AIFFEISEN-BODE
BIJ DE JAARWISSELING.
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
INHOUD
REDACTIONEEL GEDEELTE.
Zie Mededeelingen op blz. 61
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF. 15867
VIER EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 7
JANUARI 1939
VERSCHIJNT DEN EERSTEN
VAN IEDERE MAAND
ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR
LOSSE NUMMERS 10 CENT
FRANCO PER POST
a. Redactioneel Gedeelte. 1. Bij de Jaarwisseling. 2. De
Buitengewone Algemeene Vergadering. 3. Het beheer
eener Boerenleenbank. (Vervolg). 4. De reglementaire
grenzen van voorschot- en credietverleening. 5. Geld- en
Effectenmarkt. 6. De Centrale Bank en hypotheken.
b. Mededeelingen. 1. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. Toe
passing Rente-correctie. 3. Steunverleening in natura aan
kleine boerenbedrijven.
c. Uit onze Boerenleenbanken. Een onjuiste benaming, met
noot der redactie.
d. Advertentiën.
Gaarne kom ik aan alle leden van onze Organisatie en
aan alle lezers van onze „Raiffeisen-Bode" een gelukkig
Nieuw Jaar wenschen. De opgewektheid waarmede dit ge
schiedt, gaat verder dan tot een oppervlakkige en tot een
zoogenaamde officiëele wenschgroet. Want ze houdt ver
band met ons mooie Raiffeisen-werk en met deszelfs be-
teekenis voor ieder van ons als individu en als sociale
persoonlijkheid.
Een nieuw jaar neemt zijn plaats na het oude, het
alreeds weder gansch voorbije. Dat voorbije jaar heeft
voor ieder van ons zijn bepaalde, de voor ieder onzer per
soonlijk eigene moeilijkheden meegebracht, en voor den
een of ander zeker ook wel pijnigende zwarigheden, die
allicht nog geenszins alle ook zijn heengegaan met het
beëindigde jaar. En ook 't nieuw begonnene zal dergelijke
moeilijkheden, of onaangename verrassingen of tobberijen
van een of anderen aard met zich brengen. Doch een goed
troostwoord blijft altijd het gezegde De tijd brengt raad
en ook daad. Maar laat me mogen terugkomen op mijn be
gin. Met graagte kom ik een opwekkende nieuwjaarsgroet
richten tot al onze leden en lezers. Een nieuw jaar toch
vangt aan, en 't wordt ons gegeven om het te leven.
Maar zegt nu niet juist ieder nieuw jaar aan iederen
mensch, en ook aan ieder gezond functioneerende en onder
de menschen werkende instelling als een opnieuw begin
nen te arbeiden? De tijd toch wordt ons door den Schep
per en Instandhouder der wereld gegeven om er in te
arbeiden, ieder op zijn eigene sociale plaats, ieder met
den eigenen aanleg, ieder met zijn persoonlijke vermogens
en met de hem door de Voorzienigheid beschikbaar ge
stelde hulpmiddelen.
Zoo is het voor een ieder van ons. En 't is immers ons
aller diepe overtuiging, dat we zoo den tijd behooren te
beschouwen en te gebruiken en dat we in eene werk-
dadigheid van dezen geest het leven behooren door te
gaan. Doch heeft deze wet van arbeidsplicht ten gebruike
van den tijd ook niet haar rechten op iedere sociale in
stelling? En zijn niet juist onze Coöperatieve Boerenleen
banken in dezen geest gevormd en door zoo'n geest ge
groeid in aantal, en zijn ze daardoor niet vol geworden
van waarlijk heilbrengende sociale beïnvloeding?
De bedoeling en de gedachte waardoor ze gesticht wer
den en het haar onderscheidende kenmerk van gemeen
schappelijke belangenbehartiging, hetwelk trouw is ge
handhaafd gebleven belangeloos beheer, uitsluiting der
mogelijkheid van winstuitkeering en beperking van het
arbeidsveld tot een kleinen kring, is een waarlijk best en
heerlijk gebruiken van de ter beschikking gestelde krach
ten en vermogens. In dien geest heeft dan ook onze Coöpe
ratieve Centrale Raiffeisen-Bank haar werk trachten te
verrichten, en heeft zij zich ter beschikking gesteld van de
leden in hun plaats in de maatschappij. In het verleden
heeft de Bank dien opzet behartigd, in het verleden zijn
hare Bestuursleden deze taak naar goed vermogen nage
komen. In het afgeloopen jaar vierden we den gedenkdag,
dat onze Centrale Bank veertig jaar geleden haar werking
begon. Het gevolg dier werking kon in enkele cijfer-
groepen worden vastgelegd en gepubliceerd. Doch wat
overvloed van zegen aan gekomen voorspoed, aan ver
wijderde zorg, aan verkregen uitkomst, of aan berusting
of levensmoed en werkenergie door haar in haar veertig
jarige werking is opgewekt of bijgebracht, behoort groo-
tendeels tot het inwendige gemoeds- en familieleven en
leent er zich derhalve niet toe om in bepaalde cijfer-
groepeeringen te worden uitgedrukt of ondergebracht.
De levensomstandigheden zijn er in het afgeloopen jaar
niet hoopvoller of bemoedigender op geworden. Alles staat
immers nog weer losser van stand door het vele, wat in
het afgeloopen jaar in de onderlinge verhoudingen van
verschillende volkeren tot elkander verslechterde. Maar
dan klemt ook nog des te meer voor ieder van ons op
eigen terrein de plicht en de noodzakelijkheid van het
onderlinge samenwerken en van het gezamelijk elkander
helpen en steunen, waar 't gebeuren kan. Maar wordt
daardoor dan niet te gelijk overduidelijk aangetoond het
goede bestaansrecht van den geest en de werkwijze van
onze Centrale Bank en van al de bij haar aangesloten
bloeiende Boerenleenbanken?