MEDEDEELINGEN
DE RAIFFEISEN-BODE
3
Indien wij de grondprijzen vanaf 1929 op den voet vol
gen, zien wij, dat deze zich in dat jaar op een hoog niveau
bevonden, hetwelk echter eenigszins werd gerechtvaar
digd door den eveneens betrekkelijk hoogen prijs der
bodem opbrengsten.
In de jaren vóór 1929 heeft er, naar onze ervaringen,
een vrij levendige „handel" in grond plaats gehad, waar
bij mede tengevolge van een gemakkelijke wijze, waarop
adspirantkoopers aan geld konden komen, te veel is ge
kocht met geleend geld (al of niet op hypotheek).
Toen de crisis in 1929 intrad lieten de gevolgen zich al
spoedig gevoelen, getuige de vele gedwongen verkoopin-
gen van vast goed, die er in de volgende jaren plaats
vonden.
En het gevolg was vanzelfsprekend, dat de zelfgebrui-
kers die in de dure jaren grootdeels met geleend geld
hadden gekocht, nu hun eigendom in andere handen
zagen overgaan, terwijl tevens het geld, dat ze zelf had
den ingebracht bij den aankoop, verloren was.
In de jaren 1932'33 werd over het algemeen het
dieptepunt wel bereikt en kon men zelfs het verschijnsel
waarnemen, dat men onder den indruk der gebeurtenis
sen der laatste jaren, een zekere afkeer van grond had
gekregen.
Geleidelijk herstelden zich de grondprijzen echter
weer, mede ook tengevolge van het feit, dat door de Re-
geeringsmaatregelen een matige opbrengst van de bodem
producten mogelijk scheen. Deze prijsstijging bewerk
stelligde echter geenszins, dat het peil van 1929 weer
werd bereikt.
De oorlog heeft in den toestand een totale ommekeer
teweeg gebracht.
De eerste verkoopingen van Mei weken, wat betreft
de prijzen, nog niet zooveel af van de voor dien tijd gel
dende bedragen. Doch daarna zien wij plotseling een
prijsopdrijving, die o.i. kant nog wal raakt.
Prijzen van 4000.en hooger per H.A. voor bouw
en weiland kwamen ons reeds ter oore en wij vragen ons
met vrees af, of het nog hooger zal gaan.
Als we nu trachtten na te gaan, wat de oorzaak van
deze geweldige prijsstijging is, komen wij tot de conclusie,
dat deze moet worden gezocht in een verregaande deva
luatievrees.
De huidige koopers (meestal geldbeleggers) trekken
zich van eenig rendement van hun in grond belegd kapi
taal niet veel aan.
Bij de huidige pachtprijzen is een rendement liggende
tusschen 1 en 2 geen zeldzaamheid meer. En welke
gevolgen heeft het bovenstaande nu voor een landbou
wer, die een bedrijf wil koopen om het zelf te
exploiteeren?
Dat hij gedwongen wordt om een veel te hoog bedrag
te besteden bij den aankoop van zijn bedrijf, tengevolge
waarvan hij ook op veel te hooge kosten komt te zitten,
temeer waar alle productieprijzen vrijwel zijn gefixeerd
op een bepaald peil en dus bizondere meevallers als uit
gesloten moeten worden beschouwd.
Wij veronderstellen, dat de bestuurders van het over-
groote deel onzer Boerenleenbanken aan dit punt reeds
de noodige aandacht hebben besteed. Mocht dit niet het
geval zijn, dan zouden wij er nog eens met klem op willen
wijzen om toch vooral waakzaam te zijn bij het verstrek
ken van hypotheken. Laat U niet met den stroom mede
slepen. Zoo ooit, dan is er in dit opzicht thans een taak
voor de besturen weggelegd en wel de taak om de leden
te beschermen tegen zichzelf. Wij adviseeren dan ook
aan alle besturen, om bij het behandelen van credieten of
voorschotten, welke moeten dienen tot grondaankoop,
steeds het spreekwoord voor oogen te houden „Bezint,
eer gij begint".
Spreekuren Juridisch Bureau,
ALKMAAR (Landbouwhuis 1012.30) Vrijdag 11 Oc-
tober (Jhr. Mr. Greven).
LEEUWARDEN (Oranje-Hotel 1012) Vrijdag 4 October
(Mr. Verloop). Voor Leeuwarden lette men op de nog iets
gewijzigde uren
Duiische betaalmiddelen.
In Nederland Rijksbank- en Rentenbankbiljetten
evenals munten boven 10 pig. verboden.
Van bevoegde zijde wordt er op gewezen, dat het ter be
taling aanbieden en aannemen van Rijksbankbiljetten,
Rentenbankbiljetten en rijksmunten van meer dan 10 pfg.
verboden is.
In beginsel moeten alle betalingen voor goederen, dienst
verrichtingen enz. in Nederlandsche guldens geschieden.
Ook kunnen „Reichskredietkassenscheine", Reichskredit-
kassenmünzen en rijksmunten van 1, 2, 5 en 10 Pfennig
worden aangenomen.
Het aannemen van de bovengenoemde Duitsche bank
biljetten en rijksmunten, met een hoogere waarde dan
10 Pfennig, moet in ieder geval worden geweigerd. De ont
vanger van dergelijke betaalmiddelen loopt gevaar, hier
van geen verder profijt te kunnen trekken.
(Overgenomen uit de dagbladen).
Functieverdeeling Raad van Toezicht.
De Raad van Toezicht der Centrale Bank heeft in zijne
vergadering van 20 September j.1. de functies als volgt
verdeeld
Voorzitter de Heer K. Eriks Azn. plv. Voorzitter de
Heer D. W. Lindenbergh Secretaris de Heer C. S. van
Beuningen plv. Secretaris de Heer Dr. S. F. A. C. M.
baron van Wijnbergen.
Aangifte buitenlandsch effectenbezit.
De dagbladen hebben dezer dagen melding gemaakt van
een verordening, waarbij men verplicht wordt het bezit
aan buitenlandsche effecten aan te geven. Van inlevering
van deze effecten wordt daarin niet gesproken. Bekend
werd gemaakt, dat er nog een nadere uitvoeringsbeschik
king zal worden gepubliceerd en dat de formulieren voor
de aangifte van dat bezit verkrijgbaar gesteld zullen
worden.
De Boerenleenbanken zullen zich hieromtrent t.z.t.
nader met de Effecten-Afdeeling kunnen verstaan.
Verzonden circulaires.
Op 31 Augustus 1940 verzonden wij een circulaire aan
onze leden, in samenwerking met de Centrale Bank te
Eindhoven, waarin mededeeling werd gedaan van de be
staande plannen omtrent de oprichting van een Stichting,
waarbij het risico van schade tengevolge van oorlogs
handelingen kan worden ondergebracht.
Met onze circulaire van 4 September j.1. werd de aan
dacht gevestigd op de tot stand gekomen wijziging der
Wet op de Couponbelasting, terwijl wij op 13 Septem
ber j.1. een aanvullende mededeeling verzonden omtrent
de getroffen regeling met betrekking tot de uitbetaling
van boterreductiebons, waaraan wij als drukwerk op
27 September j.1. nog een kort bericht hebben toegevoegd,
terwijl tenslotte met onze circulaire van 23 September j.1.
aan onze leden een besluit van het Bestuur der Centrale
Bank werd bekend gemaakt aangaande een wijziging in de
bestaande dispensatieregeling.