AIFFEISEN-BODE Een economisch pleidooi voor de Coöperatie KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT ZES EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 3 SEPTEMBER 1940 OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD REDACTIONEEL GEDEELTE. Zie Mededeelingen op blz. 23 en het artikel betreffende Winstbelasting op blz. 18 REDACTIE EN ADMINISTRATIE TELEF. 15867 VERSCHIJNT DEN EERSTEN VAN IEDERE MAAND ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR LOSSE NUMMERS 10 CENT FRANCO PER POST a. Redactioneel Gedeelte. IEen economisch pleidooi voor de Coöperatie. 2. De aangifte voor de Winstbelasting. 3.Bloed- en Aanverwantschap. 4. Het bewaren van schuldakten na afdoening schuld. b. Mededeelingen. I. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. Wijzi ging Onderling Waarborgfonds. 3. Kosten „Vermogens opstellingen'' voor de Winstbelasting. 4. Verzonden cir culaires. c. Advertentiën. In het Weekblad „Economisch-Statistische Berichten" (nummer van 7 Augustus j.1.) komt een artikel voor, waarin men het woord „coöperatie" tevergeefs zal zoeken. Toch is het een pleidooi voor coöperatie. En een pleidooi van een gehalte, zooals men slechts zelden aantreft. Het levert een economische fundeering der coöperatie, welke haar bij de vele aanvallen, die zij te verduren heeft, niet anders dan zeer welkom zal zijn. Het artikel is van de hand van niemand anders dan Prof. Mr. P. Lieftinck, Hoog leeraar aan de Economische Hoogeschool te Rotterdam, iemand, die ook verschillende regeeringsopdrachten te vervullen had en nog te vervullen heeft. Deze inleiding heeft den lezer voldoende nieuwsgierig gemaakt naar den inhoud van het artikel, en wij zullen hem dus niet langer laten wachten. De korte inhoud van het artikel, dat getiteld is „De economische functie van inkoopcombinatiesis als volgt Van de vrije concurrentie, zegt Prof. Lieftinck (dien wij nu voorloopig aan het woord laten), komt in de praktijk niet veel terecht. Vrije concurrentie beteekent, dat er in de markt een groot aantal aanbieders zoowel als een groot aantal vragers is zóó groote aantallen, dat één der vragers of aanbieders geen merkbare invloed kan uitoefenen op den prijs. In de praktijk echter ziet men dikwijls een klein aantal aanbieders, soms zelfs niet meer dan één aanbieder (bij de vragers komt dit slechts zelden voor). Als er één aanbieder op de markt van een bepaald artikel optreedt, spreekt men van monopolie (een woord van Grieksche oorsprong, dat eigenlijk beteekent alleen-verkoop) zijn er weinig aanbieders (maar meer dan één), dan spreekt men van oligopolie (het Grieksche oligoi beteekent weinigen). Het monopolie en het oligopolie komen vooral voor in de industrie met zijn groote bedrijven. In de markt van radiotoestellen staan niet meer dan een stuk of wat groote producenten (er zijn ook wel kleine, maar die hebben weinig te beteekenen). In de stikstofmarkt vinden we één aanbieder het stikstofsyndicaat. In deze markt bestaat dus een monopolie, in de markt voor radiotoestellen een oligopolie. Het spreekt vanzelf, dat voor de vragers, de consumen ten, de toestand van vrije concurrentie de beste is. Een veelheid van vragers en een veelheid van aanbieders zijn gelijkwaardige tegenpartijen in de markt. Maar als tegen over de veelheid van vragers een klein aantal aanbieders of zelfs één aanbieder staat, zullen de vragers de zwakste marktpartij zijn. Van een vrije prijsvorming, een prijsvor ming, die niet door de macht van een of meer aanbieders (of vragers) wordt beïnvloed, is dan geen sprake meer. De monopolist en de oligopolisten nemen uit den aard der zaak tegenover de vele, niet georganiseerde consumenten, een sterke marktpositie in, met het gevolg „dat zij een merk bare invloed kunnen uitoefenen op de prijsvorming. Waar voor zij deze invloed gebruiken, behoeft nauwelijks te worden gezegd om zooveel mogelijk winst te behalen. Bij het bestaan van monopolie en oligopolie zal de prijs, die de consumenten te betalen hebben, dus hooger zijn dan de prijs, die zij zouden hebben te betalen bij het bestaan van vrije concurrentie. De weegschaal van de prijsvorming slaat dus door naar de richting van de producenten. Het juiste evenwicht, dat op een markt met vrije concurrentie bestaat, is verbroken ten gunste van de producenten, ten nadeele van de consu menten. Zooals gezegd, het monopolie en vooral het oligopolie doen zich in de praktijk dikwijls voor. De voor consumen ten ongunstige marktsituatie wordt vaak nog verder ver slechterd door hun traagheid de consumenten zijn over het algemeen veel gemakzuchtiger, zij handelen veel meer uit sleur, zij rekenen dikwijls minder scherp dan de produ centen. In zulk een constellatie nu kunnen inkoop-combinaties, combinaties dus van vragers of consumenten, een belang rijke en nuttige rol spelen. Zij herstellen, geheel of ten deele, het verbroken evenwicht. Tegenover de machts-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 1