EVACUATIE 66 DE RAIFFEISEN-BODE. tenslotte in den norm van binnenlandsche overeenkomst. Als binnenlandsche overeenkomst kwalificeert de wet overeenkomsten, waarbij de schuld uitgedrukt is in- of mede in Nederlandsch geld, in goud of in de tegenwaarde daarvan in Nederlandsch geld, terwijl de betaling althans op 26 September 1936 slechts rechtsgeldig in Nederland zou kunnen plaats hebben. In de practijk zal het bij de beoordeeling of een overeen komst een binnenlandsche overeenkomst is in den zin der Wet op de goudclausules 1937, veelal neerkomen op de vraag of de debiteur op 26 September 1936 slechts „ergens in Nederland" rechtsgeldig had kunnen betalen. Om dit te kunnen beoordeelen zal een kleine uiteenzet ting over de betalingsregels niet overbodig zijn. Volgens artikel 1429 van het Burgerlijk Wetboek moet de betaling (wanneer het althans een geldschuld betreft) geschieden ter woonplaatse van den schuldeischer, zoo lang deze bij voortduring blijft wonen (domicilie heeft) in de gemeente, waar hij ten tijde van het aangaan der ver bintenis domicilie had en anders ter woonplaatse van den schuldenaar. Natuurlijk lijdt deze regel uitzondering, wanneer de plaats van betaling uitdrukkelijk in de overeenkomst is neergelegd, in welk geval deze plaats natuurlijk prevaleert. De toepassing van deze regels kan het beste met een voorbeeld geïllustreerd worden. Stel A. heeft in 1934 1000.geleend aan B. A. woont in het buitenland, B. woont in Nederland. In de schuldbekentenis is een goudclausule neergelegd. Is deze clausule geldig? Er zijn drie mogelijkheden I. Wanneer de plaats van betaling in de schuldbeken tenis is neergelegd en deze plaats in Nederland ligt, kon B. dus op 26 September 1936 slechts rechtsgeldig in Neder land betalen en is de goudclausule dus nietig. II. Had A. ten tijde van het aangaan der geldleening (1934) zijn domicilie niet in dezelfde plaats waar hij het op 26 September 1936 had, dan had betaling op dien datum slechts rechtsgeldig kunnen plaats vinden ter woonplaats van B., dus in Nederland, met gevolg dat de goudclausule ook in dit geval nietig is. III. Had A. ten tijde van het aangaan der geldleening zijn domicilie op dezelfde plaats waar hij het op 26 Sep tember 1936 nog had, dan zou op dien datum aldaar be taald moeten zijn geworden en kon B. ook slechts daar rechtsgeldig betalen. a. Ligt deze plaats in Nederland, dan is de goudclausule dus nietig. b. Ligt de plaats over de grens, dan is de goudclausule geldig. Verder zal het, met name in hypotheekaktes, veelal voorkomen dat partijen hebben verklaard „voor alle ge volgen dezer overeenkomst woonplaats te kiezen ten kantore van den bewaarder der minuutakte" of iets der gelijks, zoodat de betaling ten kantore van den Notaris (gekozen domicilie) slechts rechtsgeldig in Nederland had kunnen geschieden op 26 September 1936 en de goud clausule dus nietig is. Resumeerende zal men dus kunnen zeggen, dat de goud clausule in contracten nietig is, indien zij voorkomt in een overeenkomst 1. welke uitmaakt een overeenkomst van geldleening (mits niet ter beurze van Amsterdam genoteerd), of van vestiging van altijddurende renten, van verhuring of verpachting of tot vestiging van een zakelijk recht op een onroerende zaak 2. welke is aangegaan vóór 27 September 1936 3. waarin de schuld in- of mede in Nederlandsch geld, in goud, of in de tegenwaarde daarvan in Nederlandsch geld, is uitgedrukt 4. waarbij de debiteur op 26 September 1936 alléén in Nederland rechtsgeldig kon betalen. Goudclausules in contracten, gesloten op of na 27 September 1936. Komt een goudclausule voor in een overeenkomst, welke niet voldoet aan bovengemelde vereischten, dan is die goudclausule derhalve geldig. Men ziet dus dat een goudclausule, neergelegd in een overeenkomst, aangegaan op of na 27 September 1936, geldig is. Toch zal het ons inziens niet veel zin hebben in de onder 1. met name genoemde, op of na 27 September 1936 gesloten overeenkomsten een goudclausule te verwerken. Wanneer het zoover komt, dat wederom gedevalueerd wordt, zal naar alle waarschijnlijkheid ook wel een soort gelijke wet als die van 24 Mei 1937, het licht zien, welke terugwerkt tot op den dag der devaluatie. Dit is ook in overeenstemming met den gang van zaken in het buiten land. Veel er mede opschieten zal men dus wel niet In ons vorig nummer noemden wij het woord „evacuatie" als een goed voorbeeld voor de bewering, dat een bepaald woord of begrip, dat tot dusverre vrijwel onbekend was, in zeer korten tijd ingeburgerd kan geraken, zoodat het door iedereen gebruikt en begrepen wordt. Uit dit tot voor kort vrijwel onbekend zijn van het be grip „evacuatie", vloeit vanzelfsprekend voort, dat men hiermede (gelukkig ook nog geen ondervinding heeft opgedaan, zoodat alles wat men hierover zeggen wil, groo- tendeels veronderstellenderwijs dient te geschieden. Het is echter wijze voorzorg ook voor ons land met de mogelijkheid, dat wij met de werkelijkheid van de evacuatie te maken zullen krijgen, rekening te houden. Het is dus te begrijpen, dat ook wij, zonder ons ook maar in eenig opzicht ongerust te maken, onze gedachten hebben laten gaan over het vraagstuk der evacuatie en dan meer in het bijzonder over evacuatie en boerenleenbanken. Wat de evacuatie in het algemeen betreft, kan alleen met zekerheid gezegd worden, dat van Regeeringswege verschillende maatregelen genomen zijn en voorbereidin gen worden getroffen. Ten aanzien van de evacuatie der burgerbevolking kunnen twee soorten worden onderscheiden, n.1. de groote evacuatie, welke plaats zal vinden bij een ernstige vijande lijke bedreiging van ons grondgebied en de evacuatie, welke het gevolg is van de inundatie. De te ontruimen gebieden worden door de militaire autoriteiten aangewezen, terwijl de bevolking ten aanzien van de evacuatie verdeeld wordt in verschillende groepen. Er zullen personen zijn, die onder alle omstandigheden moeten blijven, omdat hun aanwezigheid uit hoofde van het belang van de landsverdediging, de volkshuishouding of de veiligheid van de burgerbevolking noodig zal zijn. Dan is er de groep der buitengewoon dienstplichtigen en tenslotte de groote groep der voor afvoer bestemde personen. De verplaatsing van de burgerbevolking staat onder lei ding van den militairen etappendienst, terwijl de huis vesting in de vluchtoorden geregeld wordt door de Com missie Afvoer burgerlijke bevolking, ressorteerend onder het Departement van Binnenlandsche Zaken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 2