26
DE RAIFFEISEN-BODE
I
op momenten, waarop het de Boerenleenbank minder goed
zou schikken; hij heeft zijn bedrijf er op ingesteld; hij kan
wanneer het hem past van dit recht gebruik maken.
Om hem niet te dupeeren en den goeden naam van de
Bank niet te schaden zal men de toezegging, zoo eenigszins
mogelijk, gestand behooren te doen.
Waarom 80 niet 100 °/o.
Dat de grens op 80 werd gesteld en niet op 100
heeft zijn goede redenen. Immers bij verbruik van 100
der ter beschikking staande middelen aan voorschotten en
crediet-toezeggingen is het gevaar zeer groot, dat voor
mogelijke opvragingen van spaargelden en vooral ook van
de meer vlottende deposito's in loopende rekening niet vol
doende middelen gereserveerd zouden blijven. In het bijzon
der zou dit het geval zijn, indien tegelijkertijd in eenigszins
ruimte mate van de toegezegde credielen gebruik werd
gemaakt.
Waarom niet uitsluitend deze tweede grens.
Het is ons dikwijls opgevallen, dat men in onze organi
satie de motiveering der vaststelling van de tweede grens
gemakkelijker aanvaardt, dan die voor de eerste grens. Men
heeft dan ook meermalen de vraag gesteld of niet met
bepaling van deze tweede grens zou kunnen worden vol
staan. Het zal echter voor ieder duidelijk zijn, dat er in
dit geval wel buitengewoon veel vrijheid (tot schade voor
de bank) zou worden gegeven. Immers dan zou 80 van
de beschikbare middelen (waaronder de zéér vlottende
deposito's in loopende rekening) kunnen worden vastgelegd
in leeningen op langen termijn. Dat dit al te gek is en een
onvergeetlijke overtreding van de eerste beginselen der
liquiditeit zou beteekenen, meenen we niet nader uiteen
behoeven te zetten na al hetgeen we reeds bij de behan
deling van het eerste deel der dispensatieregeling in ons
vorig artikel opmerkten. Bovendien zou de Bank zich alsdan
moeten onthouden van de verstrekking van bedrijfscredie-
ten, terwijl dit toch haar hoofdtaak is.
De driemaands opzeggingstermijn.
Er wordt in onze organisatie tegen de beperking der ver
strekking van voorschotten op langen termijn aangevoerd,
dat deze, ingevolge de statutaire bepalingen, slechts gegeven
worden met een opzeggingstermijn van ten hoogste drie
maanden, waardoor ze feitelijk kunnen worden beschouwd
als op korten termijn realiseerbaar, ingeval van geldbehoefte
door opvragingen van spaargelden en deposito s, zoo rede
neert men, zegt men eenvoudig de voorschotten en hypo
theken op en. als ze maar solide zijn komt het geld na
uiterlijk 3 maanden op tafel.
In werkelijkheid is dit echter niet zoo eenvoudig als
„men'' zich dat voorstelt. Wij wijzen er op, dat de gelden
der bewuste leeningen vooral bestemd zijn voor het ver
krijgen van vaste eigendommen en slechts vrijgemaakt kun
nen worden door den verkoop ervan. Door het sluiten van
leeningen elders zou ook aflossing kunnen plaats hebben.
Wat zien we nu in de praktijk gebeuren in den tijd,
waarin meer dan normale opvragingen van spaargelden en
deposito's plaats hebben? Dan heerscht er meest een alge-
meene spanning op de geld- zoowel als op de kapitaalmarkt.
Andere Banken worden dan evenzeer (veelal nog in
meerdere mate) genoodzaakt hare nog beschikbare middelen
geheel vrij te houden en zullen geen credieten verleenen
(Jok de Banken en instellingen, welke in het bijzonder het
grondcrediet verstrekken, moeten zich onthouden, omdat
ook geen nieuwe pandbrieven of obligaties worden ge
plaatst. In dergelijke omstandigheden blijft ook een stijging
van de rente niet uit.
