DE RAIFFEISEN-BODE
25
hoofdzaak toe op de boterbereiding, dan zal voor den op
slag van producten niet veel crediet benoodigd zijn.
Produceert de fabriek daarentegen in hoofdzaak kaas of
andere producten, die korter of langer tijd kunnen worden
opgeslagen, dan is voor die opslag crediet noodig.
Bij de bepaling van het benoodigde bedrijfscrediet is
derhalve de aard der door de fabriek vervaardigde pro
ducten van zeer veel beteekenis.
Ten aanzien van de debiteurenposten der Zuivelfabrie
ken geldt hetzelfde als voor de Aankoopvereenigingen
werd opgemerkt, n.1. dat de fabriek zorg moet dragen voor
een regelmatige inning dezer posten.
Een punt, waaraan bij de bepaling van de grootte van
het voor de Zuivelfabriek benoodigde bedrijfscrediet even
eens aandacht dient te worden geschonken, is de vraag of
de fabriek een deel van haar bedrijf ook financiert door
middel van ingehouden (d.w.z. niet direct uitbetaald)
melkgeld.
Het streven van verschillende fabrieken om te komen
tot het uitkeeren van een zoo hoog mogelijk bedrag voor
de geleverde melk mag nog wel eens bijzonder onder de
aandacht worden gebracht.
Het doen van dergelijke uitkeeringen (die dus eigenlijk
hooger dan de normaal-geldende zijn) is op zichzelf niet
altijd goed te keuren, maar zeer zeker moet het streng
worden afgekeurd indien deze uitkeeringen geschieden
ten koste van de noodzakelijke afschrijvingen en reser
veeringen.
Een gezonde bedrijfspolitiek eischt, dat in de eerste
plaats de noodzakelijke afschrijvingen geschieden en dat
de vereeniging inwendig sterker wordt gemaakt door ver
grooting der reserves.
Afschrijving en reserveering mogen echter in geen geval
verwaarloosd worden.
Voor het aanvragen van de goedkeuring der Centrale
Bank voor het verstrekken van voorschotten en credieten
aan Zuivelfabrieken moge verwezen worden naar hetgeen
daaromtrent werd opgemerkt bij de landbouwaankoop-
vereenigingen.
3. Dorschvereenigingen.
Het vaste kapitaal, dat deze vereenigingen behoeven,
dient voor de aanschaffing van de benoodigde machines
en soms ook voor den bouw van loodsen.
In vele gevallen nemen de leden bij toetreding een of
meer aandeelen (ook wel inleggelden genoemd). Uit dit
aandeelen- of inlegkapitaal kan de behoefte aan vast ka
pitaal voor een meer of minder groot deel worden gedelgd.
Het resteerende vaste kapitaal kan door de Boeren
leenbank worden verstrekt in den vorm van een voor
schot met jaarlijksche aflossingen.
Een dorschvereeniging kan daarnaast ook nog behoefte
hebben aan een bedrijscrediet, omdat zij gedurende de
dorschperiode allerlei bedrijfsuitgaven heeft te doen en
veelal eerst later de verschuldigde dorschgelden van de
leden onvangt. Het crediet dient dan om dien termijn te
overbruggen.
Als het goed is dienen de over een afgeloopen dorsch
periode verschuldigde dorschgelden betaald te zijn vóór
de niuewe campagne begint, m.a.w. de loopende rekening
der dorschvereeniging bij de Bank mag geen vast bestand
deel aanwijzen.
Toegezien dient te worden op het doen van behoorlijke
afschrijvingen op de dorschmachines wij zouden deze af
schrijvingen willen stellen op 10 per jaar van de aan
schaffingswaarde.
Indien aan de Centrale Bank dispensatie wordt ge
vraagd voor een voorschot of crediet, te verstrekken aan
een dorschvereeniging, geldt hetzelfde als bij de landbouw-
aankoopvereenigingen is aangegeven.
