UIT ONZE BOERENLEENBANKEN D:E' R A IFFË IS ËNRB ODE Nu mag ik misschien ook nog iets zeggen over de toe komst. Zooals in het vorige nummer is medegedeeld, heeft het bestuur der Centrale Bank mij benoemd tot juridisch ad viseur. Deze benoeming heb ik gaarne aanvaard. Het ver heugt mij ten zeerste, dat de band met de Centrale Bank en de Boerenleenbanken niet geheel verbroken wordt. Ik hoop, dat het mij gegeven moge zijn ook in de toekomst nog iets voor onze mooie organisatie te doen. Zij heeft met alle men- schenwerk gemeen, dat zij niet volmaakt is, dat zij niet functionneert zonder haperingen en kwesties. Het is een schoone taak, te mogen medewerken aan de verwijdering dier haperingen, aan de oplossing dier kwesties, aan het nastreven van het volmaakte (dat voor den mensch wel niet bereikbaar is, maar dat hem toch als doel voor oogen moet staan). Voor de gelegenheid, die het bestuur der Centrale Bank mij schenkt om bij deze taak een, zij het bescheiden, rol te vervullen, betuig ik het mijn welgemeenden dank. Tot slot, geachte lezer, nog een verzoek van zuiver prak- tischen, om niet te zeggen prozaïschen, aard. Ik zou het op prijs stellen indien gij, wanneer gij met mij in aanraking komt in mijn functie van adviseur der Centrale Bank, mij zoudt willen aanspreken niet als „Professor"maar als Meneer Westrate", zooals tot dusver. En hiermede neem ik afscheid van u als hoofd der juri dische afdeeling der Centrale Bank om echter tegelijk weer terug te keeren als adviseur. C. WESTSTRATE. Weesi vertrouwd en vertrouwt niemand. Aan de Redactie van De Raiffeisen-Bode te Utrecht. Mijnheer de Redacteur! Voor eenige dagen terug kwam in ons bezit het stenogra fisch verslag van de laatst gehouden algemeene vergadering der leden van onze Coöp. Centrale Raiffeissen-Bank; en kregen we daarmee de gelegenheid nog eens rustig te over wegen, in hoeverre wij met het daar gesprokene evenwicht kunnen gevoelen, of ook, als onaanvaardbaar terzijde moeten leggen. En dan moet het ons wel van het hart, M. de R., dat de aanvaarding van de hierboven aangehaalde stelling ons voorkomt, noch in overeenstemming te zijn met de opzet van het Raiffeisen-stelsel, noch zelfs zou passen bij de wijze, waarop onze Banken behooren te werken. En wel opmerkelijk, maar op den dag, dat de stelling in de vergadering wordt gelanceerd, blijkt men er volstrekt ongehoorzaam tegenover te staan; immers met 512 van de 540 geldig uitgebrachte stemmen, dat is vrijwel 95 pet. schenkt men den vader der stelling het vertrouwen, en deze, inplaats van verstoord te zijn over zooveel onge hoorzaamheid, verklaart door die vertrouwensuitspraak aan zijn adres, zich meer gestreeld, dan hij in staat is in woor den uit te drukken. Nu moge men zeggen, ja, maar als er geen vertrouwen in iemand gesteld kan worden, dan is er zelfs geen stemmings uitslag te bereiken alzoo ook geen functionnaris aan te wijzen; maar daarmee is dan ook het onhoudbare der met stemverheffing aanbevolen stelling geconstateerd. Wij zeiden daareven, dat de gewraakte uitdrukking in strijd zou zijn met de opzet van het Raiffeisenwezen hier te lande. Om dit te bewijzen zij verwezen naar de brochure, getiteld „Landbouwcrediet door middel van Raiffeisen- banken", in December 1904 als 5de druk uitgegeven door onze Centrale Bank; en leze daarin eens, met hoeveel vertrouwen schenken, en vertrouwen vragen, men tracht de groei van het boerenleenbankwezen te bevorderen en te ondersteunen. Maar sterker nog spreekt deze vertrouwensbasis uit een foto van een schets of teekening, ons destijds door de Cen trale Bank op ons verzoek toegezonden tot wandversiering van ons nieuw ingericht leenbankkantoor. Of^dhoon vrij zeker bedoeld als reclame voor te stichten Boerenleenbanken in alle hoeken