DE RAIFFEISEN-BODE
19
overgangstijdstip (1 Jan. 1939 dus). Onder zuiver ver
mogen wordt verstaan het verschil tusschen de activa
(bezittingen) en passiva (schulden). Het zuiver vermogen is
dus ongeveer hetzelfde als het belastbare vermogen, dat ons
reeds bekend is uit de aangifte voor de nu afgeschafte
doodehandsbelasting.
Evenmin als bij de berekening van het belastbare ver
mogen voor de doodehandsbelasting is men bij de berekening
van het zuiver vermogen voor de winstbelasting gebonden
aan de cijfers op de balans. Het Besluit op de winstbelasting
(art. 39) eischt slechts, dat bij de berekening van het zuiver
vermogen bepaalde (en uit den aard der zaak verdedigbare)
regels worden gevolgd, en dat deze zelfde regels dan ook
in de toekomst bij de berekening van het zuiver vermogen
zullen worden gevolgd (uit de vergelijking tusschen het
zuiver vermogen van het begin en het eind van het boekjaar
blijkt volgens het Besluit op de winstbelasting, de winst over
dat boekjaar). Het is dus van groot belang, dat reeds ter
stond bij het invullen van het zuivere vermogen op het
overgangstijdstip de juiste regels van waardeering der ver
schillende posten worden gevolgd; regels, die er op gericht
zijn, dat men niet te veel belasting betaalt, terwijl zij
tegelijkertijd boekhoudkundig en moreel juist moeten zijn.
Wij raden onze Boerenleenbanken aan bij de berekening
van het zuiver vermogen op het overgangstijdstip de vol
gende regels in acht te nemen
1°. De post Uitstaande voorschotten" en het onderdeel
rekeninghoudersvan de post „Tegoed in loopende reke
ning" (zie de balans per 31 Dec. 1938) worden getaxeerd
op hun werkelijke waarde; dat wil zeggen van de boek
waarde trekt men af de geschatte verliezen, die er in
mochten zitten, gelijk men zulks placht te doen voor de
doodehandsbelasting (daar de laatste aangifte voor deze
belasting betrekking had op het tijdstip 31 Dec. 1938, is het
gewenscht de werkelijke waarde voor de winstbelasting op
te geven voor hetzelfde bedrag, als zij is opgegeven voor
de doodehandsbelasting, want het overgangstijdstip van de
winstbelasting is 1 Januari 1939, zijnde feitelijk hetzelfde
als 31 December 1938; verschilt de opgave van de werke
lijke waarde voor de winstbelasting van die voor de doode
handsbelasting, dan kan men natuurlijk hiermee last
krijgen).
2°. Het onderdeel overige waardepapieren" (letter g)
van de post „Tegoed in loopende rekening", waardeere men
niet naar de koersen per 31 Dec. 1938, maar naar de
aanschaffingswaardedoch niet hooger dan 100 zie
hieromtrent onze circulaire van 23 Febr. 1940.
3°. De post vaste goederen (onderdeel h. van „Tegoed
in loopende rekening), waardeere men als de Bank vaste
goederen bezit op de aanschaffingswaarde, verminderd
met een jaarlijksche afschrijving van 3 (deze afschrijving
is echter niet geoorloofd bij land)Heeft men dus, om een
voorbeeld te geven, een kantoor laten bouwen in 1933, dat
10.000.heeft gekost, dan worde dit gewaardeerd op
10.000.— minus 6 X 3 van 10.000.— dus op
8.200.—.
4°. De post „meubilair" (onderdeel i. van „Tegoed in
loopende rekening") waardeere men op 1.(of op een
ander nominaal bedrag, b.v. 100.
5°. Een nieuwe post moet worden opgevoerd (onder de
activa) ,,te verwachten uitkeering uit het kapitaal voor
bijzondere doeleinden" (het bedrag der vermoedelijke uit
keering vrage men, als men dit nog niet heeft gedaan, aan
de Afd. Inspectie). Dit geldt natuurlijk alleen voor die
Banken, die recht op een uitkeering hebben.
6°. De post „Nog te vorderen rente van voorschotten"
worde getaxeerd op haar werkelijke waarde, dus op de
balanswaarde minus geschat verlies.
7°. De overige posten van de balans kunnen voor de
berekening van het zuiver vermogen ongewijzigd worden
overgenomen; maar men moet hierbij weglaten het reserve
fonds en het saldo winst over het vorige boekjaar.