4. Fokvereenigingen.
Aangezien deze vereenigingen meestal slechts klein van
omvang zijn en als regel kleine voorschotjes of credieten
Bij Huishoudelijk Reglement zijn grenzen vastgesteld
voor voorschot- en credietverleening. Men zorge er
voor die grenzen niet te overschrijden. De bestuurders
zouden voor verliezen, uit overschrijding voort
vloeiende, persoonlijk aansprakelijk kunnen worden
gesteld.
behoeven, kunnen wij daarover zeer kort zijn.
Wèl moet volgens de statuten ook voor deze vereeni
gingen dispensatie worden gevraagd.
Bij deze aanvragen dienen dusdanige gegevens te wor
den overgelegd, dat wij ons eenigen indruk kunnen vormen
van de financiëele positie der vereeniging.
Maakt zij een balans op, dan zende men deze aan
ons toe.
Wordt als regel geen balans opgemaakt, dan geve men
een overzicht der ontvangsten en uitgaven.
5. Veilingsvereenigingen.
Bij deze vereenigingen vindt men als regel een belang
rijke behoefte aan vast kapitaal ter financiering der vei
linggebouwen en de inrichting daarvan, het maken van
aanlegplaatsen, het instandhouden van behoorlijke toe
gangswegen, zoowel te water als te land, enz.
In deze behoefte wordt dan meestal voorzien door het
sluiten eener obligatie-leening of wel door het opnemen van
een bedrag bij de Grondkapitaalbank. Dit laatste geschiedt
eveneens in die gevallen, waarin aankoopvereenigingen
en zuivelfabrieken behoefte hebben aan grootere be
dragen vast kapitaal, die verstrekking door de plaatselijke
Boerenleenbank daardoor niet gewenscht maken.
Toegezien dient te worden op het doen van behoorlijke
afschrijvingen.
Voor het doen van de betalingen aan haar aanvoerders
behoeft de veiling voorts nog bedrijfscrediet, aangezien de
koopers haar veelal later betalen.
De veiling dient er op toe te zien, dat zij niet te veel
crediet aan koopers verleent, aangezien dit een bron kan
worden van veel moeilijkheden en van belangrijke ver
liezen.
Ook zij zal ten opzichte van haar debiteuren steeds
zooveel mogelijk actief moeten zijn.
De meeste veilingen gaan eens per jaar over tot het
restitueeren van j/2 tot \]/2 der betaalde veilingper
centages.
In dit verband moge er op gewezen worden, dat derge
lijke restituties alleen dan mogen plaats vinden, indien
de exploitatie-rekening dit toelaat. Dus nadat voldoende
afschrijvingen en reserveeringen hebben plaats gevonden.
Ook als een veiling b.v. weet, dat zij binnen afzienbaren
tijd zal moeten overgaan tot het doen van belangrijke
kapitaals-uitgaven door verbouwing, uitbreiding als
anderszins, zou het niet van gezonde bedrijfspolitiek ge
tuigen indien men dan toch tot restitutie overging. Het is
dan veel beter om een fonds te vormen, waaruit t.z.t. de
bedoelde kapitaalsuitgaven kunnen worden bestreden.
De aanvragen tot dispensatie van de Centrale Bank voor
aan Veilingsvereenigingen te verstrekken voorschotten en
credieten moeten vergezeld zijn van dezelfde gegevens als
aangegeven bij de landbouw-aankoopvereenigingen.
Wellicht zullen nog enkele andere soorten van Vereeni
gingen tot groep A. te rekenen zijn.
Wij meenen echter met de genoemde de meest belang
rijke en algemeen voorkomende wel te hebben vermeld.
Komen er aanvragen bij de Boerenleenbanken binnen
van vereenigingen, welke men eveneens tot groep A. zou
kunnen rekenen, doch die hier niet werden vermeld, dan
is de Centrale Bank vanzelfsprekend gaarne bereid in ieder
voorkomend geval nadere inlichtingen te verstrekken.