van ons land, is het mogelijk, dat de verspreiding dezer foto niet algemeen geschiedde; althans wij hebben de foto nergens elders aangetroffen. Wat intusschen niet uit sluit, dat de beteekenis van den opzet door deze uitbeelding treffend wordt weergegeven. Om het zoo mogelijk duidelijk te maken, wat de foto te zien geeft, diene het volgende Op den voorgrond der foto dan, zien we een ploeg van opvallend ouderwetsch model, waarop, in versufte, verslagen houding gezeten, voorovergebogen, de hand onder het hoofd, een overigens krachtig man van wellicht 30 a 35 jaren oud. Meer op den achtergrond, op eenigen afstand van de ploeg, verwijdert zich iemand met een koe of os, aan een touw voortgetrokken; wellicht het laatste stuks vee, dat als trek dier voor de ploeg heeft moeten dienen; waarmee de ver slagen landman ook de niet te derven trekkracht voor het bewerken van zijn grond voor schuld heeft moeten afstaan. Nog meer op den achtergrond zien we een bouwvallige schuur of woning, waarvan niet uit te maken is, of deze bouwval verblijf verstrekt aan het vee, aan den landman, of wellicht aan beiden. En zooals daar dan die van alles ontlaste verslagene, moedeloos op zijn ploeg is neergezegen, komt er zoo'n vergrijsde Raiffeisenvader naar hem toe; legt de hand beschermend op zijn schouder, en spreekt den man bemoedigend toe (wij hooren het hem als 't ware zeggen) „Sta op, waarde vriend, schudt de zorgen van U af. Wij hebben uw toestand overzien en zullen U uit de ellende verlossen. Wij zullen ook U de zegeningen van ons mooie stelsel deelachtig doen worden, en er voor zorgen dat, dank zij dat stelsel, gij eene nieuwe en welverdiende wel varende toekomst tegemoet zult gaan." Zie, M. de R., duidelijker dan op deze schilderij is het haast niet mogelijk, naar het ons voorkomt, de bedoeling van Vader Raiffeisen uit te beelden. Maar, vragen wij ons af, is daar plaats voor het parool: „Weest vertrouwd, en vertrouwt niemand?" Zeer zeker, de omstandigheden, de ervaring heeft ons Raiffeisenwezen wel wat in andere banen geleid en, in feite de werkzaamheden onzer Banken meer verlegd naar andere, soms grootere bedrijven, naar, wat wij kunnen noemen, landbouwindustrie ondernemingen (leest: „Groeizaam Geld" van Mr. v. Balen) en is er voor bovengeschetste bedrijfjes eigenlijk geen plaats meer. Maar dat nu ook het vertrouwen vragende en het ver trouwen schenkende standpunt in onze Raiffeisen-organi- satie prijsgegeven en vervangen moet worden door boven- aangegeven stelling, komt ons niet juist voor. Gedachtig aan het devies „Zoo ge zaait, zult ge oogsten", zouden wij willen antwoorden: Schenkt vertrouwen, zoolang dit niet misplaatst blijkt, opdat het tot heil onzer Raiffeisen- samenleving met vertrouwen beantwoord worde. Mocht U, M. de R., ook deze opvatting een plaats in onze „Bode" waardig keuren, dan zullen we daarvoor dankbaar zijn. Hoogachtend, J. KEUKEN. N. Niedorp, 15 Aug. '39. Noot. De geachte inzender rukt naar mijne meening de woorden, welke ik bij mijn openingswoord heb gebezigd, te weten „Weest vertrouwd, en vertrouwt niemand!", wel uit hun verband. Speciaal stond mij voor oogen het geval „Doornspijk", dat niet voorgekomen zou zijn, wanneer men aan den Kassier niet een te groot vertrouwen had geschon ken. Het was allerminst mijn bedoeling om te betogen, dat in onze Organisatie niet het vertrouwen een van de hechtste pilaren is en naar wij hopen ook zal blijven, doch bij de controle, die aan ieder bestuurscollege is opgedragen, is het niet toelaatbaar, dat men zich baseert op het onbeperkte vertrouwen en ik hoop dan ook, dat men de door mij ge sproken en door den inzender geïncrimineerde woorden niet zal misverstaan. G. W. STROINK.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 7