Inwerkingtreding der Pachtwet. Notariëele akte voor zekerheidsoverdrachten? INDIENING VAN EEN WETSONTWERP. Een merkwaardige uitspraak. 34 DE RAIFFEISEN-BODE De Pachtwet zal op 1 November a.s. in werking treden. In verband hiermede verwijzen wij onze lezers naar het artikel in ons nummer van Februari j.1. De nieuwe Pacht wet en de Boerenleenbanken. Wij geven hun in over weging om dit artikel, dat een zoo volledig mogelijke uit eenzetting bevat van het belang, dat de Pachtwet heeft voor de Boerenleenbanken, nog eens met aandacht te herlezen. Wij wijzen ook op het feit, dat Boerenleenbanken, die een boerderij of los land in eigendom hebben, tot 31 Oc- tober a.s. nog gelegenheid hebben om dit voor twee jaar (tot uiterlijk 31 October 1940) te verpachten buiten de Pachtwet om. Pachtcontracten, die van kracht zijn of worden vóór de inwerkingtreding der Pachtwet en binnen twee jaar daarna eindigen, blijven geheel door het oude recht beheerscht. NATUURLIJK heeft ook de Kassier eener Boeren leenbank te zorgen voor den ouden dag. HET BESTUUR kan die zorgen echter verlichten. EN HET COLLECTIEF-CONTRACT overbrugt een deel der finantiëele bezwaren door belangrijke premie-reductie. De CentraleBank geeft gaarne in lichtingen. Een paar maanden geleden heeft de regeering een wetsontwerp ingediend, dat inhoudt, dat eigendoms overdracht van roerende goederen, waarbij deze onder den overdrager blijven berusten (in bewaring of bruikleen of iets dergelijks), moet geschieden bij authentieke akte (authentieke akte beteekent in de praktijk bijna steeds notariëele akte). De regeering heeft dit wetsontwerp ingediend om het euvel der zoogenaamde schijnaktes tegen te gaan. Met schijnaktes bedoelt men aktes, waarbij iemand zijn in boedel of ander roerend goed aan een familielid of vriend verkoopt onder voorbehoud van bruikleen, met het doel om den inboedel of de andere goederen aan het verhaal van zijn crediteuren te onttrekken. De verkoop is natuur lijk geen echte verkoop; de „verkooper" blijft de goederen ook gewoon gebruiken (op grond van het bruikleen) de akte dient alleen om haar aan den deurwaarder te kunnen voorhouden wanneer deze op de goederen beslag mocht willen leggen. Het is begrijpelijk, dat de regeering iets heeft willen doen om het euvei der schijnaktes, dat ernstige vormen schijnt te hebben aangenomen, tegen te gaan. Het ver- eischte, dat zulke aktes notariëel verleden moeten wor den, zal inderdaad wel een middel zijn, dat het euvel beperkt. Niet alleen vanwege de kosten, die een notariëele akte meebrengt, maar ook ten gevolge van de controle, die de notaris, als hij zijn taak goed opvat, uitoefent. Het is echter jammer, dat het wetsontwerp ver over dit loffelijke doel van bestrijding der schijnaktes heenschiet. De redactie ervan is zoo ruim, dat het óók betrekking heeft op de z.g. zekerheidsoverdracht, de eigendomsover dracht van roerende goederen tot zekerheid voor een schuld, waarbij de goederen bij den overdrager (schulde naar) in bruikleen blijven. Zulk een zekerheidsoverdracht komt ook bij de Boerenleenbanken wel eens een enkele keer voor. Zoo ontmoetten wij eenige dagen geleden nog het geval, dat een tuinder een voorschotje zou krijgen onder borgstelling en zekerheidsoverdracht van zijn broei- ramen (de borgen wilden zich alleen stellen, wanneer de tuinder ook zijn broeiramen „verbond".) Het spreekt van zelf, dat zulke zekerheidsoverdrachten reëel zijn; zij zijn allerminst een euvel, dat bestreden moet worden. Daarom zou het zeer te betreuren zijn, wanneer zij worden bemoeilijkt door het kostbare vereischte van de notariëele akte. Dit vereischte zou in het bijzonder hierom zoo bezwaarlijk zijn, omdat de voorschotnemers, die zekerheidsoverdracht geven, meestal tot de minst draagkrachtigen behooren. In den regel is de zekerheids overdracht een wijze van dekking, die gegeven en aan vaard wordt „bij gebrek aan beter". Het is naar onze meening zeer ongewenscht om die minst draagkrachtigen voor een meestal klein voorschot nog op extra-kosten te jagen Laat ons hopen, dat de regeering zich dit bezwaar tegen haar ontwerp zal realiseeren en het in dier voege zal wij zigen, dat het bezwaar wordt opgeheven. Moet een bank erop toezien, dat de credietnemers hun crediet gebruiken voor het doel, waarvoor zij het heb ben aangevraagd? De eigenaar van een perceel grond vroeg bij een Bank een crediet aan ten einde op zijn grond een huis te kun nen bouwen. Als dekking bood hij aan tweede hypotheek en vijf borgen. De Bank verleende het crediet. De crediet- nemer nam het binnen twee weken geheel op, maar verzuimde het huis te bouwen. Eenigen tijd daarna ging hij failliet; voor de tweede hypotheek schoot bijna niets over, zoodat de Bank voor verreweg het grootste deel harer vordering de borgen moest aanspreken. De borgen echter weigerden te betalen. Zij zeiden wij zijn borg geworden voor een bouwcrediet de Bank wist, dat dit onze bedoeling was zij had den credietnemer dus

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1938 | | pagina 4