AIFFEISEN-BODE
DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN DEN
LANDBOUW IN HET BOEKJAAR 1938-1939
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 5
NOVEMBER 1940
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
INHOUD:
REDACTIONEEL GEDEELTE.
Zie Mededeelingen op blz. 39
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
TELEF. 15867
VERSCHIJNT DEN EERSTEN
VAN IEDERE MAAND
ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR
LOSSE NUMMERS 10 CENT
FRANCO PER POST
Redactioneel Gedeelte. IDe economische toestand van
den landbouw in het boekjaar 1 938-1939. 2. Nogmaals:
De Couponbelasting. 3. Afgeven van schuldbekentenissen
en credietakten, na algeheele afwikkeling van het voor
schot of crediet. 4. Opgave Vereenigingen enz. zonder
economisch doel. 3. Verhaal na afloop van faillissement.
6. Onteigening in het belang van den wederopbouw.
7. Liquiditeitsmoeilijkheden bij ondernemingen. 8. Wijzi
ging Statuten en Huishoudelijk Reglement der Boeren
leenbanken.
b. Uit onze Boerenleenbanken. 1Feestdag bij de Boeren
leenbank te Burgwerd. 2. „Dans om de ondergang?''
c. Mededeelingen. 1. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. Geld
zendingen. 3. Statutenwijziging Centrale Bank. 4. Molest-
verzekering. 3. Verzonden circulaires.
d. Advertentiën.
In „Verslagen en mededeelingen van de Directie van den
Landbouw 1940 No. 2, de economische toestand van den
landbouw in 1938/1939 en andere onderwerpen", zijn ge
gevens verzameld betreffende
De bedrijisuitkomsten van den landbouw in het boekjaar
1938/'39, aansluitende op de reeks voorafgaande jaren.
Bij het nagaan van de bedrijfsuitkomsten in den landbouw,
baseert het verslag zich op de gegevens, verkregen aan de
hand van de boekhoudingen afkomstig van de verschillende
bureaux voor landbouwboekhouding, zooals deze gegevens
in het „Landbouwverslag over 1940" verwerkt en gegroe
peerd zijn.
Wanneer wij dan de bedrijfsuitkomsten over 1938/39
willen beoordeelen en vergelijken met vorige jaren, moeten
we bedenken dat van de uitkomsten in den landbouw als
één geheel slechts een zeer globalen indruk verkregen kan
worden. Deze totaal-indruk is dan de volgende, dat de
uitkomsten voor onzen geheelen landbouw, uitgedrukt in een
gewogen gemiddelde, zich in de laatste jaren aldus be
wogen hebben.
Bruto-opbrengst in Netto-opbrengst Uitgaven
Jaren
guldens per ha.
idem
idem
1930/31
378
—10
388
1931/32
272
—73
345
1932/33
257
—28
285
1933/34
288
18
270
1934/35
272
11
261
1935/36
267
17
250
1936/37
313
57
256
1937/38
333
58
275
1938/39
322
35
287
We zien dus dat vergeleken met 1936/37 de bruto-
opbrengst per ha. gestegen is en de netto-opbrengst gedaald.
Vergeleken met 1937/38 zijn zoowel bruto- als netto
opbrengst gedaald. Mogen we daaruit concludeeren dat
onze landbouw over de geheele linie er slechter aan toe is
dan beide vorige jaren
Neen Daartoe moeten we de resultaten nagaan in de
verschillende gebieden en de oorzaken onderzoeken, die op
de bruto- en netto-opbrengsten inwerkten.
Beginnen we met
A. De Akkerbouwstreken.
Blijkens de tabellen in het Landbouwverslag vermeld,
zijn over het algemeen zoowel de netto- als ook de bruto-
opbrengsten in 1938/39, vergeleken met 1937/38 gestegen
(respectievelijk van 47.19 tot 57.82 en van 345.10 tot
f 366.05). We zien hier dus al een verschil met de gemid
delde opbrengsten in den geheelen landbouw. Maar ook
tusschen de verschillende akkerbouwstreken onderling
blijken verschillen te bestaan. Zoo vertoonen b.v. de bruto-
opbrengsten in de graangebieden van Groningen en den
Wieringermeerpolder een flinke stijging. Voor de netto
opbrengsten zien we in het Noorden hetzelfde verschijnsel
(stijging 36.33 per ha.), terwijl de netto-opbrengsten in den
Wieringermeerpolder heel weinig gestegen zijn 0.30). De
oorzaak moet dus liggen in de hooge uitgaven in den
Wieringermeerpolder (stijging van 31.25) als gevolg van
de hoogere loonen en pachten in dat gebied.
In tegenstelling met de gestegen bruto-opbrengsten in deze
twee gebieden (deels veroorzaakt door groote oogsten, deels
door hoogere prijzen) zien we in een ander akkerbouwgebied
een daling in de bruto-opbrengsten n.1. in de Kleibouwstreek
in Friesland 394.60378.71 per ha). Oorzaak hiervan
was dat de aardappeloogst, die voor dat gebied zoo belang
rijk is, aanmerkelijk ongunstiger finantiëele uitkomsten gaf
dan in 1937/38. Daarnaast staat een stijging in de uitgaven
per ha. als gevolg waarvan de netto-opbrengsten met niet
minder dan 32.25 gedaald zijn.
Gaan we de stijgende uitgaven voor de verschillende
akkerbouwstreken na, dan zien we ook hier veel variatie.
Geconstateerd kan worden, dat de stijgende uitgaven vooral
op rekening zijn te stellen van de hoogere pachten en loonen.