74 DE RAIFFE1SEN-B0DE Zegt de schuldenaar niets, dan kan de schuldeischer beslissen. Maakt de schuldenaar geen gebruik van zijn recht om te beslissen tot betaling van welke schuld hij de som, die hij brengt, wil doen strekken, dan kan de schuldeischer hier over beslissen. Hij kan een kwitantie schrijven, waarin hij vermeldt, dat de betaling strekt in mindering van die en die schuld en wanneer de debiteur deze kwitantie aanneemt, is de door den schuldeischer gedane ,,imputatie" ook voor hem bindend. Brengen wij dit weer in toepassing op het gestelde geval, dan zal de Bank de 1000.in de eerste plaats bestem men tot voldoening van de achterstallige rente en met de rest b.v. de post van 400.geheel afboeken en een gedeelte nog in mindering brengen op de schuld van 600.—. Zet de Bank deze afboeking ook in de kwitantie, die zij aan den voorschotnemer afgeeft, dan kan deze laatste, wanneer hij de kwijting heeft aangenomen, niet meer vorderen dat b.v. het restant in plaats van op de schuld van 600.op die van 800.wordt afgeschreven. Debiteur nóch crediteur zeggen iets. Hoe nu, indien de debiteur niet verklaart op welke schuld het betaalde bedrag in mindering moet worden gebracht en wanneer ook de crediteur hiervan niets in de kwitantie zet? Hier wijst artikel 1435 van het Burgerlijk Wetboek ons de weg. Opeischbaarheid. Wanneer een der schulden onmiddellijk opeischbaar is en de andere niet, dan moet de betaling geacht worden te zijn gedaan op de onmiddellijk opeischbare schuld. Nu doet zich bij onze Boerenleenbanken het geval voor, dat alle voorschotten steeds onmiddellijk opeischbaar zijn. In zoo'n geval moet de betaalde soift afgeboekt worden op die schuld, bij welker voldoening de schuldenaar het meeste belang had te voldoen. Belang van Debiteur. Zoo zal b.v. de Debiteur er belang bij hebben een schuld met een rentepercentage van 6 eerder af te doen, dan een met een lagere rentevoet. Wanneer de rente voor de verschillende schulden ge lijk is (zooals de rente voor verschillende voorschotten bij een Boerenleenbank), is het moeilijk uit te maken bij de voldoening van welke schuld de debiteur het meeste belang heeft. Het hangt dan van de omstandigheden af. Men vrage in zulk een lastig geval advies aan de Juridische Afdeeling. Ouderdom der schuld. Heeft de schuldenaar geen bepaald belang om de eene schuld eerder dan de andere te voldoen, dan geschiedt de toerekening op de oudste schuld. (In ons geval dus op de schuld van pro resto 400.welke uit 1930 stamt). Even oud Ponds-pondsgewijze. Zijn alle schulden even oud, dan wordt het betaalde be drag ponds-pondsgewijze op alle schulden in mindering gebracht. De procentsgewijze toerekening op de verschillende schulden geschiedt dus eerst in het alleruiterste geval, n.1. wanneer de schuldenaar nóch de schuldeischer iets te kennen hebben gegeven en wanneer er tusschen de diverse schulden absoluut geen verschil bestaat, nóch wat onmid dellijke opeischbaarheid betreft, nóch wat het belang van den schuldenaar bij voldoening aangaat, nóch wat den ouderdom raakt. Aldus de imputatieregels. Het is gewenscht, dat eenmaal per jaar aan de Centrale Bank opgave wordt verstrekt van de namen en adressen der leden van Bestuur en Raad van Toezicht, onder vermelding van de functie-verdeeling. Men houde voor gewoonte deze opgave direct na de Algemeene Vergadering te zenden. Zooals men weet, moeten eventueele wijzigingen ook worden opgegeven aan het Handelsregister. Imputatiewenken aan den Kassier. Nu nog iets over de toepassing daarvan. Speciaal voor de Kassiers der Boerenleenbanken. Komt een schuldenaar bij de Bank, die meerdere schul den heeft, (met schulden bedoelen wij hier, behalve door de Bank verstrekte voorschotten, ook de debetsaldi van credieten) en betaalt hij een bedrag dat echter niet vol doende is om al deze schulden te delgen, dan geve de Kassier, indien de debiteur niet er op staat dat hij de be taling op een bepaalde schuld wil doen, hem een kwitantie. Belang der Bank. Bij die kwitantie wordt de betaling toegerekend (in de kwitantie moet dat dus tot uitdrukking komen) aan die schuld, bij welker voldoening de Bank het meeste belang heeft. In het algemeen zal dit wel de post zijn, welke het slechtst gedekt is. In ons voorbeeld de post van 400. (Natuurlijk moet eerst de achterstallige rente van de post van 600.worden voldaan). Zijn alle posten goed gedekt (of alle even zwak), dan doet de Kassier het beste de aflossingsvoorschriften (sub sidiair inperkingsvoorschriften voor zoover het credieten betreft) na te gaan. Afiossings- of inperkingsvoorschriften. Zijn b.v. de aflossingen van het eene voorschot reeds lang verschenen of had het crediet reeds lang ingeperkt moeten zijn en is dat bij de andere voorschotten of credie ten nog niet het geval, dan late hij door middel van de kwitantie de betaling strekken in mindering op het eerste voorschot of crediet. Is er geen verschil in aflossing of inperking der voor schotten of credieten onderling, dan zal de Kassier de be taling ponds-pondsgewijze aan de verschillende schulden moeten toerekenen. Zoo er borgen zijn, is dit ook tegen over hen billijk. Wat, indien de Bank betaling van andere schuld wenscht, dan debiteur? Doet zich het geval voor, dat de schuldenaar wil betalen op een bepaalde schuld, terwijl voldoening eener andere schuld in het belang der Bank, dan kan de Kassier natuurlijk trachten den man te bewegen om alsnog te be talen op die laatste post. Er bestaat hiertoe een machtig wapen, n.1. het zwaard van Damocles van directe invor dering. Geeft de schuldenaar op dit dreigement niet toe, dan zal de Kassier aan 's mans wensch moeten voldoen. Men passé deze imputatie-regels zeer zorgvuldig toe en vrage bij twijfel advies aan de Juridische Afdeeling der Centrale Bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 2