DE CLEARING MET DUITSCHLAND.
DE RAIFFEISEN-BODE
29
In „De Tuinderij" van 8 Sept. j.1. troffen wij, onder den
titel „Onze Export naar Duitschland" een interessant artikel
over de clearing aan. Daar ook sommige Boerenleenbanken
met vorderingen op Duitschland, die via de clearing worden
betaald, in aanraking komen, en het onderwerp bovendien
van algemeen financiëel belang is, meenen wij er goed aan
te doen het in ons blad over te nemen.
Wij laten nu verder den schrijver van het artikel in
„De Tuinderij" aan het woord.
De stand der Nederlandsch-Duitsche clearingrekening
was op 1 September j.1. den dag, dat de nieuwe wereld
oorlog feitelijk uitbrak als volgt
1. Stortingen in Nederland 202.009.000
waarvan bestemd voor
a) achterstallige vorderingen 277.000
b) rentedienst 3.067.000
c) vrije rekening Rijksbank 20.145.000
d) nieuwe vorderingen 178.520.000
2. Stortingen in Duitschland 220.486.000
3. Uitbetaald op de nieuwe vorderingen (1 d.)„ 176.610.000
Nu het uitbreken van den wereldoorlog juist samenvalt
met den aanvang van de maand, verdient bovenstaande
clearingrekening meer dan gewone aandacht. Een betrek
kelijk „normaal" tijdvak immers wij leven thans reeds
volle 5 jaar onder de clearing-verhouding met Duitschland
wordt thans afgesloten; de volgende clearing-overzichten
zullen worden beheerscht door de oorlogseconomie.
Blijkens bovenstaand clearingoverzicht bedroeg op 1 Sep
tember j.1. het z.g. „tekort" in de clearing bijna 42 mil-
lioen. Immers, in Duitschland was op dien datum wegens
invoer van goederen uit Nederland gestort bij de Ver-
rechnungskasse een bedrag van 220 millioen (zie hierboven
de post sub 2)in Nederland echter bleek op dienzelfden
datum ter betaling aan de exporteurs slechts beschikbaar
te zijn een bedrag van 178 millioen (post 1 d.), alzoo 42
millioen te weinig om den totalen Nederlandschen export
naar Duitschland ter waarde van 220 millioen te kunnen
voldoen.
Reeds meerdere malen hebben wij gewezen op de oor
zaken van het scheeftrekken van de clearing; zij zijn voor
namelijk gelegen in het feit, dat de kosten van het diensten
verkeer (voornamelijk scheepvaart naar Duitschland) onge
limiteerd ten laste der claering worden gebracht in tegen
stelling met het goederenverkeer, waarvan de op de clearing
drukkende kosten scherp beperkt zijn tot tevoren vastge
stelde betalingscontingenten. Ook het feit, dat het aandeel
van de Duitsche Rijksbank in „vrije" deviezen indertijd tot
10 werd verhoogd, heeft tot de wanverhouding in de
clearing bijgedragen.
Twee vragen doen zich thans voor ten eerste of het op
31 Augustus j.1. aanwezige tekort in de clearing voldoende
gedekt is om de nog openstaande vorderingen der Neder-
landsche exporteurs te kunnen voldoen; en ten tweede hoe
het nu verder loopen zal.
Wat de eerste vraag betreft, heeft de Regeering er reeds
meerdere malen op gewezen, dat eenige achterstand in de
clearing geen reden tot ongerustheid behoefde te vormen,
aangezien vele Nederlandsche exporteurs van Duitsche
goederen steeds gewoon waren op crediet te koopen, terwijl
daarentegen de Duitsche importeurs van Nederlandsche
goederen steeds contant betaalden.
