WAT U Hei Bankgeheim. NOODIG HEBT LIGT HIER voor U KLAAR! 52 DE RAIFFE1SEN-B0DE voor Uw administratie staat in onze catalogus. Wat in onze catalogus staat, En wat U noodig mocht hebben, dat NIET in de catalogus staat, leveren wij in 99 van de 100 gevallen óók. werp. Ook kan men het aan het Pachtbureau in te zenden ontwerp niet dateeren en het definitieve contract dag- teekenen op den datum van onderteekening van dit defini tieve contract. De termijn van drie maanden, hieronder genoemd, begint dan pas van dien datum af te loopen. Dit gezegelde exemplaar wordt dan door beide partijen onderteekend en tegelijk met de andere geteekende, ongezegelde exemplaren, ter registratie aangeboden. Slechts één exemplaar behoeft n.1. gezegeld te zijn, mits de andere exemplaren tegelijk met het gezegelde, binnen drie maanden na de dagteekening der akte en in ieder geval binnen een maand na den aanvang der pacht, ter registratie worden aangeboden. Als dagteekening geldt niet de datum van goedkeuring der akte door het Pachtbureau, doch de datum van onder teekening door partijen van het aan het Pachtbureau inge zonden ontwerp-contract, of, zoo dit ongedateerd is inge zonden, de datum van het definitieve contract. Een voordeel is, dat de termün van 8 dagen na het aan gaan der pachtovereenkomst, binnen welke een pacht- contract bij den Pachtkamer moet worden ingediend, niet geldt voor de indiening van het ontwerp bij het Pacht bureau. Toch is het zaak, niet te wachten met de indiening van het contract bij het Pachtbureau, in verband met den termijn van 3 maanden na dagteekening der akte en 1 maand na het ingaan der Pachttijd, binnen welke alle exemplaren ter registratie moeten zijn aangeboden ge worden, wil men niet voor alle exemplaren zegelrechten betalen (Dit geldt natuurlijk alleen voor ontwerpen die bij de indiening reeds zijn gedagteekend Een pachtovereenkomst, welke door een Erkend Pacht bureau is goedgekeurd, behoeft niet meer aan de Pacht kamer ter beoordeeling gezonden te worden. Met de goed keuring van een Pachtbureau, zegeling en registratie, is de kous dus af. Beroep op de uitspraak van het Pachtbureau staat niet open. De uitspraak is voor partijen bindend, wanneer zij zijn overeengekomen zich daaraan te onderwerpen. Deze tweede weg is dus eenvoudiger en minder formeel. Zij brengt bovendien minder risico mee, waarbij wij spe ciaal doelen op het risco van te late indiening bij de Pacht kamer, door treuzelarij bij de Registratie en de lastige gevolgen daarvan voor den verpachter. Tenslotte is het misschien hier niet overbodig te ver melden, dat de mogelijkheid bestaat, dat een pachtcontract dat door het Pachtbureau is goedgekeurd, bepalingen be vat, waarmede de Pachtkamer het niet geheel eens is. Dit zal eerst blijken wanneer over zoo'n pachtcontract een rechtsquestie rijst, welke door de Pachtkamer berecht wordt. In de practijk zal dit bezwaar echter wel zijn te verwaarloozen, daar toch in vele gevallen de Pachtkamer en het Pachtbureau voeling met elkander zullen houden. Er is al veel geschreven over het bankgeheim, en er zou geen aanleiding zijn om nog iets aan het reeds geschrevene toe te voegen, ware het niet, dat kort geleden van de hand van een deskundige op fiscaal terrein, Mr. Dr. E. Teken broek, een artikel is verschenen, dat een zeer volledige en heldere uiteenzetting van de materie geeft. Het is een artikel, getiteld „Het zoogenaamde fiscale bankgeheim", verschenen in Economisch-Statistische Berichten van 25 Oct. j.1. Naar aanleiding en met gebruikmaking van dit artikel willen wij een en ander over het bankgeheim mededeelen. De drie zijden van de geheimhoudingsplicht. De geheimhoudingsplicht heeft over het algemeen drie zijden: een burgerrechtelijke, een strafrechtelijke en een fiscaalrechtelijke zijde. De burgerrechtelijke zijde van het bankgeheim is deze: de bankier is verplicht, krachtens uitdrukkelijke of stil zwijgende overeenkomst met zijn cliënten, om over hun zaken te zwijgen (bij onze Boerenleenbanken berust dit op een uitdrukkelijke overeenkomst, zijnde de desbetreffende Statulenbepalingl. Wanneer de bankier zich niet houdt aan deze uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst, kan de cliënt hem aanspreken tot schadevergoeding. Bij onze Boe renleenbanken verbeurt hij, die het bankgeheim schendt, bovendien een boete (zulks op grond van Statuten en huis houdelijk reglement). Het bankgeheim strekt zich, wat de burgerrechtelijke kant betreft, echter niet zoo ver uit, dat de bankier, die in een burgerlijk proces tusschen zijn cliënt en een derde als ge tuige wordt opgeroepen, zich van het geven van getuigenis kan verschoonen. Tenminste dit is enkele malen door den rechter uitgemaakt. De rechter heeft echter tevens beslist, dat een bankier, die als getuige is opgeroepen, niet verplicht is om zich in zijn boeken en administratie te oriënteeren be treffende de feiten, waaromtrent hij verwacht te zullen worden ondervraagd. Hij mag dus geheel onvoorbereid naar het getuigenverhoor gaan, en dit kan in vele gevallen tot gevolg hebben, dat hij weinig of niets zal kunnen verklaren, zoodat practisch het bankgeheim bewaard blijft. De plicht tot geheimhouding, die rust op notarissen, artsen en sommige andere functionarissen, heeft ook een straf rechtelijke zijde, welke hierin bestaat, dat op schending van dien plicht door het Wetboek van Strafrecht straf is gesteld. Het bankgeheim mist zulk een strafrechtelijke zijde. Het wordt in het Wetboek van Strafrecht niet genoemd en de bankier, die het schendt, kan op dien grond dus niet met den strafrechter in aanraking komen. (In het voorbijgaan merken wij op, dat wij kortheidshalve steeds spreken van „bankier", maar dat wij daarbij ook denken aan de leden van het bestuur en van den raad van toezicht en aan den kassier eener Boerenleenbank). De fiscaalrechtelijke zijde van het bankgeheim. De derde zijde van het bankgeheim is de fiscaalrechtelijke. Voor de belastingen is de kwestie van het bankgeheim van zeer veel belang. Volgens verschillende belastingwetten zijn de belasting plichtigen verplicht om aan de belastingambtenaren inzage te geven van hun boeken en bescheiden. Voor bankiers en banken wordt geen uitzondering gemaakt. Nu rijst hier het bezwaar, dat de fiscus op die manier, door inzage van de boeken van de bank, gegevens over inkomen en vermogen van haar cliënten te weten kan komen, waarmee het bank geheim tegenover den fiscus zou zijn getorpedeerd. Het ligt dus voor de hand, dat de banken hebben getracht om aan die verplichting om inzage te verschaffen een zoo eng mogelijke toepassing te geven. Zoo hebben zij gedeelten van boeken de namen en adressen van cliënten beplakt of

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1940 | | pagina 4