24
DE RAIFFEISEN-BODE.
regelen te nemen, waardoor de boekwaarde der vaste
goederen voldoende kan worden verminderd.
Immers de vereeniging heeft dan te veel geld in haar
vaste goederen geïnvesteerd, ze is als het ware „topzwaar"
met alle nadeelige gevolgen van dien.
Wat het bedrijfskapitaal betreft, dit dient voor de finan
ciering van handelsvoorraden, debiteuren, loopende exploi
tatie-kosten, kasgeld, enz.
Gezien deze vele factoren, welke de grootte van het be
drijfskapitaal beïnvloeden is het geven van een formule ter
berekening van de grootte van dit bedrijfskapitaal nog
moeilijker dan dit voor het vaste kapitaal reeds was.
Wil men echter toch een zekeren maatstaf aanleggen,
dan zouden wij zeggen, dat in het algemeen het bedrijfs
kapitaal eener landbouw-aankoopvereeniging toch niet
hooger mag zijn dan ongeveer 25 °/o van het bedrag van
den omzet. In bijzondere gevallen zou dit percentage ge
steld kunnen worden op 30
Met het bovenstaande bedoelen wij het bedrijfscrediet,
waarover de vereeniging dus het geheele jaar door de be
schikking heeft.
Reeds eerder werd opgemerkt, dat de credietbehoefte
in den loop van het jaar, b.v. door het opslaan van grootere
voorraden, hooger kan zijn dan het bedrijfscrediet be
draagt. Voor dergelijke seizoen-credietbehoeften zal dan
een tijdelijk extra-crediet benoodigd kunnen zijn.
Nogmaals vestigen wij er de aandacht op, dat ter be
paling van de grootte van het vaste- en het bedrijfskapitaal
iedere vereeniging eigenlijk afzonderlijk moet worden be
zien en rekening moet worden gehouden met allerlei om
standigheden, welke voor die bepaalde vereeniging gelden.
Bestelvereenigingen.
In dit verband rest ons nog een enkel woord over de
zoogenaamde .bestel"-vereenigingen.
Dit zijn landbouwvereenigingen, welke zich er alleen
mede belasten de bestellingen van de leden op te nemen,
de in totaal benoodigde goederen aan te koopen en deze
dan onder de leden te distribueeren.
Als regel hebben deze vereenigingen geen vaste goede
ren, hoogstens in sommige gevallen een loods of opslag
plaats.
Hieruit volgt dus direct, dat zij als regel geen behoefte
hebben aan vast kapitaal of hoogstens tot een zeer gering
bedrag.
Het bedrijfscrediet dezer vereenigingen dient om den
aankoop der door de leden bestelde goederen te finan
cieren. De daardoor aan de Boerenleenbanken ontstane
schuld wordt gedelgd, zoodra de leden het door hen ver
schuldigde bedrag hebben betaald.
Ook voor deze bestelvereenigingen geldt, evenals voor
de gewone aankoopvereenigingen, dat zij vooral geen ie
langen betalingstermijn aan hun leden mogen toestaan.
Zijn de bestelde goederen aan de leden afgeleverd, dan
behoort hoogstens 1 a 2 maanden daarna het door de leden
verschuldigde te zijn voldaan. Geschiedt dit niet, dan kan
ook de schuld der vereeniging aan de Boerenleenbank niet
worden voldaan. En als het goed is moet deze schuld toch
minstens éénmaal per jaar geheel kunnen worden gedelgd.
Hetgeen bij de gewone landbouwaankoopvereenigingen
werd opgemerkt ten aanzien van de tegenover de debi
teuren te betoonen activiteit, geldt eveneens voor de be
stelvereenigingen.
Als regel zal het door de bestelvereeniging benoodigde
bedrijfscrediet hooger moeten zijn dan 25 of 30 van haar
omzet. Hoe hoog dit crediet dan wel moet zijn, hangt ge
heel af van de vraag of de bestelvereeniging een kleiner
of grooter eigen kapitaal bezit, of zij vast kapitaal noodig
heeft, of de leden hun bestellingen vóóruit betalen, enz.
