34 DE RAIFFEISEN-BODE Elke versterking harer reserve beteekent voor een Bank verbetering van haar liquiditeit, immers hoe betere reserve, hoe grooter weerstandsvermogen en naarmate het weer standsvermogen eener Bank grooter is, zal zij ook beter in staat mogen worden geacht om aan haar financiëele ver plichtingen te kunnen voldoen. Versterking van de reserve beteekent dus ook versterking van de soliditeit der Bank en zal het vertrouwen in haar doen toenemen. Hoe de reserve gevormd wordt. Hiervoor zeiden we reeds, dat in het woord reserve steeds het begrip zit van „achterhouden". Wanneer de Boerenleenbanken dus een reserve gaan vormen of versterken, zullen zij ook iets moeten „achter houden". En dit „iets" is bij de Boerenleenbanken de winst. De Statuten der Boerenleenbanken zeggen in art. 41 sub 1 „De winst wordt bewaard en tot een fonds gevormd". De Boerenleenbanken keeren derhalve hun winst niet uit, besparen deze en storten ze in een fonds, dat we dan gewoon zijn de reserve te noemen. De reserve bij de Boerenleen banken is derhalve de bespaarde winst van afgeloopen jaren. Niet alleen, dat de Statuten aangeven, hoe de reserve gevormd wordt, maar zij onderstreepen ook nog eens ten duidelijkste hoe uiterst belangrijk de reserve is, door deze aan te wijzen als één van de middelen, waardoor de Boeren leenbanken hun doel, n.1. de verbetering van het landbouw bedrijf in den ruimsten zin des woords, kunnen bereiken. Art. 2 van de Statuten der Banken zegt in het tweede lid: „Zij (d.i. de Bank) tracht haar doel te bereiken, door a. het verleenen van voorschot of crediet aan hare leden; b. het rentegevend en veilig beleggen van de bij haar gedeponeerde gelden; c. het vormen van een reservefonds. Hieruit kan dus wel blijken, dat het vormen van een reserve een eisch is, die aan een goed financiëel beheer moet worden gesteld. Hoe groot de reserve moet zijn. We kunnen ons voorstellen, dat bij de beheerders van Boerenleenbanken na hetgeen hiervoor is gezegd, de vraag opkomt Hoe lang moet een Boerenleenbank eigenlijk door gaan met het achterhouden der winst en het toevoegen daar van aan de reserve Moet zij daarmede maar steeds aan den gang blijven of zijn er grenzen aan te wijzen, waarbij men zegt Nu behoeft de reserve niet verder aan te groeien? Ook hierop geven de Statuten een antwoord. In art. 41 sub 2 wordt aangegeven „Jaarlijks wordt nagegaan of het fonds de hoogte bereikt heeft van een vierde gedeelte van het bedrag der bij de Bank gedeponeerde en door de Bank opgenomen gelden, op de balans van het voorafgaande boekjaar voorkomende." De bedoeling is duidelijk. De bij de Bank gedeponeerde gelden zijn door haar opge nomen van spaarders en deposanten. Deze hebben groot belang bij een gezonde en stevige finan- cieele positie van de Bank, bij welke zij hun gelden hebben gedeponeerd. De vorming van een reserve zal, zooals we reeds opmerk ten, het vertrouwen in de Bank versterken. Vandaar dat de Statuten als grens aangeven een zeker percentage van de gelden, door spaarders en deposanten bij die Bank gedeponeerd, waardoor zij, als crediteuren, hun vertrouwen in de Bank zien bevestigd en verstevigd. Raiffeisen zegt in zijn boek „Die Darlehnkassen-Vereine", wanneer hij spreekt over het in rekening brengen van provisie „Dit dient zóólang te geschieden, totdat de reserve een zoodanige hoogte heeft bereikt, dat uit de rente daarvan de totale bedrijfsonkosten bestreden kunnen worden." Zooals men ziet zijn er inderdaad wel enkele richtlijnen aan te geven voor het bepalen van de hoogte der reserve. Veel behoeven we hier verder niet van te zeggen, daar