20 DE RAIFFEISEN-BODE deerd op een vast bedrag; nieuwe aanschaffingen worden geboekt ten laste van „onkosten" van het jaar van aan schaffing. De post „te verwachten uitkeering uit het kapitaal voor bijzondere doeleinden" is gewaardeerd op het bedrag, dat wij volgens mededeeling van de Centrale Bank, die deze uitkeering aan ons zal hebben te doen, waarschijnlijk kunnen verwachten. De post „Nog te vorderen rente op voorschot ten" is getaxeerd op haar werkelijke waarde (boekwaarde onder aftrek van geschat verlies). De overige posten zijn opgenomen tegen de bedragen, waarin zij per 1 Januari 1939 in onze boeken voorkomen." Natuurlijk zal men uit het bovenstaande moeten weg laten, wat voor zijn Bank niet van toepassing is. De voorlaatste zin b.v. moet worden weggelaten, als men geen uitkeering uit het kapitaal voor bijzondere doeleinden zal krijgen. Het aangiftebiljet betreffende de winst over 1939. I. Berekening van de winst. Sub a moet worden ingevuld het zuiver vermogen bij het einde van het boekjaar (dus per 31 December 1939). Dit wordt berekend op precies dezelfde wijze als het zuiver vermogen op het overgangstijdstip. Men neme dus de balans per 31 December 1939 voor zich, en men ga de verschillende posten hiervan overbrengen op de „afzonderlijke vermogens opstelling per 31 December 1939, behoorende bij de aangifte voor de winstbelasting van de Coöperatieve Boerenleenbank temen neme dus over de bedragen, die op de balans voorkomen, behalve wat betreft de posten „uit staande voorschotten", „rekeninghouders", „overige waarde papieren", „vaste goederen", „meubilair", en de post „Nog te vorderen rente van voorschotten" (al deze posten moeten even worden nagegaan), terwijl wordt toegevoegd (eventueel) de post „Te verwachten uitkeering uit het kapitaal voor bijzondere doeleinden", en worden weggelaten de posten „reservefonds" en „saldo winst". Op welke bedragen men deze posten moet stellen in de „afzonderlijke vermogensopstelling", behoeft, na wat hier boven daaromtrent is opgemerkt, geen toelichting meer. Men moet dezelfde regels van waardeering volgen als bij de invulling van de afzonderlijke vermogensopstelling voor het overgangstijdstip. Sub b behoeft niets te worden ingevuld, behalve misschien- in een enkel geval, waarin een Boerenleenbank een „andere! gewone uitdeeling in geld heeft gedaan", zoodat sub c" hetzelfde bedrag als sub a kan worden ingevuld (behoudens het zoo juist bedoelde uitzonderingsgeval). Sub d behoeft ook niets te worden ingevuld, zoodat sub e weer hetzelfde bedrag komt als sub c. Sub f moet worden ingevuld het zuivere vermogen bij het begin van het boekjaar, dus per 1 Januari 1939. Dit is het zuiver vermogen op het overgangstijdstip, dat is ingevuld in het eerst besproken aangiftebiljet (sub A daarvan). Sub g moet dan worden ingevuld het verschil tusschen het zuiver vermogen op 1 Jan. en op 31 December 1939; dit is de winst (de woorden „het verlies" kan men doorhalen ten minste wij meenen dit voor de overgroote meerderheid der gevallen te mogen aannemen II. Vermindering ingevolge art. 6 lid 1 onder 1. Hier behoeft niets te worden ingevuld. III. Belastbare „salarissen". Idem. IV. Berekening van de „belastbare winst". In de laatste regel worde doorgehaald: „met de belastbare winst correspondeerend verlies" en worde ingevuld het zelfde bedrag, dat reeds is ingevuld sub I g. V. Veranderingen in het gestort kapitaal" anders dan door storting en terugbetaling. Niets in te vullen. VI. Berekening van de belastbare som. Sub a in te vullen het bedrag, dat sub IV is ingevuld (hetzelfde bedrag dus, dat ook al sub Ig staat). Sub b en c behoeft niets te worden ingevuld, zoodat sub d het bedrag sub a komt te staan. Sub e niets in te vullen, zoodat sub f kan worden ingevuld hetzelfde bedrag dat sub d is ingevuld. VIII. Toelichtingen. Onder A door te halen de woorden: „sub a" en in de open ruimte te schrijven „De afleiding van het zuiver vermogen bij het einde van het boekjaar uit de vermogensopstelling blijkt hieruit voldoende duidelijk." Onder B door te halen „balans" (2 maal) en na „te weten" te schrijven, datgene wat hierboven werd opgegeven ter invulling sub G van het andere aangiftebiljet. De afzonderlijke vermogensopstelling, behoorende bij de aangifte van de winst over 1939, wordt ook in tweevoud aan de Kassiers toegezonden. Eén der exemplaren van deze ver mogensopstelling voege men bij het aangiftebiljet, het andere beware men. Diverse opmerkingen. Wij hopen, dat de Kassiers onzer Locale Banken (want op hen zal de taak van invulling der aangiftebiljetten in den regel rusten) aan deze leidraad voor de invulling genoeg hebben. Het spreekt echter van zelf, dat de Juridische Afdeeling der Centrale Bank, of, als het boekhoudkundige kwesties betreft, de Afd. Inspectie, gaarne bereid zal zijn nadere adviezen te verstrekken, als men mocht meenen deze noodig te hebben. Men vrage in ieder geval nader advies in twee gevallen 1°. wanneer men onze leidraad niet begrijpt (want het is eenigszins gevaarlijk een leidraad te volgen, die men niet duidelijk vindt, want dan kan men haar wel eens verkeerd volgen')2°. wanneer de situatie niet geheel normaal is (immers wij hebben bij de samenstelling van de leidraad gedacht aan een normale Bank, waarbij zich geen bijzonder heden voordoen). Verder nog het volgende t De aangiftebiljetten moeten worden geteekend door ten "minste twee Bestuursleden. Men moet er bij voegen een gewaarmerkt afschrift van de balans en van de rekening. Het waarmerken van het afschrift geschiedt door er op te schrijven „Voor afschrift" of „Voor copy conform", en door deze woorden te onder teekenen (door twee Bestuursleden weer). De afzonderlijke vermogensopstellingen, die bij de aan giftebiljetten behooren, behoeven niet gewaarmerkt of onder teekend te worden; onderteekening is o.i. echter wel gewenscht. Hierboven raadden wij reeds aan de afzonderlijke ver mogensopstellingen in twee exemplaren op te maken en één hiervan te behouden voor het archief. De Vermogens opstelling per eind 1939 zal men namelijk weer noodig hebben voor de aangifte van de winst over 1940, want voor de berekening van de winst over 1940 wordt uitgegaan van het vermogen per 1 Januari 1940 per eind 1939). Bij de invulling van elk volgend aangiftebiljet moet men zich dus weer baseeren op een vermogensopstelling, die gebruikt is voor een vorige aangifte, en dus moet men die vermogens opstellingen goed bewaren. Wij geven den raad een aparte map ervoor te nemen; hierin kan dan ook eventueele correspondentie over de winstbelasting worden opgeborgen, zoodat men alles bij elkaar heeft. De inrichting der aangiftebiljetten is zoodanig, dat wij moeten verzoeken onze circulaire van 26 April als vervallen te beschouwen de circulaire van 23 Februari j.1. betref fende de waardeering der effecten blijft echter van kracht.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 4