Indien er maar strikt wordt zorggedragen, dat de schuld
der bestelvereenigingen aan de Boerenleenbank minstens
éénmaal per jaar geheel wordt gedelgd, bestaat er als regel
ook geen overwegend bezwaar tegen om aan deze ver
eenigingen een in verhouding hooger crediet te verleenen
dan aan de gewone landbouwaankoopvereenigingen.
Aanvragen dispensatie Centrale Bank.
Wordt door een landbouwvereeniging bij de Boerenleen
bank crediet of credietverhooging aangevraagd, dan zal
het Bestuur der Bank daarvoor dispensatie moeten vragen
aan de Centrale Bank.
In de samenvatting over de algemeene opmerkingen be
treffende de credietverleening aan vereenigingen en in het
geen hiervoor omtrent de landbouwaankoopvereenigingen
nog in het bijzonder werd vermeld, kunnen de besturen der
Boerenleenbanken een zekere leidraad vinden bij de be
handeling van een dergelijke credietaanvrage.
Besluit zij de aanvrage toe te staan, dan wordt deze
doorgegeven aan de Centrale Bank.
Deze moet, teneinde de aanvrage zoo juist mogelijk te
kunnen beoordeelen, beschikken over de volgende ge-
gegevens betreffende de vereeniging
a. statuten,
b. balans en verlies- en winstrekening betreffende het
laatst-afgesloten boekjaar (liever nog over 2 a 3 op
eenvolgende boekjaren),
c. accountantsrapport (eveneens liefst over het laatst-
afgesloten en over de beide daaraan voorafgaande
boekjaren),
d. omschrijving van het doel waarvoor crediet of voor
schot wordt gevraagd,
e. alle verdere gegevens, welke voor een zoo juist mo
gelijke beoordeeling der aanvrage van belang kunnen
zijn.
Voor zoover de stukken, genoemd onder a., b. en c. nog
niet in het bezit der Centrale Bank mochten zijn, dienen
deze bij de aanvrage te worden opgezonden,
2. Zuivelfabrieken.
Evenals de landbouwaankoopvereenigingen zullen ook
de zuivelfabrieken behoefte hebben aan vast kapitaal en
aan bedrijfskapitaal.
Veel van hetgeen omtrent het vaste kapitaal der aan
koopvereenigingen is opgemerkt geldt evenzoo voor dat
van de zuivelfabrieken, zoodat wij hierover niet in her
haling behoeven te treden.
Wat de grootte van het in vaste goederen door een
zuivelfabriek te investeeren kapitaal betreft, als men hier
voor een algemeenen norm wil stellen, dan zouden wij deze
willen bepalen op ten hoogste 10.000.voor elk mil-
lioen L. verwerkte melk.
Als gezegd is dit slechts een zeer algemeene norm en is
het heel goed mogelijk, dat hiervan in enkele gevallen
moet worden afgeweken. Zooveel mogelijk dient er echter
naar gestreefd te worden, dat de vaste goederen den ge
noemden norm niet overschrijden.
Dat ook de Zuivelfabriek dient te zorgen voor voldoende
afschrijving op haar vaste goederen (gebouwen en instal
latie) behoeft o.i. geen nader betoog.
Waartoe behoeft de Zuivelfabriek bedrijfscrediet?
In de eerste plaats ter regelmatige uitbetaling van de
aangevoerde melk en verder tot het doen van allerlei
andere bedrijfsuitgaven.
Aangezien het crediet grootendeels benoodigd is voor
uitbetaling der melkgelden, zouden wij als basis voor de
grootte van dit bedrijfscrediet willen nemen 10 a 15 °/o van
het totaal der in een zeker jaar uitbetaalde melkgelden.
In zeer bijzondere gevallen zou dit bedrijfscrediet kun
nen stijgen tot b.v. 20 °/o der uitbetaalde melkgelden.
Echter geldt ook hier weer, dat voor een zoo juist moge
lijke bepaling van de grootte van het bedrijfscrediet iedere
zuivelfabriek afzonderlijk zou moeten worden bekeken. En
dan dient er rekening mede te worden gehouden wat de
betrokken fabriek produceert.
Legt de Zuivelfabriek zich uitsluitend of althans in