OPPASSEN!
Bij uifbefaling van hef saldo van
een spaarboekje frekke men hef boekje in.
36
DE RAIFFEISEN-BODE
Wat de rente betreft, houden de Boerenleenbanken zich
dus inderdaad zooveel mogelijk aan het beginsel „business
as usualDe noodzakelijke afwijking daarvan is belangrijk
kleiner dan de afwijking, waartoe zij op grond van de rente
wijziging op de open markt gerechtigd zouden zijn.
Ook op het gebied van de credietverleening behoort het
„business as usual" te gelden. Maar met de noodzakelijke
restrictie: voorzoover zij met goed bankbeleid in overeen
stemming te brengen is. De omstandigheden eischen extra
voorzichtigheid wat betreft soliditeit en liquiditeit. Voor
zoover het met deze voorzichtigheid overeen te brengen is,
zullen de Boerenleenbanken als gewoonlijk trachten aan de
credietbehoeften van den landbouw te voldoen,
Of de landbouw in den eersten tijd veel behoefte aan
crediet zal hebben, staat overigens nog te bezien. Het hangt
geheel af van de ontwikkeling van de algemeene situatie.
Maar dat op het gebied van den akkerbouw eenige crediet-
behoefte zal ontstaan, is niet onwaarschijnlijk. Verbouw
van enkele producten, in het bijzonder tarwe, zal moeten
worden uitgebreid. Deze uitbreiding zal uit den aard der
zaak kosten medebrengen, en deze kosten zullen misschien
gedeeltelijk moeten worden gevonden uit credieten.
Indien mocht blijken, dat de Boerenleenbanken op dit
terrein een taak te vervullen hebben, zullen zij natuurlijk
niet aarzelen deze op zich te nemen.
„Business as usual" dus, zooveel het ons mogelijk is.
Dat zij ons richtsnoer. Een richtsnoer, dat kalmte en zelf-
beheersching vereischt. Maar hieraan heeft het den Neder-
landschen boerenstand nooit ontbroken
Hoe men erin kan loopen
als men niel nauwkeurig lel
op de vereischte formaliteiten
Plaats van het drama Zeeuwsch-Vlaanderen. Mede
spelenden 1. het Bestuur van het Waterschap, luisterende
naar den schoonen naam „Oranje-Dierentijd", 2. de ont
vanger-griffier van dit Waterschap, 3. de weduwe
BlondeelGevens.
In 1929 neemt het Bestuur van genoemd Waterschap een
bedrag van 3000,— op bij de weduwe Blondeel, tegen
afgifte van een behoorlijk geteekende schuldbekentenis.
In dit document wordt verwezen naar een besluit van de
vergadering van ingelanden van 16 Mei 1929. Inderdaad
had deze vergadering op dien datum een besluit genomen,
waarbij het Bestuur werd gemachtigd tot het opnemen van
„kasgeld al naar gelang van de behoeften".
De weduwe Blondeel stortte haar 3000,in handen
van den ontvanger-griffier, als den tot ontvangst van voor
het Waterschap bestemde gelden aangewezen functionaris.
Tot zoover geen wolkje aan de lucht.
Enkele jaren later echter staakte het Waterschap de
betaling der rente op de leening. Donderslag uit helderen
hemel voor de weduwe Blondeel, die meende haar geld zoo
soliede te hebben belegd.
En dit was nog niet haar laatste schrik. Nog erger was
het, toen zij moest vernemen, dat het Waterschap niet alleen
weigerde de rente te betalen, maar ook ontkende verplicht
te zijn tot terugbetaling van de hoofdsom. Reden de
ontvanger-griffier had de 3000,verduisterd.
Maar zoo zult gij, lezer, vragen de weduwe Blondeel
had toch een schuldbekentenis, die in orde was, en die
berustte op een besluit der vergadering van ingelanden
Ook de weduwe Blondeel stelde zichzelf natuurlijk deze
vraag en toog er mede naar een advocaat. Deze troostte
haar met het vooruitzicht, dat de rechter op grond van die
schuldbekentenis en dat besluit het Waterschap wellicht tot
betaling zou veroordeelen, en hij gaf haar dus den raad om
haar geluk te beproeven in een procedure. Welke raad de
weduwe opvolgde.
