AIFFEISEN-BODE HET BEHEER EENER BOERENLEENBANK. OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD: REDACTIONEEL GEDEELTE. Zie Mededeelingen op blz. 31. REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TELEF 1 5867 VIJF EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 4 OCTOBER 1939 VERSCHIJNT DEN EERSTEN VAN IEDERE MAAND ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR LOSSE NUMMERS 10 CENT FRANCO PER POST Redactioneel Gedeelte. IHet beheer eener Boeren leenbank (Vervolg). 2. 1914 en nu. 3. De nieuwe be lastingplannen. 4. „Vragen uit het publiek." 5. De clearing met Duitschland. 6. Contact met borgen en het houden van afschrift. 7. Geld- en Effectenmarkt. b. Mededeelingen. 1. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. Uit betaling Kleine Boerenbedrijven. 3. Verzonden circu laires. c. Het 25-jarig jubileum van den Heer R. van Mansum. d. Advertentiën. (Vervolg) Hoofdstuk VIII. Liquiditeit der Boerenleenbanken. De tweede grens der dispensatie-regeling. Wij behandelden in het vorig artikel het eerste gedeelte der dispensatie-regeling en bespraken daarin tevens de be zwaren van hen, die de bewuste grens (n.1. 50 van het laagste totaalbedrag aan spaargelden op eenig tijdstip in de laatste drie afgeloopen jaren) te hoog en ook die van hen, die deze grens te laag vonden; terwijl we ook antwoord gaven op de vraag waarom de deposito's in loopende reke ning niet in het eerste gedeelte der regeling waren be trokken. Thans gaan we over tot de behandeling van het tweed2 gedeelte der regeling, waarin wordt bepaald, dat het aan een Bank, lid van de Centrale Bank, niet geoorloofd is (behoudens ontheffing van het Bestuur der Centrale) voor schotten op langen termijn te verstrekken „zoodra het totaalbedrag aan uitstaande voorschotten (op korten en langen termijn) verminderd met het totaalbedrag aan door de Bank geopende credieten méér bedraagt dan 80 van het bedrag der spaargelden en deposito's in loopende rekening en de reserve per 31 December van het afge loopen jaar." Allereerst zal men gaarne antwoord wenschen op de vraag waarom niet werd volstaan met de bepaling van de eerste grens. In het kort hebben wij er reeds op geantwoord in ons vorig artikel bij de weerlegging van de argumenten van hen, die de eerste grens te hoog achtten. Wij voerden aan, dat dit „hooge" percentage te verdedigen was, omdat in het tweede gedeelte der regeling nog een andere grens voor „vastleggingen" werd gesteld, die voor een bepaalde categorie Banken corrigeerend werkte. Thans komen we daarop eenigszins uitvoeriger terug. Er zijn streken in ons land, waar de behoeften aan bedrijfs- crediet (vooral seizoencrediet) zeer groot zijn en soms zelfs zoo groot, dat gedurende het bedrijfsseizoen het bedrag der uitstaande gelden het bedrag der aan de Bank ter beschik king staande middelen niet slechts benadert,maar zelfs over treft. Het zal duidelijk zijn, dat dergelijke Banken zeer voorzichtig moeten zijn met het uitzetten van gelden op langen termijn, waardoor gelden worden geblokkeerd. Deze Banken zijn reeds in normale jaren bij goeden en geregelden gang van zaken aangewezen op een tijdelijk crediet bij de Centrale Bank. Het gevaar bestaat, dat bij minder voorspoedigen gang van zaken in de bedrijven in eenig jaar de opgenomen credieten voor een groot deel „bevroren" raken. Wanneer de Bank daarnaast nog in be duidende mate voorschotten op langen termijn zou ver leend hebben, zou het gevolg zijn een stijging van het crediet bij de Centrale tot ongewenschte hoogte, terwijl het zeer waarschijnlijk (buiten de bedoeling om) voor te langen tijd zou moeten worden gebruikt. Indien dan nog, wat bij slechten gang der bedrijven in het geheel niet onmogelijk zou zijn, spaarders en deposanten méér dan normaal zouden opnemen, zou de Bank wel in een zeer hachelijke positie komen te verkeeren. Immers ook aan het crediet bij de Centrale moeten grenzen worden gesteld Vandaar dat bepaald werd, dat het een Bank, waarbij het bedrag aan uitstaande voorschotten en geopende credie ten méér dan 80 der ter beschikking staande middelen bedraagt (al zoude de eerste grens van 50 nog niet zijn bereikt) niet geoorloofd is voorschotten op langen termijn te verstrekken. Zooals we zien werd behalve het bedrag der uitstaande voorschotten (op korten en langen termijn samen) tevens het bedrag der geopende credieten hierin betrokken. Men heeft er zich dus rekenschap van te geven, hoever men reeds is gegaan met het verleenen van voorschotten en met de toezegging van credieten. Het eerste bedrag is een voudig te bepalen aan de hand van het dagboek (telling kolom 12 verminderd met telling kolom 7)het totaal bedrag der geopende credieten (toegezegde) zal bij een goede administratie eveneens terstond te constateeren zijn. Waarom het bedrag der geopende credieten genomen werd en niet het bedrag, dat op deze credieten werd opge nomen, zal weinig toelichting behoeven. Immers de crediet- nemer heeft het recht gekregen tot het maximum van het geopende crediet te beschikken. Hij heeft dit recht dus ook

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 1