk
nemer, mag verwacht worden, dat ook van het loonbegrip
een zeer ruime omschrijving zal worden gegeven. In deze
verwachting worden wij niet teleurgesteld.
Wat is loon?
Loon omvat alle inkomsten welke in geld of geldswaarde
uit een dienstbetrekking of een vroegere dienstbetrek
king genoten worden, onverschillig of daarop al dan niet
aanspraak bestaat, alsmede
a. schadevergoedingen of schadeloosstellingen, toege
kend voor gemist of te missen arbeidsloon of ter zake
van het staken van een betrekking
b. vergoedingen wegens overuren, gevarenpremies, we
gens gevaarlijke arbeid, vergoedingen wegens neven
werkzaamheden in verband staand met de dienstbe
trekking.
Vanzelfsprekend past de omschrijving van het loonbegrip
zich aan, aan het zoo uitgebreide begrip werknemer, ter
wijl voorts het begrip loon wordt uitgebreid door daar
tevens onder te brengen de geldswaarde van de door de
werknemers in natura genoten voordeelen, of in de toe
komst uit die dienstbetrekking te genieten.
Onder het begrip loon vallen dus
arbeidsloon,
honorarium,
traktement,
kinderbijslag (ook uit het kinderbijslagfonds),
provisie,
gratificatie,
tantième,
aanspraak op uitkeeringen,
vrije kost,
vrije inwoning,
vrij vuur, vrij licht enz.,
wachtgelden,
verlofs- of nonactiviteitstractementen,
ziektegelden,
pensioenen, waaronder ook weduwe- en weezenpensioenen
en andere soortgelijke uitkeeringen,
presentiegelden voor het bijwonen van vergaderingen als
bestuurslid of commissaris enz.
Uit het voorgaande volgt in beginsel, dat ook als loon
wordt aangemerkt de aanspraak van een werknemer op
pensioenen.
In het volgende artikel wordt aangegeven op welke wijze
de geldswaarde van een niet in geld genoten voordeel moet
worden bepaald.
Voor inkomsten in natura geldt als hoofdregel, dat de
waarde van betgeen in natura wordt genoten, wordt be
paald naar de gemiddelde prijs ter plaatse van verbruik.
De Secretaris-Generaal van het departement van financiën
kan echter bindende voorschriften geven betreffende de
geldswaarde, welke aan bepaalde inkomsten moeten wor
den toegekend. Van deze bevoegdheid heeft de Secretaris-
Generaal reeds gebruik gemaakt en vastgesteld, dat de
geldswaarde van het genot van vrije kost en inwoning bij
een loon van minder dan 100,per maand of 24,per
week, w.ordt gesteld op 25,per maand, resp. 6,
per week.
Iemand die 25,per maand verdient, doch tevens het
genot heeft van vrije kost en inwoning, wordt derhalve in
de loonbelasting aangeslagen naar een belastbaar loon van
50,— per maand.
De geldswaarde van een aanspraak op eenige uitkeering
wordt, zoo de werkgever daarvoor eenige storting bij een
derde doet (b.v. premie betaalt voor een levensverzekering
betaalbaar op 65-jarige leeftijd van den werknemer of bij
diens vroeger overlijden, resp. aan hemzelve dan wel aan
zijn weduwe en weezen) gesteld op de door den werkgever