DE REGLEMENTAIRE GRENZEN VAN VOORSCHOT- EN CREDIETVERLEEN1NG. DE RAIFFEISEN-BODE 59 ook wanneer dergelijke posten door de Boerenleenbanken als beleggingen worden beschouwd, blijft het opnemen der gelden door gemeenten en waterschappen onderworpen aan de voor deze lichamen geldende voorschriften. De verstrekking van beleggingsvoorschotten, ook aan leden, valt, zooals reeds eerder werd aangegeven, onder de dispensatie-regeling van 1930. Over het onderscheid tusschen de gewone voorschotten en de beleggingsvoorschotten werd reeds gesproken, zoo dat wij het verder hierbij meenen te mogen laten. e. Aankoop van onroerende goederen. Als beleggingsmogelijkheid hebben we tenslotte nog den aankoop van onroerende goederen (b.v. landerijen, al of niet met bijbehoorende gebouwen). Een belegging in vaste goederen is uit den aard der zaak niet zoo gemakkelijk te realiseeren (of in geld om te zetten), terwijl de exploitatie en het toezicht bijzondere eischen stellen. Een deréeliike belegging behoort o.i. dan ook een hooge uitzondering te zijn. Tenslotte zij in dit verband nog opgemerkt, dat het Be stuur eener Boerenleenbank behalve de toestemming der Centrale Bank ingevolge de bepaling van art. 19 sub j harer statuten voor den aankoop van onroerende goede ren de goedkeuring behoeft van den Raad van Toezicht dier Bank. Andere beleggingsmogelijkheden. Er zijn nog andere beleggingsmogelijkheden, meer in het bijzonder voor gelden op korten termijn, b.v. schatkist biljetten, schatkistpromessen, accepten, prolangatie, call- geld, enz. Deze bewijzen van belegging meenen we hier echter buiten beschouwing te kunnen laten, aangezien ze voor onze Boerenleenbanken niet van direct belang zijn en bovendien het rendement van deze beleggingen, inzonder heid in de huidige omstandigheden, zóódanig is, dat ze practisch niet in aanmerking komen. Algemeene opmerkingen. Nadat we nu de verschillende beleggingsmogelijkheden zeer beknopt hebben aangegeven, mogen nog enkele alge meene opmerkingen volgen. Wanneer zal een Boerenleenbank tot belegging kun nen overgaan? Alleen dan, wanneer die Bank een behoorlijke en voor haar voldoende liquiditeit bezit. Zij moet dus in staat zijn om aan eventuëele opvragin gen van gelden (we bedoelen hiermede niet de abnormale opvragingen, welke men ziet b.v. in dagen van spanning) te kunnen voldoen, zonder genoodzaakt te zijn over te moeten gaan tot den verkoop van beleggingswaarden, welke zij bezit. Een algemeene regel is hiervoor niet te geven. Bij het nagaan van de vraag of een Bank voldoende liquide is, zal met verschillende factoren rekening dienen te worden gehouden. En deze factoren zullen voor alle Banken niet altijd dezelfde zijn. Juist daarom is belegging, anders dan door deponeering bij de Centrale Bank, alleen mogelijk met toestemming van het Bestuur der Centrale Bank. Indien een Bank in zoodanige positie verkeert, dat be leggingen voor haar mogelijk zijn, dient zij er steeds reke ning mede te houden of haar statuten en huishoudelijk reglement ook voorschrijven, dat zij voor die beleggingen bijzondere formaliteiten dient te vervullen, b.v. het vragen van goedkeuring van den Raad van Toezicht, enz. Men neme deze grenzen in acht, niet alleen naar de letter, doch ook naar den geest. Men weet, dat het huishoudelijk reglement van elke Boerenleenbank moet bevatten de hoogste som, die het Bestuur alleen en die het met toestemming van den Raad van Toezicht aan één lid in voorschot of in loopende rekening mag verstrekken. Dat het huishoudelijk reglement deze hoogste som moet bevatten, staat voorgeschreven in art. 34 nr. 5 der model-statuten; wij veronderstellen natuur lijk, dat bij elke Locale Bank deze bepaling behoorlijk is uitgevoerd (en dat de vastgestelde bedragen ook behoorlijk in de notulen der algemeene vergadering zijn opgenomen). Het spreekt vanzelf, dat men de grens, die aldus is vast gesteld voor de voorschot- en credietverleening, nauwkeurig in acht moet nemen. Overschrijding van de grens is over treding van het huishoudelijk reglement, en voor de slechte gevolgen van zulk een overtreding zou het Bestuur aan sprakelijk kunnen worden gesteld. Het is daarom van groot belang, dat men de grensbepaling op de juiste wijze opvat. Wij hebben wel eens de opvatting ontmoet, dat men per voorschot of per crediet onder de grens moet blijven. Deze opvatting is onjuist. Per lid moet men onder de grens blijven. Wanneer het huishoudelijk reglement b.v. bepaalt, dat het Bestuur alléén f 2000,en dat het met goedkeuring van den Raad van Toezicht 5000,aan één lid in voor schot of in loopende rekening mag verstrekken, mag het Bestuur alléén niet f 1500,voorschot en daarnaast nog eens 1500,crediet in loopende rekening aan hetzelfde lid verstrekken. Daardoor zou de grens voor het Bestuur alléén met 1000,worden overschreden. Alles, wat een zelfde lid geniet aan voorschot, crediet en ook aan bank garantie (die wij tot nog toe niet noemden, omdat zij niet zooveel voorkomt, maar die er toch bij hoort) moet dus worden bijeengevoegd om te beoordeelen, of men al dan niet onder de grens blijft. Wij hebben ook een enkele maal (gelukkig slechts een héél enkele maal) de opvatting ontmoet, dat men de grens eerbiedigt, wanneer men, indien een lid, dat reeds aan de grens staat, nog meer geld noodig heeft, dit geld verstrekt aan een uitwonenden zoon of een andere nauwe relatie van het geld behoevende lid, met het doel, dat deze zoon of relatie het geld direct doorgeeft aan het geld behoe vende lid. Het is naar onze meening zonder meer duidelijk, dat zoo danige eerbiediging der grens slechts een eerbiediging in schijn is. Als werkelijke eerbiediging kan zij niet worden beschouwd. De man, die het geld opneemt, is wel is waar in juridischen zin, formeel, de voorschot- of credietnemer, maar als men door het juridische gordijn heen kijkt, ont waart men toch het lid, dat aan de grens stond, als werkelijke geldnemer. Onze conclusie is dus, dat men goed doet zich van der gelijke „gedienstigheden der praktijk" te onthouden. De statuten en het huishoudelijk reglement vragen niet slechts een toepassing naar de letter, maar ook een toepassing naar den geest

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1939 | | pagina 5