DE RAIFFEISEN-BODE 75 handelen (in rechtskundigen zin), en hun zelf mag dus geen spaargeld worden uitbetaald, want hun kwijting is ongeldig. Ook de getrouwde vrouw moet in dit verband worden genoemd. Weliswaar is het, wanneer men de zaak haarfijn uitpluist, juridisch misschien niet verantwoord om haar man als haar wettelijken vertegenwoordiger te beschou wen, maar aangenomen mag worden, dat bij de redactie van art. 10 van het Spaarbankreglement ook de gehuwde man onder de wettelijke vertegenwoordigers is begrepen. Wanneer de getrouwde vrouw spaargeld te haren name heeft staan, moet men twee gevallen onderscheiden 1. zij is in gemeenschap van goederen gehuwd 2. zij is niet in gemeenschap, althans niet in volledige gemeenschap van goederen gehuwd, en het spaargeld valt buiten de ge meenschap. In het eerste geval behoort het spaargeld, hoewel ten name van de vrouw staande, aan de huwelijksgemeen schap toe. Hoofd der huwelijksgemeenschap is de man de man is dus in dit geval bevoegd om over het spaargeld te beschikken. De vrouw alléén is hiertoe niet bevoegd een kwitantie, voorzien van haar handteekening alléén, is ongeldig. Wél mag de vrouw over het spaargeld beschik ken met machtiging of bijstand van den man. Deze bij stand of machtiging moet voor elk geval afzonderlijk worden verleend. Hij kan b.v. bestaan in mede-ondertee- kening der kwitantie door den man. Wanneer het spaargeld ten name van de vrouw buiten de huwelijksgemeenschap valt, staat het met de bevoegd heid tot het opnemen ervan anders dan in het vorige ge val. Daar het spaargeld niet tot de huwelijksgemeenschap behoort, bestaat hier geen bevoegdheid van den man als hoofd der gemeenschap om erover te beschikken. Even min is de vrouw, op haar eentje, hiertoe bevoegd. De op name van het geld moet geschieden door de vrouw met bijstand of machtiging van den man. Anders dan in het eerste geval kan hier een algemeene machtiging door den man worden gegeven. Ten slotte moet onder de wettelijke vertegenwoordigers nog worden genoemd de curator in een faillissement. De curator is de wettelijke vertegenwoordiger van den fail lieten boedel; hij, en hij alléén, is uit dien hoofde bevoegd om spaargeld op te nemen, dat ten tijde der faillietver klaring ten name van den failliet verklaarden inlegger stond. Ook uitbetaling aan het bestuur eener rechtspersoon zou men onder het hoofd „Uitbetaling aan den wettelijken vertegenwoordiger" kunnen rangschikken, doch wij zul len het onderwerp „Uitbetaling van spaargeld van rechts personen" afzonderlijk behandelen. Uitbetaling aan rechtverkrijgenden. Uit den aard der zaak kan van uitbetaling aan recht verkrijgenden slechts sprake zijn, wanneer de inlegger overleden is. De rechtverkrijgenden van een overledene zijn 1. zijn overlevende echtgenoote, wanneer de over ledene in geheele of gedeeltelijke gemeenschap van goe deren gehuwd was 2. zijn erfgenamen. De overlevende echtgenoote (wij nemen aan, dat de overleden inlegger een gehuwde man is) is rechtverkrij gende in haar hoedanigheid van gerechtigde tot de helft van de huwelijksgemeenschap (aangenomen, dat er ge meenschap van goederen bestaat). Indien er geen testa ment is, behoort zij bovendien tot de erfgenamen. Over lijdt een man met achterlating van een weduwe en vier kinderen, zonder een testament te hebben gemaakt, dan is de weduwe dus rechtverkrijgende voor de helft (dit als echtgenoote) én voor een vijfde van de andere helft (dit als erfgename). De kinderen zijn rechtverkrijgende ieder voor een vijfde van de helft. Hoe kan de Kassier, wanneer enkele personen zich als rechtverkrijgenden van een overleden spaarder aandienen, te weten komen, dat zij werkelijk diens rechtverkrijgen den zijn? Hij kan dit te weten komen uit een z.g. ver klaring van erfrecht. Dit is een verklaring, die de