58
DE RAIFFEISEN-BODE
in". Maar in het eene geval is niet direct aan te wijzen
waar de reserve „in zit" en in het andere geval is dit wèl
direct aan te wijzen.
En in dit laatste geval spreekt men van een „belegging
van de reserve" of van een „belegde reserve".
Wij zeggen dit hier nu maar heel eenvoudig, doch naar
we hopen begrijpelijk.
Het zal nu ook direct duidelijk zijn, dat de reserve niet
meer dan één keer kan worden belegd.
Er bereiken ons echter van Boerenleenbanken aan
vragen b.v. voor de plaatsing van bijzondere hypotheken,
met de toevoeging „ter belegging van de reserve", terwiil
dan soms het bedrag der te verstrekken hypotheek (of
hypotheken) grooter is dan de geheele reserve of terwijl
de betrokken Bank reeds vroeger toestemming kreeg om
een hypotheek af te sluiten ter belegging van de reserve,
maar nog geen rekening had geopend, waaruit dit duide
lijk bleek.
Alleen wanneer men de reserve niet wil opnemen in het
bedrijf der Bank, doch de reserve afzonderlijk aanwijsbaar
wil beleggen, kan men tot de aanschaffing van beleggings
waarden of de verstrekking van bijzondere voorschotten,
die dan de belegde reserve zullen vormen, overgaan.
Doch dit kan men slechts één keer doen.
Welke voordeelen heeft een belegde reserve nu?
In de eerste plaats het reeds genoemde, n.1. dat direct
kan worden aangegeven of, en zoo ja op welke wijze, de
betrokken Bank haar reserve heeft belegd.
En verder dat, indien men onverhoopt zou moeten over
gaan tot het aanspreken van de reserve (doordat er ver
liezen zijn geleden), men direct weet op welke wijze men
de noodige gelden ter beschikking kan krijgen, n.1. door
het te gelde maken van de belegde reserve.
Uit een en ander volgt, dat met het oog op het te gelde
maken indien dit noodig mocht blijken, de belegging van
de reserve het best zou kunnen bestaan uit direct te ver
zilveren waarden, b.v. courante effecten, die dagelijks ter
beurze kunnen worden verhandeld.
Bestaat de belegde reserve uit vaste goederen of hypo
theken, dan is het „mobiel" maken van de reserve reeds
veel moeilijker.
Hetzelfde, wellicht nog in grootere mate, geldt als de
reserve niet speciaal belegd is en derhalve in het bedrijf
van de Bank is opgenomen.
Wijze van belegging.
Na deze kleine uitweiding keeren wij weder terug tot
ons eigenlijke onderwerp, n.1. de beleggingen der Boeren
leenbanken.
Zooals we gezien hebben, kunnen de beleggingen der
Boerenleenbanken (het beleggen dus der overtollige gel
den) als volgt plaats vinden
a. deponeering bij de Centrale Bank
b. aankoopen van effecten
c. ter leen verstrekken aan lichamen en instellingen,
die niet voor het lidmaatschap in aanmerking komen
en aan andere niet-leden
d. voorschotten op langen termijn, ook aan leden, onder
bijzondere voorwaarden
e. aankoop van onroerende goederen.
Bij elk van deze beleggingswijzen willen we nog even
stilstaan.
a. Deponeering bij de Centrale Bank.
Veel behoeft hiervan niet te worden gezegd. In het
voorgaande is reeds vermeld, dat de Centrale Bank vol
gens de bepalingen van haar huishoudelijk reglement be
paalde deposito's kan weigeren en reeds ontvangen gel
den kan teruggeven, doch van deze beperkingen is tot
dusverre geen gebruik gemaakt.
Ook werd er reeds op gewezen, dat op het deponeeren
van gelden bij de Centrale Bank een zekere rem is aan
gelegd in den vorm van de maatregelen ten opzichte van
de rentevergoeding, die het Bestuur der Centrale Bank,
daartoe genoodzaakt door de tijdsomstandigheden, heeft
moeten nemen.
Over de moeilijkheden, waarvoor inzonderheid in dezen
tijd de Centrale Bank wordt geplaatst, om te zorgen, dat
de stroom van deposito's veilig en rentegevend wordt be
legd en er toch ook zorg voor te dragen, dat de Banken
hun deposito's op eerste aanvrage kunnen terugontvangen,
zullen wij hier thans niet spreken. Dit is een vraagstuk
op zichzelf, hetwelk niet met een paar woorden is uiteen
te zetten.
Daar iedere Boerenleenbank voor een behoorlijke liqui
diteit dient te zorgen, verdient het aanbeveling, dat van
de bij de Banken gedeponeerde geldenf als spaargelden
en deposito's in rekening courant) een behoorlijk deel bij
de Centrale Bank wordt belegd, waardoor men op ieder
gewenscht tijdstip er de beschikking over heeft.
b. Aankoopen van effecten.
Niet alle effecten komen in aanmerking om als beleg
ging voor de Boerenleenbanken te kunnen dienen.
In geen geval behooren de Banken over te gaan tot den
aankoop van buitenlandsche fondsen, van incourante fond
sen en van aandeelen op naam.
In het algemeen hebben aandeelen (ook als ze aan
toonder luiden) voor deze belegging niet de voorkeur, ge
zien het meerdere risico, dat nu eenmaal onafscheidelijk
aan aandeelenbezit is verbonden.
De Banken zullen zich voor hun beleggingen in effecten
dus dienen te bepalen tot soliede, courante obligaties,
welke officiéél ter beurze zijn genoteerd (en dus zoonoodig
iederen dag van de hand zouden kunnen worden gedaan).
Daar iedere belegging op zichzelf dient te worden be
oordeeld, willen wij thans niet verder aangeven, welke
fondsen daarvoor alzoo in aanmerking komen.
Over iederen aankoop van effecten dient vooraf met de
Centrale Bank te worden overlegd, die dan ook tevens zal
opgeven, welke fondsen in dat geval in aanmerking komen.
Zooals reeds werd opgemerkt, moet voor den aankoop
van effecten ter belegging van overtollige gelden, de goed
keuring der Centrale Bank zijn verkregen.
Ten aanzien van het aankoopen van effecten ter beleg
ging van de reserve is weliswaar in de statuten der
Boerenleenbanken een uitzondering gemaakt op den alge-
meenen regel van goedkeuring der Centrale Bank, doch uit
hetgeen hieromtrent door ons reeds werd opgemerkt, zal
het duidelijk zijn geworden, dat het aanbeveling verdient
om ook over den aankoop van effecten ter belegging van
de reserve vóóraf het advies van de Centrale Bank in te
winnen.
Naast de officiéél ter beurze genoteerde effecten zal een
enkel maal met toestemming der Centrale Bank ook de
aankoop van obligaties, uitgegeven door een waterschap
of een kerkelijke instelling mogelijk zijn.
Deze obligaties, hoewel als regel geen beursnoteering
bezittend en dus behoorend tot de z.g.n. „incourante"
fondsen, kunnen toch wel zeer soliede zijn en derhalve als
beleggingsobject zeer zeker in aanmerking komen.
c. en d. Leeningen aan niet-leden en bijzondere voor
schotten op langen termijn, ook aan leden.
Beide groepen nemen wij tezamen, omdat deze wijzen
van belegging veel overeenstemming met elkaar vertoonen.
Ten aanzien van de verstrekking van leeningen aan ge
meenten en waterschappen meenen wij te kunnen vol
staan met verwijzing naar hetgeen hieromtrent reeds werd
opgemerkt bij de voorschot- en credietverleening. Immers