nog vrijwel geen enkele Bank haar reserve tot een derge lijke hoogte heeft kunnen opvoeren, zoodat voor nagenoeg allen bij voortduring de verplichting om te zorgen voor vorming en voldoende versterking der reserve onverminderd blijft voortbestaan. Wèi willen we nog opmerken, dat het, om een voldoende reserve te bereiken, o.i. noodzakelijk zal zijn de rente tarieven voor op te nemen en gedeponeerde gelden zóódanig te stellen, dat jaarlijks ongeveer van het bedrag der uitstaande voorschotten en credieten tenminste wordt over gespaard. Wat men vaak tegen de reserve aanvoert. In de kringen van onze Boerenleenbanken hoorde men vroeger veelal en nu nog wel eens de opmerking maken Waarom moet een Boerenleenbank eigenlijk zooveel aan dacht besteden aan vorming en versterking harer reserve We doen op die manier eigenlijk niet anders dan een spaarpot vormen voor onze kleinkinderen. Die moeten maar voor zichzelf zorgen, dat hebben wij ook moeten doen. Bovendien hebben we nog iets veel beters dan een reserve, n.1. onze onbeperkte aansprakelijkheid. Dat is eigenlijk onze reserve en die onbeperkte aansprakelijkheid vormt een veel grootere waarborg dan een reserve ooit kan zijn. De Boerenleenbanken zijn er toch, zoo redeneert men verder, om den landbouw zoo goedkoop mogelijk aan het benoodigde crediet te helpen. Dat is de hoofdzaak en daarom mogen we de rente vooral niet te hoog stellen, ter wijl ook de door de Bank te vergoeden rente weer niet te laag mag zijn, want dat is weer niet in het voordeel van spaarders en deposanten. Vooral in deze tijden wil men dit bezwaar nog al eens zwaar laten wegen. Immers, zoo zegt men, als de landbouw moeilijke tijden doormaakt, dan is het de taak van de Boerenleenbanken om den landbouw daarin tegemoet te komen door de rente zoo laag mogelijk te stellen en de te vergoeden rente vooral niet te laag te doen zijn. Het helpen en steunen van den landbouw, dat is de hoofd zaak en die reserve-vorming, och, dat is maar bijzaak. Dat dient in ieder geval ondergeschikt te worden gemaakt aan het eerste, n.1. het goedkoope landbouwcrediet. De marge tusschen debet- en creditrente wordt dienten gevolge zoo gering mogelijk gehouden, met als direct gevolg het in het gedrang komen van de reservevorming. Waarom tochreservevorming Ofschoon gevoegelijk kan worden toegegeven, dat het nageslacht vanzelfsprekend ook het zijne zal moeten doen, rust toch op ons in ieder geval de plicht, om onze organi satie zoo gezond en zoo stevig mogelijk achter te laten. En wat de onbeperkte aansprakelijkheid betreft, inder daad is dit het fundament, waarop onze geheele organisatie rust. Maar de praktijk heeft toch wel uitgewezen, dat nie mand gaarne met die onbeperkte aansprakelijkheid kennis maakt, d.w.z. dat niemand die verplichtingen uit hoofde van zijn lidmaatschap eener Boerenleenbank met pleizier zal nakomen. De aansprakelijkheid heeft ook geen liquide geldswaarde. Het is zeer zeker het fundament, waarop de Boerenleen banken rusten, maar wanneer men aan dat fündament gaat tornen, is het gevaar, dat de bovenbouw niet meer zoo stevig zal staan als voorheen, in het geheel niet denkbeeldig. Het stelsel der onbeperkte aansprakelijkheid is het fun dament, waarop de Bank rust, maar de reserve is het dak, waardoor het gebouw behoed wordt tegen allerlei weers invloeden. In moeilijke tijden ontstaat heel vaak het streven om meer aandacht te schenken aan de moeilijkheden, waarmede voorschot- en credietnemers te kampen hebben en de neiging hen daarin te helpen door de te betalen rente zoo laag

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 2