Edoch met welk een tragisch resultaat In drie
instanties, door Rechtbank, Gerechtshof en Hooge Raad,
werd de eisch van de weduwe afgewezen.
Wat was hiervan de reden? Waren de schuldbekentenis
en het besluit van ingelanden dan niet in orde?
De schuldbekentenis was goed; de handteekeningen waren
echt. De kneep zat hem in het besluit van ingelanden.
Hierbij was machtiging verleend tot het opnemen van
„kasgeld al naar gelang van de behoeften". De rechter
bevond, dat de leening, opgenomen bij de weduwe Blondeel,
geen kasgeld leening (d.i. een leening, bestemd om binnen
het loopende dienstjaar te worden afgelost) was, en dat
het Waterschap ook niet behoefte aan geld had gehad, toen
de weduwe de 3000,-verschafte. De rechter besliste
derhalve, dat het besluit van ingelanden de geldleening niet
dekte, en dat het Waterschap hiervoor dus niet aan
sprakelijk was.
Dit is het eind van het drama. De weduwe Blondeel werd
naar huis gestuurd, zonder geld, en mèt een hooge kosten
rekening.
Wat is de moraal, die het belangstellende publiek uit deze
droeve historie kan leeren
Dat men, wanneer men geld leent aan een Waterschap,
zéér nauwkeurig moet letten op de redactie van het besluit
van ingelanden. Deze redactie moet van dien aard zijn,
dat zij geen twijfel laai, dat de onderhavige leening door
het besluit wordt gedekt.
Deze moraal geldt niet alleen voor leeningen aan Water
schappen, maar in het algemeen voor leeningen aan rechts
personen, waarbij een besluit van een of ander orgaan ver
eischt is om het Bestuur van de rechtspersoon tot het aan
gaan van leeningen bevoegd te maken.
Wanneer de Afd. Inspectie of de Juridische Afdeeling
van de Centrale Bank om de een of andere „pietluttigheid"
aanmerking maakt, en wanneer men de neiging in zich voelt
opkomen om zich eens goed hieraan te ergeren, dan denke
men aan de weduwe Blondeel, die door den rechter naar
huis werd gestuurd, zónder haar geld en mèt een hooge
kostenrekening. Hopenlijk zal dan de neiging tot ergernis
worden vervangen door een neiging tot waardeering van het
wakend oog der Centrale Bank
Bij sommige Boerenleenbanken bestaat de gewoonte om
bij uitbetaling van het saldo van een spaarboekje niet het
boekje in te trekken, maar uitsluitend een kwitantie te
laten teekenen en het boekje in het bezit van den spaarder
te laten.
Deze gewoonte is niet geheel vrij van bezwaar. Wanneer
de kwitantie eens weg mocht raken, heeft de Bank geen
bewijs van uitbetaling van het saldo. De aanteekening in het
boekje immers van die uitbetaling is geen voldoende bewijs,
want zij wordt niet door den spaarder geteekend (wij be
doelen hier niet de kwijting op de laatste bladzijde, maar
de aanteekening in de kolom van uitbetalingen).
Het gevaar van zoek raken van de kwitantie is wel is waar
gering, maar het is toch niet zoo gering als men misschien
denkt. De spaarder kan b.v. 15 jaar na de uitbetaling nog
eens om uitbetaling komen zou er dan geen kans zijn, dat
de kwitantie niet meer te vinden is
Het is dus beter en voorzichtiger om het boekje op de
laatste bladzijde door den spaarder te laten kwiteeren en
het vervolgens in te trekken.
Heeft de spaarder later nog een afschrift van zijn reke
ning noodig, dan kan dit hem altijd worden gegeven uit het
grootboek.