6 DE RAIFFEISEN-BODE Nieuw Formulier. De inwerkingtreding van de Pachtwet. niet om zich in verbinding te stellen met het Juridisch Bureau, dat dan met den notaris overleg zal plegen om trent de wijze, waarop men van de ministeriëele toezeg gingen kan profiteeren. Nog in een ander opzicht kunnen de Boerenleenbanken met de Vestigingswet Kleinbedrijf in aanraking komen. Bij de algemeene maatregel, waarbij de eischen zijn ge regeld, waaraan slagers moeten voldoen, als zij vergunning tot vestiging willen verkrijgen, is o.m. bepaald, dat, indien de slager zijn bedrijfskapitaal heeft geleend, hij een ver klaring van zijn geldschieter moet overleggen, waaruit blijkt, dat de leening de eerste twee jaar niet opzegbaar is. Het is waarschijnlijk, dat de vestigingseischen voor andere vakken een dergelijk voorschrift zullen bevatten. Natuurlijk komt de voorwaarde van niet-opzegbaarheid gedurende twee jaar in strijd met de bepaling der statuten van onze Boerenleenbanken, dat alle leeningen met ten hoogste drie maanden opzegbaar moeten zijn. Als een slager, of later een ander middenstander, die onder de vestigingseischen valt, voor zijn bedrijfskapitaal een leening bij de Boerenleenbanken aanvraagt, ontstaat er dus strijd tusschen de vestigingseischen en de statuten der Boerenleenbank. Hiervoor is nog geen oplossing gevonden. Nadat over leg met de bevoegde instantie zal zijn gevoerd, hopen wij hieromtrent nadere mededeelingen te kunnen doen. Voor borgtocht naast hypotheek. Het komt nogal eens voor, dat naast hypotheek tot zekerheid voor een voorschot ook borgtocht wordt ge steld. Soms wordt de borgtocht in de hypotheekakte op genomen, maar soms gebeurt dit niet en laat men naast de hypotheekakte schuldenaar en borgen een gewone schuldbekentenis (form. 1001 teekenen. Dit is niet juist, want zoodoende wekt men den schijn, dat de schuldenaar twee voorschotten heeft bij de hypotheekakte erkent hij een voorschot te hebben ontvangen (waarvoor hij hypo theek stelt) en bij de schuldbekentenis (form. 100) erkent hij wederom een voorschot te hebben ontvangen. Hypo theekakte en schuldbekentenis vertoonen hetzelfde be dreig en dezelfde datum, maar hieruit volgt niet noodzake lijkerwijs, dat zij beide op het zelfde voorschot betrekking hebben Wanneer een buitenstaander zich beide stukken voorgelegd krijgt, zou hij zeer wel tot de conclusie kunnen komen de schuldenaar heeft twee voorschotten ontvan gen, want anders zou hij niet twee maal een schuldig erkenning van het bedrag hebben afgegeven. Een argument hiervoor zal hij ook nog kunnen vinden in het feit, dat de bedingen van de hypotheekakte en die van schuldbeken tenis niet geheel gelijk zijn. In werkelijkheid is er natuurlijk slechts één voorschot, hetgeen de Bank ook te allen tijde zal willen toegeven. Maar is er dan geen gevaar, dat de borgen zullen zeggen het bedrag, dat de schuldenaar bij de schuldbekentenis erkent te hebben ontvangen, heeft hij in werkelijkheid niet ontvangen; hij heeft slechts één bedrag ontvangen en dit is gedekt door de hypotheek het tweede bedrag, bij de schuldbekentenis omschreven, bestaat slechts op papier en dus zijn wij niet borg geworden voor een feitelijk ver leend voorschot onze borgstelling bestaat dus eigenlijk niet Inderdaad, zulk een redeneering, al is zij niet fraai en al zou zij misschien kunnen worden weerlegd, is moge lijk. Perhalve onthoude men zich van het gebruik van form. 100 in gevallen als het bovenbedoelde. Men late in deze gevallen een afzonderlijke akte van borgtocht teeke nen, waaruit blijkt, dat de borgtocht wordt gesteld voor het zelfds voorschot, waarvoor ook de hypotheek is ge vestigd. Zulk een akte is als nr. 124 in onze formulierenverzame ling opgenomen. Over het bezwaar van vermeerdering dezer toch al reeds zoo uitgebreide verzameling zijn wij heengestapt op grond der overweging, dat de gevallen als bovenbedoeld niet zoo zeldzaam zijn, zoodat het bestaan van een formulier ervoor praktisch is. Wanneer zich borgen stellen voor een crediet, waar voor tevens hypotheek wordt verleend, vrage men, wan neer de borgstelling niet in de hypotheekakte wordt op genomen, bij het Juridisch Bureau een speciale akte hier voor aan. Daar de Pachtwet ook voor onze Boerenleenbanken van eenig belang is, drukken wij hier af het antwoord, dat de Minister van Justitie heeft gegeven op de vragen van het 2e Kamerlid den Heer van der Sluis betreffende het tijd stip van inwerkingtreding van de pachtwet ,,De voorbereiding van de invoering van de Pachtwet is door den minister steeds voor zooveel doenlijk be spoedigd. Zooals evenwel te verwachten viel, is met de samenstelling van de pachtkamers bij het gerechts hof te Arnhem en bij de kantongerechten geruime tijd gemoeid. Daar bij de uitvoering van de nieuwe wettelijke be palingen zeer veel afhangt van de wijze, waarop de rechters in pachtzaken hun taak vervullen, is het ge boden bij de benoeming der nieuwe functionarissen met groote nauwgezetheid te werk te gaan. De minis ter is er daarbij op bedacht, het nieuwe recht zoo spoedig als redelijkerwijze mogelijk is in werking te doen treden. Over 't tijdstip, waarop de inwerkingtreding tegemoet kan worden gezien, kunnen nog geen mededeelingen worden gedaan. Wel is te verwachten, dat thans binnenkort alle adviezen van gedeputeerde staten, overeenkomstig artikel 47, derde lid, der wet, zullen zijn ontvangen. Alsdan zal een moeilijke etappe van de voorbereidingsmaatregelen zijn beëindigd." Het gaat met de inwerkingtreding der Pachtwet wel vreemd. In October 1937 deelde de Minister mede „Ge rekend wordt op de inwerkingtreding der Pachtwet met 1 April 1938." Verschillende belanghebbenden hebben hun contracten op deze vrij positieve mededeeling gebaseerd. Maar 1 April verscheen, zonder dat de inwerkingtreding werd afgekondigd. Later heette het, dat de inwerking treding zoo spoedig mogelijk zou geschieden, maar niet vóór 1 Juni 1938. En nu blijkt, dat men nog bezig is aan een etappe der voorbereidingsmaatregelen. Niet aan het laatste stadium der voorbereiding, maar slechts aan een etappe Hoe is het dan mogelijk geweest, dat men destijds de inwerkingtreding op 1 April in uitzicht heeft gesteld? In het antwoord van den Minister wordt nu wijselijk geen datum van inwerkingtreding genoemd. H.H. Kassiers worden beleefd en dringend verzocht in de hoofden der grootboekrekeningen steeds te ver melden de tuiste en volledige namen en adressen, als mede de juiste boekjesnummers. Daardoor worden vele onaangenaamheden en veel correspondentie bij het verzenden der controle-biljetten door de Af deeling Inspectie vermeden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1938 | | pagina 6