Ook al zou het geheele handelsverkeer tusschen Neder
land en Duitschland plotseling stop staan, dan zouden de
stortingen op de clearing in Nederland derhalve nog
maanden lang doorgaan, aangezien er hier te lande steeds
zeer belangrijke latente verplichtingen van Nederlandsche
importeurs tot storting op de clearing bestaan. Hoe groot
het bedrag dezer achterstallige schulden is, kan moeilijk
worden aangegeven. Uit bepaalde schattingen bleek echter
het bedrag wel zóó groot te zijn, dat indien aan de ver
plichting tot storting door alle schuldenaren wordt voldaan,
de achterstand in de clearing ad 42 millioen wel gedekt
zal zijn. Of echter inderdaad alle debiteuren aan hun ver
plichtingen zullen voldoen, is een andere vraag. De mogelijk
heid immers is niet uitgesloten, dat een aantal debiteuren
achteraf zal blijken niet in staat te zijn om te betalen, hetzij
omdat zij reeds op het tijdstip van den invoer insolvent
waren, hetzij omdat zij het thans door de ontwikkeling der
internationale verhoudingen geworden zijn; door het plot
seling stop staan van den invoer immers kunnen sommige
importeurs ernstige verliezen te lijden hebben gekregen.
In dit opzicht is het feit, dat sinds de laatste week van
Augustus de clearing-vorderingen op Duitschland niet meer
door de Banken worden overgenomen, een veeg teeken.
Enkele weken tevoren waren de Banken er reeds toe over
gegaan, het percentage, waartegen zij bereid waren deze
clearing-vorderingen te koopen, geleidelijk te verhoogen
het grootere risico maakte derhalve, volgens de meening der
Bankdirecties, toen reeds een verhooging der premie nood
zakelijk, zelfs tot 3 toe Thans echter weigeren de
Banken heelemaal om een clearing-vordering over te nemen!
Het is duidelijk, dat, waar de Banken de instellingen
die van de financiering van den internationalen handel haar
beroep maken het risico der vorderingen op de clearing
dus blijkbaar niet meer wenschen te dragen, van onze expor
teurs, en nog minder van onze veilingen, dit risico zeker
niet mag worden gevergd. Er is dus voor onze Regeering
alle aanleiding om te dezen een afdoende regeling te
treffen. Onze exporteurs hebben uit hoofde van hun export
naar Duitschland nog belangrijke bedragen te vorderen,
welke in verband met de lange wachttermijnen bij de clea
ring gedurende 6 a 8 weken geblokkeerd zijn. Verschillende
veilingen zijn om den afzet harer producten nog zooveel
mogelijk op gang te houden, er toe overgegaan om een ge
deelte dezer vorderingen over te nemen. Doch ook zij kun
nen dat niet ongelimiteerd doen, omdat de aanvoerders
iedere week op uitbetaling van hun geld wachten, nog afge
zien van het feit, dat de veilingen zich bij een dergelijke
overname van vorderingen eigenlijk op vreemd, en dus ver
boden terrein begeven.
Onze Regeering zal derhalve zoo spoedig mogelijk maat
regelen moeten nemen om de lange wachttermijnen te over
bruggen. Zij zou zich bijv. tegenover de Banken garant
kunnen verklaren voor de uitbetaling der clearing-vorde
ringen, in welk geval de Banken ongetwijfeld bereid zouden
worden gevonden om tegen een zeer lage provisie deze
vorderingen van de exporteurs over te nemen.
Wat nu de toekomst betreft, het Nederlandsch-Duitsch
clearingverdrag bevat geen enkele bijzondere bepaling ten
aanzien van het geval, dat een der beide partijen in oor
logstoestand geraakt. Art. 18 van het verdrag zegt, dat het
verdrag van kracht is tot 1 Januari 1940; het kan echter
vóór dezen datum met inachtneming van een termijn van
3 maanden, en voor het geval ingrijpende wijzigingen
intreden in de verhoudingen, op grondslag waarvan het
gesloten is, met inachtneming van een termijn van
14 dagen aan het eind van iedere kalendermaand worden
opgezegd. Treedt het verdrag door opzegging of door afloop
buiten werking, dan zullen vóór de opzegging of den afloop
tot stand gekomen (onder het verrekeningsverkeer vallende)
verplichtingen, ook na de buitenwerkingtreding nog door