DENKEN
EN
DOEN
Wat U noodig hebt
hebben WIJ voorradig
Een onbekende wetsbepaling, die
verdient gekend te worden.
DE RAIFFEISEN-BODE
69
over het treffen van een
pensioenregeling voor den
Kassier is goed
de Centra Ie Bank wil gaarne
daarbij van voorlichting
dienen, maar dan moet men
ten slotte ook komen tot
anders bereikt men alleen,
dat er geen ouderdoms
verzorging voorden Kassier
komt, waarbij wij dan maar
niet willen „denken" aan
de omstandigheden, waarin
echtgenoote en kinderen
zullen achterblijven, indien
hun verzorger komt te
vallen.
Een schuldenaar staakt zijn betalingen. Al is hij niet
failliet, duidelijk is toch, dat voldoening zijner schuld niet
meer van hem te verwachten is.
De Bank spreekt derhalve zijn borgen (laten wij hen
A en Z noemen) tot betaling aan.
Borg Z helaas blijkt ook in minder goeden doen
te zijn geraakt.
Borg A ontvangt dus van de Bank het verzoek om de
geheele schuld te voldoen.
Hij geeft hieraan gevolg, denkende, dat hij later misschien
nog wel verhaal op zijn medeborg zal kunnen uitoefenen.
Later wordt de positie van borg Z gunstiger, en borg A
spreekt hem tot vergoeding van de helft aan.
Maar hij krijgt de kous op de kop. Borg Z neemt een
advocaat in den arm, die aan borg A spoedig duidelijk
maakt, dat hij niets van Z te vorderen heeft.
Aldus het treurige einde van een treu
rige historie.
Deze historie is geen fantasie, al hebben wij geen bepaald
geval op het oog. Zij komt, in diverse variatie's, herhaal
delijk voor. Es ist eine alte Geschichte, doch bleibt sie
immer neu.
Het treurige einde er van had echter een goed einde
(goed voor borg A) kunnen zijn, wanneer men rekening had
gehouden met de wetsbepaling, in den titel bedoeld.
Dit is art. 1881 Burgerlijk Wetboek. Volgens dit
artikel heeft een borg, die meer dan zijn aandeel
heeft betaald, slechts in twee gevallen verhaal op zijn
medeborg: wanneer hij betaald heeft tijdens het
faillissement van den schuldenaar, en wanneer hij
betaald heeft na daartoe gerechtelijk te zijn aange
sproken.
Een van deze twee gevallen deed zich in het boven weer
gegeven voorbeeld niet voor, en dus had A geen verhaal
op Z.
Had A verhaal op Z kunnen krijgen?
Zeer zeker, door namelijk aan de Bank te verzoeken aan
een der voorwaarden, in art. 1881 bedoeld, te voldoen.
Wanneer de Bank öf het faillissement van den hoofdschul
denaar had aangevraagd öf hem (A) tot betaling had doen
dagvaarden, had hij verhaal op Z gekregen.
Het aanvragen van faillissement van den schuldenaar
alleen om een der borgen verhaal op zijn medeborg te
geven, is natuurlijk niet de moeite waard, en komt in de
praktijk dan ook niet voor.
Wel komt het herhaaldelijk voor, dat een der borgen
wordt gedagvaard met het uitsluitend doel om hem verhaal
op zijn medeborg te geven. Na dagvaarding wordt natuurlijk
door den borg betaald, zoodat er geen proces behoeft te
volgen. Het is niet meer dan een pro-forma-dagvaarding,
welke de Bank op verzoek van het slachtoffer laat uit
brengen.
De kosten van zulk een dagvaarding komen uit den aard
der zaak ten laste van den borg, die er om gevraagd heeft.
Zij zijn echter betrekkelijk gering.
Daar het in deze tijden wel eens voorkomt, dat een
Boerenleenbank een der borgen meer dan zijn part moet
laten betalen, is het nuttig, dat art. 1881 even wordt gelicht
uit het duffe wetboek, waarin het tusschen duizenden andere
artikelen een onopvallende plaats inneemt, en dat het een
oogenblik in de schijnwerpers der publiciteit (als wij zulk
een hoogdravende uitdrukking op ons bescheiden blad mogen
toepassen) wordt geplaatst, opdat het bij onze lezers de
bekendheid verkrijge, die het verdient, en opdat zij in voor
komende gevallen borgen, die meer dan hun deel betalen
moeten, er op kunnen wijzen.
Advies omtrent de toepassing van art. 1881 kan te allen
tijde worden aangevraagd bij het Juridisch Bureau.
voor Uw administratie
Centrale Bank
Materiaal-afdeeling