EEN OPZIENBARENDE GEBEURTENIS IN DE BANKWERELD
De fusie fusschen de Amsferdamsche Bank
en de Rofierdamsche Bankvereeniging
HET CENTRAAL BUREAU
VEERTIG JAAR
10
DE RA1FFEISEN-B0DE
Het Boerenleenbankwezen komt niet veel met het com-
merciëele bankwezen in aanraking. Beide leven grooten-
deels langs elkaar heen. Er heeft zich nu echter in de
commerciëele bankwereld een gebeurtenis voorgedaan van
zoodanige beteekenis, dat wij niet anders kunnen doen dan
even daarbij stil te staan. Wij hebben het oog op de reeds
door de dagbladen gepubliceerde fusie tusschen onze twee
grootste commerciëele banken de Amsterdamsche Bank
en de Rotterdamsche Bankvereeniging (in de wandeling
genaamd Robaver).
Wie een jaar of tien geleden zou hebben voorspeld, dat
deze twee instellingen zouden fusioneeren, zou ongetwijfeld
voor een fantast zijn uitgemaakt. Zij bloeiden, zij hadden
geen gebrek aan zaken, en voor fusie was toen geen enkele
reden aanwezig.
De oorzaak der fusie.
Maar de depressie heeft ook aan het commerciëele bank
wezen een harde klap gegeven. Wij bedoelen niet, dat zijn
soliditeit eronder heeft geleden gelukkig is de soliditeit
van de groote Nederlandsche banken nog steeds boven
allen twijfel verheven. Maar de depressie heeft de bank
zaken in ernstige mate gekortwiekt. Speciaal met de eigen
lijke functie der banken, de credietgeving, is dit het geval.
Niet omdat de banken geen middelen hebben om op de
vroegere schaal credieten te verleenen integendeel, de
banken weten met haar middelen geen raad. Maar de vraag
naar crediet is vrijwel gedecimeerd. De depressie heeft de
bedrijvigheid verminderd, en met de vermindering der be
drijvigheid zakte natuurlijk ook de vraag naar crediet. In
de laatste jaren is hier nog een technische factor bijge
komen de toevloed van goud, die tot een zoo groote geld-
ruimte leidde, dat ook een herleving der bedrijvigheid niet
tot noemenswaardige vermeerdering van de vraag naar
crediet aanleiding kon geven.
Het commerciëele bankwezen is dus onderhevig geweest
aan een ernstig inkrimpingsproces. Dit had ten gevolge, dat
de banken „te ruim in hun kleeren" kwamen te zitten. Zij
waren nu eenmaal geoutilleerd op een omvang van zaken,
zooals zij in de jaren 19201930 hadden gekend. Geoutil
leerd wat betreft aandeelenkapitaal, reserves, gebouwen,
personeel.
Deze uitrusting is nu te grootsch en te duur geworden.
Vandaar dat de twee fusioneerende instellingen al terstond
beginnen met een belangrijk deel van hun kapitaal en
reserves aan de aandeelhouders terug te betalen. Zij kunnen
het makkelijk met wat minder af, en dat mindere brengt
dan relatief meer winst op.
Of ook de uitrusting aan gebouwen en personeel zal
worden verminderd, moet worden afgewacht. Vermoe
delijk zal dit wel het geval zijn. Eén der directeuren van
de Amsterdamsche Bank treedt reeds af, zonder dat wordt
aangekondigd, dat zijn plaats door een ander zal worden
vervuld.
De fusie is dus veroorzaakt door het in
krimpingsproces, dat zich in het commer
ciëele bankwezen heeft voorgedaan.
Gevolgen der fusie.
Wat zullen de gevolgen van de fusie zijn?
Het is moeilijk te voorspellen, maar waarschijnlijk mag
men toch wel verwachten, dat de nieuwe combinatie meer
economisch zal kunnen werken, dat zij dientengevolge
tegenover andere banken scherper zal kunnen concur-
reeren, en dat zij dus misschien ook deze tot samengaan
zal noodzaken. De fusie, die zelf reeds een concentratie
in het bankwezen beteekent, zal dus wellicht tot nog
verdere concentratie leiden. Het eindpunt van de ontwik
keling zal misschien zijn, dat het commerciëele bank
wezen in Nederland bestaat uit twee of drie zeer groote
banken, waarnaast zich misschien nog enkele onafhanke
lijke instellingen van plaatselijk karakter zullen kunnen
handhaven. De mogelijkheid bestaat zelfs, dat de concen
tratie nóg verder gaat en dat er één groote Bank komt.
Maar deze mogelijkheid schijnt toch nog vrij ver ver
wijderd.
Hoe het ook zij, de fusie beteekent, dat de nieuwe com
binatie een machtige instelling wordt, een macht van
belang in het economisch leven van ons land.
Dat de landbouw hiervan eenige last zal ondervinden, is
echter niet waarschijnlijk. De landbouw heeft nu eenmaal
zijn eigen bankwezen, en het zal zelfs voor de combinatie
Amsterdamsche Bank-Robaver moeilijk zijn, dit eigen
bankwezen te verdringen Misschien dat wij op een enkel
speciaal gebied den invloed van de combinatie zullen
ondervinden, maar daar zal het wel bij blijven.
Is het wel fusie?
Wij spraken hierboven steeds van „fusie". Om het verwijt
van onnauwkeurige voorlichting van onze lezers te ont
gaan, moeten wij hieraan toevoegen, dat juridisch géén
fusie tot stand komt. Fusie van twee instellingen beteekent,
dat zij tot één samensmelten. In het onderhavige geval
gebeurt dit niet. De Amsterdamsche Bank en de Robaver
blijven juridisch afzonderlijke instellingen. Maar praktisch
is er toch wel een fusie. Beide instellingen garandeeren
eikaars verplichtingen, zullen dezelfde dividenden uit-
keeren en komen onder dezelfde leiding te staan. Vooral
dit laatste teekent de nieuwe situatie in feite als fusie.
Enkele dagen geleden, op 24 Juli j.l„ vierde het Centraal
Bureau zijn veertigsten verjaardag. Wel is waar is deze
vereeniging niet werkzaam op het zelfde terrein als wij,
maar zij is, evenals wij, een loot aan den thans zoo dikken
stam der Nederlandsche landbouwcoöperatie, en boven
dien komen wij veelvuldig met haar in aanraking, zoodat
wij haar veertigsten verjaardag hier niet onopgemerkt
voorbij mogen laten gaan.
Het Centraal Bureau heeft met de andere centrale land
bouwcoöperaties gemeen, dat het begonnen is als een klein
mosterdzaadje. Het heeft zich echter ontplooid tot een
machtige en hechte instelling. Wat het Centraal Bureau
op het gebied van den coöperatieven aankoop voor den
Nederlandschen landbouw heeft gedaan, is moeilijk te
schatten. Tracht U eens in te denken, hoe de situatie zou
zijn zonder een centrale aankoopvereeniging van de kracht
en de activiteit als het Centraal Bureau
Wij wenschen dan ook bij deze niet alleen het Centraal
Bureau en zijn leiders, maar ook den geheelen Neder
landschen landbouw geluk met dezen veertigsten verjaar
dag. En wij voegen hieraan toe den wensch, dat het Cen
traal Bureau ook in de toekomst nog veel voor onzen
boerenstand zal mogen doen.