De Rijkspostspaarbank en haar moeilijkheden SPAARGELDEN IN NEDERLAND 12 DE RAIFFEISEN-BODE moeten stellen, dat het bestuur zich aan tekortkomingen had schuldig gemaakt, maar ook, dat in de gegeven om standigheden het verlies geheel of gedeeltelijk ten laste van het bestuur had behooren te worden gebracht. Dit laatste had dan nader moeten zijn toegelicht. Het is duidelijk, dat de aantasting van een besluit der Algemeene Vergadering door een lid hierdoor belangrijk wordt bemoeilijkt. Niet alleen omdat de Hooge Raad den rechter voorhoudt, dat hij het beleid der Algemeene Ver gadering in beginsel moet eerbiedigen, maar ook en vooral omdat de eischen, die worden gesteld aan de aantasting van het besluit, worden verzwaard. De aanvaller heeft thans zwaarder geschut noodig dan voorheen. Het spreekt vanzelf, dat wij ons over deze wending in de jurisprudentie verheugen. Zij beteekent een versterking van de positie der vereen i- gingen. Zij ligt ook in de lijn van den tijd. Op allerlei gebied wordt de positie van den enkeling verzwakt ten gunste van de gemeenschap. De ontwikkeling gaat van het indivi dualisme van de vorige eeuw naar een zekere mate van collectivisme. Het is belangwekkend ook in de rechtspraak de symptomen hiervan waar te nemen. Schrik niet, lezer, de Rijkspostspaarbank staat nog niet aan den rand van faillissement. Zij beschikt nog altijd over een reserve van een slordige 144 millioen. De moeilijk- heden, in den titel bedoeld, zijn dan ook van anderen aard. Zij worden veroorzaakt door de z.g. oneigenlijke spaar gelden (d.w.z. de gelden, die op een spaarbank worden belegd, zonder dat zij in wezen spaargeld zijn). In het pas uitgekomen verslag over 1938 van de Rijkspostspaarbank leest men de volgende jammerklacht "Het verschijnsel, dat vele inleggers de spaarbank gebruiken als beleggings- en bewaringsinstituut, heeft tal van particuliere spaarbanken er toe gebracht, zich er meer nog dan voorheen op toe te leggen om on eigenlijke spaargelden te weren. Zoo werden vele van de gelden, welke in de bewogen Septemberdagen aan inleggers werden uitbetaald, nadien wel weer bij die' spaarbanken aangeboden, doch niet aangenomen. De Rijkspostspaarbank kan soortgelijke maatregelen in verband met de wettelijke bepalingen niet treffen oneigenlijke spaargelden zullen dan ook naar haar blijven toevloeien. Met groote aandacht wordt dit ver schijnsel gevolgd, te meer omdat eenerzijds over deze oneigenlijke spaargelden rente moet worden vergoed, terwijl anderzijds groote liquiditeit noodig is met het oog op terugvloeiïng van groote bedragen bij een economische opleving een sterk groeiend kapitaal schept bij de heerschende geldruimte bovendien bij zondere moeilijkheden voor de belegging daarvan." Laten wij, die niet aan de wettelijke bepalingen, die de rijkspostspaarbank drukken, gebonden zijn, uit deze klacht de noodige leering trekken (voorzoover dat nog noodig is) Oneigenlijke spaargelden stellen lastige eischen aan de liquiditeit en zij maken het beleggingsvraagstuk nog moei lijker dan het reeds is. Dus weert oneigenlijke spaar- Omvang en ontwikkeling In het Economisch Statistisch Maandbericht van 31 Mei j.1. komt een artikel voor over den omvang en ontwikkeling van de spaargelden bij de Spaar- en Boerenleenbanken in Nederland. Hoewel het artikel als de drie voornaamste Spaarinstellingen in Nederland noemt de Rijkspostspaar bank, particuliere spaarbanken en de Boerenleenbanken, behandelt het uit den aard der zaak meer de uitsluitende spaarbanken dan de Boerenleenbanken. Terecht wordt opgemerkt, dat de Boerenleenbanken eenigszins apart staan, doordat hun functie van Spaar-instelling in wezen een uitvloeisel is van de speciale plaats, die zij innemen als bedrijfsbanken voor den Landbouw. De uitsluitende spaarbanken moeten voor de bij hen ingelegde spaargelden beleggingsobjecten zoeken, daar zij rente moeten vergoeden. Het zoeken naar beleggings objecten is een uitvloeisel van het feit, dat zij spaargelden opnemen. Het gelegenheid geven tot het inleggen van spaargelden is voor hen primair. Bij een Boerenleenbank is het juist andersom. De vraag naar goedkoop geld ten plattelande riep de Boerenleen banken in het leven. Om aan geld te komen richtte men tevens een spaarbank op. Het beleggen bij de Boerenleen bank, bestaande in het uitleenen van gelden tegen rente, is hier dus primair, waaraan het spaarbank-systeem dienst baar is gemaakt. Hierin ligt dus een belangrijk verschil met de zuivere spaarbanken. De bedrijfsresultaten van den boer teekenen zich af in de bij de Boerenleenbank ingelegde spaarsaldo's. Dit was vooral te bespeuren in de perioden tijdens en na den oorlog. Voor 1914 stond de omvang der spaargelden bij de Boeren leenbanken belangrijk ten achter bij die der Rijkspost spaarbank en de particuliere spaarbanken. In 1918 echter was het saldo tegoed aan spaargelden der Boerenleen banken reeds grooter dan dat der particuliere spaarbanken j^n ,nzelfs grooter dan dat der Rijkspostspaar bank Men ziet de periode van stijging van de spaargelden der Boerenleenbanken viel samen met een tijd van hoogeren conjunctuur ten plattelande. In h 61 jaar 1931 waren de spaarsaldo's der Rijkspostspaarbank, dezuivere spaar banken en de Boerenleenbanken hier te lande vrijwel gelijk. Het is merkwaardig om de verschuiving der onderlinge verhoudingen in den omvang dier saldo's sindsdien waar te nemen, met de oorzaken daarvan. De verschuiving in de verhouding tusschen de drie groepen van spaar-instellingen. Voor de Rijkspostspaarbank is het een tijd van enormen groei geworden. Bedroeg in 1931 het totale bedrag van het saldo-tegoed 400 millioen, in 1938 was dit bedrag gegroeid tot bijna 700 millioen en nog steeds beweegt zich dit in stijgende lijn. Bij de particuliere spaarbanken valt er een schommeling waar te nemen, die tenslotte ein digde in 1938 met een stijging van 128 millioen. De spaarsaldo's der Boerenleenbanken daalden eerst tot 1932, bleven ongeveer gelijk tot 1936 en kropen daarna langzaam omhoog, terwijl in 1938 het record-cijfer van 1930 nog niet geheel was bereikt. Wat zijn nu wel de oorzaken van deze verschuivingen? De stijging van het saldo-tegoed bij de Rijkspostspaar bank wordt aan verschillende oorzaken toegeschreven. De stijging voltrek zich namelijk in twee perioden. De eerste toename in 1931/1932 vindt zijn grond in de onzekerheid op fmantieel gebied. Men vond de Rijkspostspaarbank eigenlijk nog de meest „veilige" spaarbank, en bracht zijn geld daar naar toe. Zelfs was dit zóó sterk, dat het geld bij andere banken bij hopen werd opgevraagd, terwijl men

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 4