DE RA1FFE1SEN-B0DE Uit enkele citaten uit zijn eigen werk „Die Darlehns- kasse-Vereine" moge blijken, hoe hij over dit onderwerp dacht. Op bladz. 82 van bedoeld boek schrijft Raiffeisen „Bij de vaststelling van rente en provisie voor voorschotten „en credieten aan leden, bestaat niet zelden het streven „deze te laag te stellen. Terwijl aan den woekeraar soms „100 of meer betaald moet worden, zou men nu het geld „liefst renteloos geven. Bij de vaststelling moet men echter „twee zaken goed in het oog houden ten eerste de waarde „van het geld en ten tweede het welzijn der Bank. „Het geld is een waar, waarvan de waarde evenals van „andere goederen stijgt en daalt. Het is niet gewenscht, zelfs „ook dan niet, wanneer een aanzienlijk (bedeutendes) „reservekapitaal gevormd is, het geld onder de normale „waarde, dus onder den normalen rentevoet uit te leenen. „Goed onder den prijs wordt in den regel niet naar behooren „gewaardeerd. Zoo is het ook met het geld. Men moet daar- „om de rentevoet niet onder de markt vaststellen. Beter kan „later, wanneer het reservefonds voldoende is, de provisie „verminderd worden. Bij de berekening van provisie en „rente moet van den beginne af, vóór alles op de vor- „ming en het behoud van de reserve, het gemeenschappelijk, „onverdeelbaar vermogen, gelet worden, omdat dit voor de „vereeniging eerst de vaste basis en het behoud voor de toe komst beteekent." Op blz. 83 schrijft hij „De provisie behoort zoo lang geheven te worden, totdat „de reserve een zoodanige hoogte heeft bereikt, dat uit de „interest daarvan de onkosten der Bank kunnen worden „betaald." Op blz. 257 wordt gezegd „Rentevoet en provisie voor voorschotten richten zich naar „de plaatselijke omstandigheden en zijn zoodanig vast te „stellen, dat naast een spoedige vorming van een behoorlijk „reservefonds ook de vereenigingskosten bestreden kunnen „worden. „Inclusief de provisie behoort het verschil tusschen debet- „en creditrente niet onder de 1% te bedragen. Hoe „spoediger het reservefonds van de vereeniging aangroeit, „des te meer wordt haar toestand bevestigd." Wij kunnen niet beter doen, dan zijn woorden nog eens extra te onderstreepen en hopen daardoor de ernstige mis vatting die er te dezen opzichte bestaat, voor goed uit de wereld te helpen. Verband tusschen rentetarieven bij Boerenleenbanken, Centrale Bank en geldmarkt. Zijn we het dus eens, dat een behoorlijke winst verzekerd moet zijn na betaling van onkosten en afschrijvingen, dan moeten we vervolgens nagaan, welke andere factoren de te volgen rentepolitiek bepalen, vooral ten opzichte van te ver goeden rente voor spaargelden en deposito's. Daartoe moeten we ons rekenschap geven van het bedrijf der Boerenleenbanken. Dit bestaat uit een passief bedrijf, n.1. het aanvaarden van spaargelden en deposito's, teneinde den spaarzin te bevor deren, en een actief bedrijf, n.1. het verleenen van voor schotten en credieten, ten einde den leden het benoodigde bedrijfskapitaal te verschaffen, dat ze met succes in hun bedrijven kunnen aanwenden. Een evenwichtstoestand tusschen het actief en het passief bedrijf, een toestand, waarbij het bedrag der gedeponeerde gelden gelijk of ongeveer gelijk is aan het bedrag der uit staande vorderingen, kan niet blijvend voorkomen. We weten wel, dat vroeger enkele Banken ter wille van de directe finantiëele resultaten er naar streefden, maar deze zijn in den loop der jaren (geleerd ook door de ervaring vooral na September 1931) verstandiger geworden en zien wel klaar en duidelijk in, dat een behoorlijke liquiditeitspositie voor een Bank een levensbelang is. De toestand in onze organisatie is dan ook zoodanig, dat in het algemeen onze Boerenleenbanken niet al hare spaar gelden en deposito's hebben uitgeleend, maar dat ze een be hoorlijk