ACCOORD VAN EEN SCHULDENAAR BUITEN FAILLISSEMENT OF SURSÉANCE VAN BETALING. DE RAIFFEISEN-BODE 6 7 eerder geld had opgehaald, werd de opgevraagde som toch uitbetaald. Ongelukkigerwijze werd daarna door den inlegger ontkend, dat de derde het geld in ontvangst had mogen nemen. Een beroep op de reeds aangehaalde be paling (art. 10 lid 2) van het spaarreglement kan in dit geval geen baat geven. Immers er kan niet met recht ge zegd worden, dat in handen van den aanbrenger van het boekje is betaald, het boekje was toch reeds op de Bank Ten aanzien van den inlegger is derhalve de uitbetaling der spaargelden ongeldig en van onwaarde en zal het geld voor de tweede maal aan den inlegger uitbetaald moeten worden. De spaarbank kan dan trachten het geld van den derde terug te krijgen. De leering van het bovenstaande is derhalve 1. Betaal nimmer aan een derde eenig spaargeld uit indien deze niet-aanbrenger van het spaarboekje is of niet een behoorlijke volmacht van den inlegger kan overleggen 2. Houdt nimmer boekjes van inleggers onder uw be rusting, mocht het eens voorkomen, dat een inlegger niet op zijn boekje kan wachten, dan zende men dit boekje zoo spoedig mogelijk aan den inlegger, bij voorkeur per aangeteekend schrijven, terug. In de laatste jaren komt het nog al eens voor, dat een schuldenaar, die voorziet, dat hij niet in staat zal zijn om zijn verplichtingen na te komen, zijn bedrijf vrijwillig liquideert en overgaat de opbrengst van zijn bezit ponds pondsgewijze aan zijn crediteuren uit te betalen. Ter ver mijding van kosten, dus om een zoo groot mogelijk percen tage te kunnen uitkeeren, wordt dit dan gedaan zonder dat de schuldenaar in staat van faillissement verkeert of surséance van betaling heeft verkregen. De schuldenaar, of in de meeste gevallen een onpartijdig derde, advocaat, notaris of somstijds een commissie uit de crediteuren, wordt dan met de afwikkeling belast. Een dergelijk aanbod geschiedt niet altijd in denzelfden geest soms toch wordt zonder meer medegedeeld, dat de schuldenaar tot een zoogenaamde minnelijke liquidatie zal overgaan, doch in andere gevallen wordt het aanbod gedaan tegen de voorwaarde, dat de crediteuren dan ook den schuldenaar volledige kwijting zullen geven tegen ont vangst van de beschikbare uitkeering. Deze voorwaarde is niet onlogisch en onbillijk, omdat de crediteuren méér zullen ontvangen dan in geval van een gedwongen liqui datie (faillissement), in de eerste plaats al omdat de kosten eener vrijwillige liquidatie veel geringer zijn, in de tweede plaats omdat in vele gevallen schulden aan familieleden of speciale crediteuren niet, of althans niet voor het volle be drag, in de liquidatie zullen mededeelen en in de derde plaats omdat bij vrijwillige liquidatie de bezittingen meestal meer opbrengen dan bij een faillissement. In het eerste geval (het aanbod wordt gedaan zonder dat volledige kwijting wordt verlangd) bestaat er behoudens bijzondere omstandigheden, als b.v. men vertrouwt den schuldenaar niet en is bang, dat deze een gedeelte van zijn bezit aan de liquidatie zal onttrekken, of men ver trouwt den liquidateur niet geen enkel bezwaar om de gevraagde medewerking te verleenen. Is de schuld door borgtocht gedekt, dan kan men, hoewel niet strikt nood zakelijk, nog de toestemming der borgen vragen. Ook voor het andere geval voorwaarde van volledige kwijting zal men op het eerste gezicht zeggen, dat de Bank, gezien het voordeel, dat een minnelijke liquidatie zal opleveren, haar medewerking kan verleenen, ware het niet, dat hieraan andere consequenties verbonden kunnen zijn, n.1. indien de vordering door borgtocht is gedekt of door pand of hypotheek, In geval van pand en hypotheek zal men goed doen het onderpand te gelde te maken en voor het deel der vorde ring, dat niet gedekt blijkt te zijn, toe te stemmen en deze vordering zal men dan bij den liquidateur moeten indienen. Is de vordering door borgstelling gedekt, dan zal men zonder meer niet kunnen toestemmen. Borgtocht is namelijk een bijkomende verplichting van een hoofdverbintenis en deelt het lot van de hoofdverbintenis. Gaat dus de hoofd- verbintenis teniet, doordat men tegen gedeeltelijke be taling aan een hoofdschuldenaar finale kwijting verleent, dan gaat ook de borgtocht teniet en zijn de borgen derhalve van hun verplichtingen ontslagen. Het zal nu wel geen nader betoog behoeven, dat dit niet de bedoeling is. De borgen hebben zich juist verbonden voor het geval, dat de hoofdschuldenaar niet kan betalen, dus voor het geval, dat zich hier voordoet. Een bank kan dus niet medewerken, indien de borgen niet medewerken. De borgen zullen dan de Bank uitdrukkelijk toestemming moeten geven het aan geboden buitengerechtelijk accoord te accepteeren en daarenboven zich moeten verbinden om het niet door den schuldenaar betaalde gedeelte der schuld als eigen schuld te zullen betalen. Weigeren de borgen hun medewerking, dan kan ook de Bank het aangeboden accoord in het alge meen niet accepteeren. De vraag is dan, wat dan gebeuren moet. Naar onze meening zal dan de aangewezen weg zijn om de borgen zonder meer te laten betalen en deze moeten dan maar zien, hoe zij het door hen betaalde bedrag van den hoofdschuldenaar terug zullen krijgen. Wellicht treden zij dan zelf' nog tot het aangeboden accoord toe. Wij voegen hieraan toe, dat hierin niets onbillijks steekt, daar in dit geval juist de borgen een minnelijke regeling, die hun tot voordeel is, onmogelijk maken en deze dan ook maar het verwijt moet treffen, dat zij den schuldenaar in staat van faillissement hebben gedreven Het bovenstaande is uitteraard van het meeste belang, indien op de borgen nog verhaal mogelijk is. Zijn de beide borgen finantieel voor de Bank waardeloos, dan zal aan neming van het accoord, ondanks dat de borgen geen medewerking verleenen medewerking zal in ieder geval gevraagd moeten worden meestal het voordeeligst zijn. Het bovenstaande geldt niet in gevallen van een gerech telijk accoord, daar ook bij het aannemen van een dergelijk accoord de borgen verbonden blijven voor het restant. Bij een gerechtelijk accoord kunnen zich echter andere moei lijkheden voordoen, waarvoor het in ieder geval wen- schelijk is, dat ook in die gevallen de juridische afdeeling der Centrale Bank wordt geraadpleegd. Samenvattende komen wij tot de conclusie Men zij uiterst voorzichtig bij het accepteeren van een accoord, hetzij buitengerechtelijk of gerechtelijk. Men raadplege in voorkomende gevallen tijdig, dus bij voorkeur zoodra een dusdanig voorstel is ingekomen, de juridische afdeeling der Centrale Bank.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 5