RIJKSBOND VAN LANDBOUW COÖPERATIES RAIFFEISEN 13A Cenfrale. CoöperaF hes 20 Rijks CenLraJe.s 21 Conhrole-bonden 25, Cenhrale Banken 24 CenFrale Aankoop ven. 22 Zuivel Afzeh- ven. 12 Eieren Verkoop Cenhr. 1:18 Cenhrale Slachhe- jirijen 4 Wijnbouw Cenhr&les 24 Acc. Admin. kanhoren 5 Diverse Cenhrales CredieE- coöperaties Goederen- coöperah'es Bedrijfs - coöper&hes BOERENLEENBANKEN IN DUITSCHLAND I IO DE RAIFFEISËN-BODË. 1) t.w. Aan- en Verkoopcoöperaties 3251 2) w.o. Vee-afzet coöperaties 623 Electr. Wijnbouwers coöperaties 497 Dorschver. Zuivelfabr. en Melkinrichtingen 8844 Diverse Eieren- en pluimveecoöperaties 325 Diverse coöperaties 1316 4802 840 1965 Uit deze schematische voorstelling blijkt in de eerste plaats de belangrijke positie van de controle-bonden, waarvan er in Duitschland 21 bestaan. Het werkgebied van die instituten valt in hoofdzaak samen met dat van de gewestelijke of provinciale landbouwbonden. Die controle-instituten oefenen de controle uit op alle aangesloten plaatselijke en centrale coöperaties, dus niet alleen op de boerenleenbanken, maar ook op de aankoop- vereenigingen enz. De coöperaties zijn volgens de Duitsche coöperatie-wet verplicht zich onder controle te stellen. De controle-instanties bepalen zich niet slechts tot de administratieve controle. Haar taak is van veel verdere strekking. Zij waken voor doelmatige en economische dis tributie; ze zijn bevoegd voorschriften te geven terzake van het beheer en zelfs daartoe verplicht indien omstan digheden bij de betrokken coöperaties daartoe aanleiding geven. Naast deze contrölebonden zijn in de Centrale Bond ge- arganiseerd de 20 Rijkscentrales, die bedoeld zijn het ge- heele land te bestrijken. In vele gevallen zijn het „topcen- trales" en bijna alle zijn ze gevestigd in Berlijn. We noe- nen o.a. de Inkoopcentrale voor de kunstmest, granen en /oedingsmiddelen, van landbouwwerktuigen en machines; /erkoopcentrale voor zuivelproducten, voor afzet van vee, /oor verkoop van aardappelvlokken enz. Daarnaast heeft men de Centrale Verzekeringsbedrij- /en, een centrale drukkerij, een centraal accountantskan toor, enz. Gaan we een verdieping verder naar beneden in dezen jrganisatorischen opbouw, dan treffen we daar aan de ver- ichillende (134) centrale organisaties, o.a. ook 25 Centrale 3anken. Dit getal lijkt hoog, maar men moet daarbij in aanmer- ring dat er op 31 December 1937 in totaal 17.890 locale janken (Spar- und Darlehnkassen) waren aangesloten, dus >er Centrale Bank gemiddeld 716, een aantal, dat vrijwel jvereenstemt met het aantal banken, dat onze Centrale elt. Het is overigens zeer interessant een vergelijking te naken tusschen de Duitsche en de Nederlandsche Boeren- eenbanken. Wij ontleenen de gegevens betreffende de plaatselijke janken in Duitschland aan het jaarverslag van het Reichs- 'erband over 1938, waarin de statistische gegevens per >1 December 1937 zijn verzameld. Wij zetten daartoe de cijfers per dien datum van onze toerenleenbanken en van die in Duitschland naast dkaar: BOERENLEENBANKEN IN NEDERLAND (aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht) 31 December 1937 Aantal banken, waarover deze statistische gegevens berekend zijn: 719 (totaal aantal aangesloten ban ken: 729). Aantal bij de 719 boerenleen banken aangesloten leden: 156.597 Gemiddeld per bank: 218 Balanstotaal 719 banken 392.446.000 Gemiddeld per bank 545.800 Spaargelden totaal 325.573.000 Gemiddeld per bank 452.800 Voorschotten en vorderingen in loopende rekening totaal 253.937.000 gemiddeld per bank 353.000 Creditsaldi in loopende reke ning totaal ƒ41.995.000 gemiddeld per bank 58.400 (In Reichsverband) Spar- und Darlehnkassen 31 December 1937 Aantal banken 17.890 Aantal Centrale Banken 23 Aantal aangesloten leden: 2.021.727 113 Gemiddeld per bank Balanstotaal 17.890 banken ƒ2.101.000.000 Gemiddeld per bank ƒ117.500 Spaargelden totaal 1.462.000.000 Gemiddeld per bank ƒ81.700 Voorschotten en vorderingen in loopende rekening totaal 1.369.642.000 gemiddeld per bank 76.500 Creditsaldi in loopende reke ning totaal 278.900.000 gemiddeld per bank 15.600 Bij het vergelijken van dit cijfermateriaal valt ons in de eerste plaats op het groote aantal plaatselijke banken; groot, zoowel absoluut als relatief (in verhouding tot de bevolking). Het aantal banken is vroeger nog grooter ge weest en bedroeg in 1926 b.v. ruim 20.000. Intusschen trekken de volgende gemiddelde cijfers van ledenaantal, balanstotaal, gedeponeerde gelden en opge- Door de aansluiting van Oostenrijk en Sudetenland steeg het aantal landbouwcoöp. met 6000. Opmerkelijk is, dat niet minder dan 14070 credietcoöperaties tegelijkertijd als aan- en verkoopvereeniging fungeeren.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 2