saldo bij de Centrale Bank hebben en met haar toe stemming dikwijls nog een aanzienlijk bedrag beleggen in waardepapieren en tijdelijke kasgeldleeningen aan Gemeen ten en Waterschappen. Daarnaast treft men Boerenleenbanken aan, die door bijzondere omstandigheden de voorschot- en credietverlee- ning niet geregeld binnen de perken van het haar toever trouwde kapitaal aan spaargelden en deposito's kunnen houden. Hoe echter de toestand bij de Bank ook is, in beide ge vallen komen ze bij de Centrale Bank terecht, die bij de vaststelling van haar rentetarieven terdege rekening moet houden met den algemeenen rentestandaard en voor de door de Boerenleenbanken gedeponeerde gelden belegging moet zoeken, zóódanig, dat de soliditeit, de liquiditeit en ook de rentabiliteit verzekerd zijn. Het Bestuur der Centrale is er zich van bewust, dat eenige stabiliteit in haar rentestandaard voor den rustigen gang van zaken zeer gewenscht is; maar zelf is de Centraleomdat ze voor zulk een groot deel der toevertrouwde middelen ter belegging aangewezen is op de geld- en beleggingsmarkt, van de op die markt wisselende tarieven in hooge mate afhankelijk. De beleggingen der Centrale Bank bestaan, zooals we uit het jaarverslag kunnen opdiepen, in hoofdzaak uit effecten, schatkistbiljetten, kasgeldleeningen aan provincies, gemeen ten en waterschappen en voorts in geringere mate in uitzet tingen van gelden op prolongatie voor een maand of on call (dagelijks opzegbaar). Laten we de effecten buiten nadere beschouwing, hoewel we weten, dat, door de in de laatste jaren algemeen toege paste conversie tegen lageren rentevoet, de rente-inkomsten danig werden besnoeid, dan blijkt ons bij het nagaan der overige beleggingen dat, hoe soliede en liquide overigens, de inkomsten uit dien hoofde zéér wisselvallig en, wat nog bezwaarlijker is, vaak zeer laag kunnen zijn. Met deze grillige klippen van wisselvallige rente moet de Centrale Bank rekening houden en ook de zandbanken der te lage rente moet ze trachten te vermijden en intusschen trachten aan de Boerenleenbanken de beloofde rente uit te betalen, haar onkosten goed te maken en haar reserve te versterken. Het is duidelijk, dat de Centrale Bank, gezien de verhou ding tusschen uitstaande credieten en de overige beleggingen (n.1. 1 18, volgens de balans per 31 Dec. 1938) haar winst niet maakt door de verdiensten op de debiteuren-banken en dat zij haar rentetarieven niet kan stellen naar eigen goed dunken, maar terdege rekening moet houden met den alge meen geldenden rentestandaard op de geld- en beleggings markt. De Boerenleenbanken doen verstandig zich bij de vast stelling van hare tarieven te richten naar die van de Centrale en zij worden dus indirect eenigszins afhankelijk van de algemeen geldende, zonder dat het noodzakelijk is deze geheel op den voet te volgen. Rentepolitiek en de „vastheid" der spaargelden. Daarbij geve men zich er rekenschap van, dat de rente bepaling voor spaargelden en deposito's niet leiden mag tot overmatige toevloeiing van gelden, noch aanleiding mag geven tot ongewenschte afvloeiing. Het vergoeden van een te hooge rente geeft aanleiding tot onnatuurlijke aantrekking van gelden van z.g.n. „kant- loopers", die telkens wisselen van bankinstelling en daar gaan, waar het meeste wordt geboden. Op dergelijke klanten kan ter wille van de stabiliteit van het bedrijf geen prijs worden gesteld. De Bank loopt het gevaar, zich niet vol doende rekenschap te geven van het tijdelijke karakter van den inbreng door deze gelegenheidsdeposanten en zal trach ten de overtollige gelden te beleggen, zoodanig, dat er finan- tiëel voordeel mede te behalen is. De Centrale Bank wordt de zondebok, omdat de rente niet hoog genoeg is om er aan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 2