Het zal dan vrijwel onmogelijk zijn leeningen elders onder
te brengen. En mocht het al eens een enkele maal gelukken
een solide hypotheek elders af te sluiten (over voorschotten
onder borgstelling spreken we maar niet) dan zullen niet
alleen opnieuw kosten moeten worden gemaakt (notariëele-
en afsluitkosten), maar zal tevens een hoogere rente moeten
worden betaald.
Zou oversluiting niet lukken en verkoop moeten plaats
hebben, dan zal men beseffen, dat onder de geschetste
omstandigheden (bij massalen verkoop) de prijzen bitter
zullen tegenvallen.
De schuldenaar zou dan wel zeer erg het slachtoffer
worden van het optreden van de Boerenleenbank en zou
wenschen nooit met haar in zee gegaan te zijn; de naam
van de Bank zou ernstig te lijden hebben.
Practisch behoort dan ook de opzegging van voorschotten
en hypotheken op groote schaal uitgesloten te zijn.
Die driemaands opzeggingstermijn, hoe juist ook om in
bijzondere, incidenteele gevallen tijdig te kunnen ingrijpen
(bij achteruitgang van schuldenaar en borgen; achteruit
gang in waarde van het verbonden goed bij hypotheek) kan
niet als argument gebezigd worden om maar tegen de be
ginselen der liquiditeit te zondigen.
De ontheffing.
Na deze zijsprong komen we weer terug op de behan
deling der dispensatieregeling. De daarin genoemde grenzen
gelden voor alle Banken. Zijn beide of is één der grenzen
overschreden, dan is de Bank niet meer bevoegd zelfstandig
voorschotten op langen termijn te verleenen. De omstandig
heden bij een Bank (en de liquiditeitspositie van de geheele
organisatie) kunnen echter zoodanig zijn, dat uitzonderingen
toegelaten kunnen worden. Daarom wordt in de dispensatie
regeling verder bepaald Het Bestuur der Centrale Bank
kan in buitengewone gevallen van bovenstaande bepaling
ontheffing verleenen, mits zulks door het Bestuur wordt
geacht in het belang van de betrokken Banken en niet in
strijd met de belangen der organisatie te zijn."
Indien er nu aanvragen om ontheffing binnenkomen, heeft
het Bestuur der Centrale Bank de gelegenheid de positie
van de aanvragende Bank in het bijzonder te bezien. Er
wordt daarbij nagegaan hoe het verloop der spaargelden
en dat van het saldo-tegoed bij de Centrale Bank was in
een tijdperk van 10 voorafgaande jaren en vooral hoe in
spannende dagen in het verleden de Bank zich in dit opzicht
heeft gehouden. Vervolgens wordt nagegaan in welke mate
de grenzen of één van beide grenzen zijn overschreden en
welke aflossingen werden bedongen.
Bovendien geeft het Bestuur zich er rekenschap van hoe
de algemeene liquiditeitspositie is van de geheele organi
satie, daar deze tenslotte mede de houding moet bepalen
welke ten opzichte van elke Bank afzonderlijk kan worden
ingenomen.
Wanneer in het algemeen geen ontheffing?
We laten tenslotte het laatste deel van de dispensatie
regeling volgen, waarin wordt aangegeven in welke gevallen
zeer weinig kans bestaat, dat ontheffing van het bestaande
verbod zal worden verleend.
Het luidt als volgt
le. wanneer de direct beschikbare middelen der Bank
gemiddeld minder dan V5 van het bedrag der spaar
gelden uitmaken;
2e. voor voorschotten boven 2.000.waarvoor per
soonlijke zekerheid wordt gesteld
3e. wanneer bij hypothecaire voorschotten de waarde
van het onderpand grootendeels bepaald wordt door
de gebouwde eigendommen;
4e. wanneer geen aflossingen zijn bedongen
5e. wanneer het betreft voorschotten aan niet-leden.
Deze bepalingen eischen o.i. geen nadere toelichting.
Wij vestigen er de aandacht op, dat de onder 2e. en 3e.