Ook moet men een eventueele reserve dubieuse debi
teuren weglaten, ook indien deze op de balans is gebracht
onder het hoofd rekeninghouders (schuld in loopende
rekening)
Dus, om te recapituleeren, teneinde het zuiver vermogen
per 1 Januari 1939 te berekenen, neme men de balans per
31 December 1938 voor zich, men wijzige zoo noodig
de posten „uitstaande voorschotten „rekeninghouders
„overige waardepapieren en „vaste goederen in den boven
aangegeven zin, men voege toe de post „te verwachten uit
keering uit het kapitaal voor bijzondere doeleinden men
telle dan de activa op, en hiervan worden afgetrokken de
passiva (schulden) volgens de balans, met uitzondering van
reserve en saldo winst. Dan heeft men het zuiver vermogen
per 1 Januari 1939.
Deze berekening legge men neer in een speciaal voor dit
doel gemaakt balans je, waarvan afzonderlijk twee exem
plaren aan de Kassiers worden toegezonden (er staat op
„afzonderlijke vermogensopstelling per 1 Januari 1939, be-
hoorende bij de aangifte voor de winstbelasting (vermogen
overgangstijdstip) van de Coöp. Boerenleenbank tes
zooals straks zal blijken, spreekt het aangiftebiljet van
een „afzonderlijke vermogensopstelling", zoodat wij deze
term hebben overgenomen), Eén dezer exemplaren dient om
bij de aangifte te worden overgelegd, het andere om te
worden bewaard. Men vuile dus beide exemplaren in.
Sub B van het aangiftebiljet (wij zijn nog steeds bezig aan
het aangiftebiljet betreffende het zuiver vermogen op het
overgangstijdstip) wordt gevraagd naar het gestorte kapi
taal, naar winstuitdeelingen, na 1 Januari 1939 gedaan over
vorige boekjaren, en naar over die uitdeelingen betaalde
dividend- en tantièmebelasting. Hier kan worden ingevuld
„nihil", want de Boerenleenbanken hebben geen gestort
kapitaal en hebben, voorzoover ons bekend, in 1939 geen
winstuitdeelingen over vorige boekjaren gedaan. (Mocht een
bankbestuur er aan twijfelen, of het een winstuitdeeling in
den zin van de Wet op de Dividend- en Tantièmebelasting
heeft gedaan, dan wende het zich tot de Juridische Af dee
ling om inlichtingen).
Onder C moet, aangezien B nihil is, nogmaals het reeds
sub A vermelde bedrag van het zuiver vermogen worden
ingevuld (bij de Boerenleenbanken is dus het zuiver ver
mogen gelijk aan de z.g. „overgangsreserve", bedoeld sub C).
Alleen wanneer sub B een winstuitdeeling wordt vermeld,
wordt dit anders.
D moet worden doorgehaald. In uitzonderingsgevallen
wende men zich betreffende dit punt tot de Afd. Inspectie,
Sub E worden doorgehaald de woorden: „de balans per
en na „op de volgende wijze" wordt geschreven: „de aflei
ding van het zuiver vermogen uit de vermogensopstelling is
hieruit voldoende duidelijk."
Sub F moeten de verschillen tusschen de „afzonderlijke
vermogensopstelling" per 1 Januari 1939 en de balans per
31 December 1938 worden vermeld. Is de waardeering van
de uitstaande voorschotten op de eerste b.v. 100.000.en
op de laatste 105.000—, dan schrijve men in de tweede
kolom („De verschillen", enz.) „Uitstaande voorschotten"
en in de vierde 5000.Heeft men recht op een uit
keering uit het kapitaal voor bijzondere doeleinden ad
2.000.dan schrijve men in de tweede kolom „te ver
wachten uitkeering uit het kapitaal voor bijzondere doel
einden" en in de derde 2.000.
Sub G worde geschreven „De post „Uitstaande voor
schotten" en het onderdeel „rekeninghouders" van de post
„Tegoed in loopende rekening" zijn getaxeerd op hun wer
kelijke waarde (d.w.z. de boekwaarde onder aftrek van
hierin nog zittende verliezen). Het onderdeel „overige
waardepapieren" van de post „Tegoed in loopende rekening
is gewaardeerd naar den aanschaffingsprijs, maar niet
hooger dan 100 Het onderdeel „vaste goederen" van
genoemde post is gewaardeerd op de aanschaffingswaarde
minus wat betreft gebouwen 3 afschrijving per jaar.
Het onderdeel „meubilair" van genoemde post is gewaar-