erfge namen kunnen krijgen bij den Kantonrechter of bij een notairs en waarin vermeld staat, wie de rechtverkrijgenden van den overledene zijn. De kosten van een verklaring, afgegeven door een notaris, variëeren van 1.50 tot 7.50 soms, wanneer de notaris met de vereffening der nalatenschap belast is, of wanneer het gaat om kleine bedragen, worden geen kosten door den notaris in reke ning gebracht. De Kantonrechter geeft de verklaring kosteloos af. Aan een notariëele verklaring van erfrecht dient verre de voorkeur te worden gegeven boven een verklaring van den Kantonrechter, daar deze laatste weinig waarde heeft de Kantonrechter stelt haar op naar ge gevens, die hem door de aanvragers worden verstrekt, zonder die gegevens voldoende te controleeren. De notaris daarentegen stelt een zelfstandig onderzoek in als hij niet reeds van de situatie op de hoogte is en stelt zich o.i. voor den inhoud der verklaring verantwoordelijk. Moet de Kassier, wanneer de. rechtverkrijgenden van een overleden spaarder uitbetaling komen vragen, altijd overlegging van een verklaring van erfrecht verlangen? Zonder eenige verantwoordelijkheid op ons te willen nemen willen wij zeggen, dat wij ons kunnen voorstellen, dat de Kassier de verklaring niet eischt, wanneer het gaat om een klein bedrag en wanneer hij de familie van den overledene goed kent en als betrouwbaar beschouwt. In dit geval kunnen wij ons zelfs voorstellen, dat de Kas sier't niet zoo nauw neemt met't vereischte, dat alle recht verkrijgenden voor ontvangst van het spaargeld teekenen en dat hij uitbetaalt aan één hunner of aan den boedel notaris, mits deze het spaarboekje overlegt (over de vraag, of de bepaling, dat de Bank is gekweten door betaling in handen van den aanbrenger, ook geldt na het overlijden van den inlegger, zie hieronder). Wanneer het gaat om grootere bedragen, en vooral wan neer moeilijkheden tusschen de erfgenamen te vreezen zijn, bewandele men altijd den veiligen weg en eische men een verklaring van erfrecht, op grond waarvan men dan alle rechtverkrijgenden laat teekenen. De rechtverkrijgenden kunnen, evenals de inlegger zelf dat kan, een derde (b.v. den notaris) machtigen om het spaargeld op te nemen. De volmacht moet dan bij de Bank bliiven berusten. Behalve aan alle rechtverkrijgenden gezamenlijk (of, wat rechtens daarmede gelijk staat, aan hun gemachtigde) kan men het spaargeld ook uitbetalen aan iederen recht verkrijgende afzonderlijk, d.w.z. aan ieder zijn portie. Om dit te kunnen doen, zal men niet alleen moeten weten, wie de rechtverkrijgenden zijn, maar ook welk portie aan ieder toekomt. Men zal dit in den regel vinden in de notariëele verklaring van erfrecht. Wanneer bij de boedelscheiding het spaargeld geheel is toebedeeld aan één der rechtverkrijgenden, moet het ge heele bedrag aan dien rechtverkrijgende worden uitbe taald. Natuurlijk zal men een behoorlijk bewijs van de toe- deeling moeten hebben. Is er een executeur-tesamentair, dan lijkt de zaak nogal eenvoudig. Op het eerste gezicht is men geneigd te den ken, dat men het spaargeld aan den executeur kan uitbe talen. In werkelijkheid is de zaak niet zoo eenvoudig. Men kan het spaargeld geheel aan den executeur uitbetalen, onder drie voorwaarden 1. dat de executeur het recht van „inbezitneming" der nalatenschap heeft (het is regel, dat de erflater hem dit recht toekent) 2. dat niet meer dan een jaar verloopen is nadat de executeur de gelegen heid tot inbezitneming kreeg 3. dat er, voorzoover aan de Bank bekend, geen erfgenamen zijn, die recht hebben op een wettelijk erfdeel (dit zijn de bloedverwanten in de rechte linie) is dit wél het geval, dan kan de Bank slechts dat gedeelte aan den executeur uitbetalen, dat niet tot de wettelijke erfdeelen behoort.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 3