DE RAIFFEISEN-BODE.
95
hare grondvesten, welke door U en de leden Uwer Banken
worden gevormd.
Vervolgens waren onze Raad van Toezicht en ons Bestuur
van oordeel, dat het nuttig kon zijn door een „buiten
staander" een overzicht te doen geven, niet in dorre cijfers
of groote getallen, doch in woord en beeld, van het vele
werk op het uitgebreide gebied, dat onze Organisatie in
hare vele vertakkingen voor den Nederlandschen Land- en
Tuinbouw verricht. Mede lag daarbij de bedoeling voor,
dat ook door anderen kennis kon worden genomen van het
niet algemeen bekende werk onzer groote landbouwcrediet-
organisatie.
in hoeverre de bekwame schrijver hierin is geslaagd, laten
wij gaarne aan U ter beoordeeling over. Van deze plaats
moge echter een woord van dank worden uitgesproken aan
den bekenden schrijver van „Het Werkende Land „de
Gulden Spade" en „Groeizaam Geld", die onze literatuur
met een nieuw en alleszins lezenswaard werk heeft verrijkt.
Een exemplaar van dit geschrift is gratis aan alle Locale
Banken toegezonden.
Moge het opnieuw bevestigen, niet alleen bij de direct bij
onze Locale Banken van nabij betrokkenen, maar vooral
ook voor onze jongeren, wat door eendrachtig samenwerken
kan worden bereikt tot verheffing van het platteland en zijn
bewoners.
Het is met eenigen schroom, dat ik enkele oogenblikken
Uwe welwillende aandacht vraag voor het werpen van een
korten terugblik, omdat wij allen heden zoo gaarne zouden
hebben geluisterd naar hetgeen onze hooggeachte Voorzitter,
de Heer Baron Van Ittersum, tot ons zou hebben te zeggen
gehad.
Onze Voorzitter, die uit ernstige ziekte, welke hem dezen
winter plotseling overviel, gelukkig is hersteld, heeft mij
verzocht in zijn plaats eenige woorden tot U te willen
richten.
Gaarne heb ik aan dit verzoek willen voldoen, omdat ik
in de eerste plaats overtuigd ben Uw tolk te zijn, wanneer
ik uiting mag geven aan onze vreugde, dat de Heer van
Ittersum voor onze Bank gespaard is gebleven en in de
tweede plaats, om hem hartelijk geluk te wenschen met zijn
dertig-jarige werkzaamheid bij de Centrale Bank, waaraan
hij zijn beste krachten heeft gegeven en zijn hart heeft
verpand.
Moge het hem gegeven zijn nog een reeks van jaren in
goede gezondheid en met opgewektheid onze Centrale Bank
te leiden, tot eigen voldoening en tot nut van de bevolking
van ons platteland.
Onze Voorzitter heeft bij de herdenking van het 25-jarig
bestaan van onze Bank uitvoerig geschetst de ontwikkeling
en de beteekenis van het werk der Centrale Bank en de
plaats, welke zij inneemt in onze samenleving.
Ik moge mij derhalve ontslagen achten van het memo-
reeren van het vele, dat gedurende de eerste decennia van
het bestaan onzer Bank en van het toegewijde werk van de
verdienstelijke medewerkers, welke naar beste weten de
belangen onzer groote Organisatie in dat tijdperk hebben
gediend. Wellicht kom ik daarop straks nog nader terug.
Alvorens over te gaan tot het vermelden van de voor
naamste gebeurtenissen van den laatsten tijd, veroorloof
ik mij, Uwe aandacht te vestigen op enkele punten,
weliswaar van ondergeschikte beteekenis, maar die toch
voldoende interessant zijn om er op een dag als deze enkele
oogenblikken bij stil te staan.
Zoo blijkt uit het verslag van de eerste Algemeene Ver
gadering vermoedelijk 29 September 1899 te Amsterdam
gehouden dat zes stemgerechtigde leden aanwezig waren.
Het waren de Locale Banken te Didam, Netterden, Berk
hout, Wognum, Angerlo en Uithoorn.
Als leden van den Raad van Toezicht traden op Jhr.
J. Dommer van Poldersveldt, Voorzitter, A. van Bentum,
J. L. Pauwen, Jhr. E. van Aefferden en Mr. Alph. van
Ryckevorsel.
Het Bestuur bestond uit Mr. W. H. E. Baron van der
Borch, Voorzitter, Jhr, W. E. Bosch van Oud-Amelisweerd,
J. Hendrikcx, Mr. W. Westerwoudt en Jhr. Mr. Gevers.
Tot inspecteur werd benoemd de Heer Louis van
Ryckevorsel en tot Administrateur de Heer Brands,
candidaat-notaris.
De Heer Bosch van Oud-Amelisweerd verklaarde zich
bereid ter besparing van kosten het kantoor te zijnen huize
te openen en gratis ter beschikking te stellen.
Daarmede was echter nog geen goede gang van zaken
verzekerd. Nadat de moeilijkheden met den Nederlandschen
Boerenbond tot een oplossing waren gekomen, rezen moei
lijkheden in eigen boezem. Er waren wederom zeven nieuw-
opgerichte Banken bijgekomen. Deze vonden de debetrente
van 5 te hoog; deze Banken, de Noord-Hollandsche, ver
gaderden op 7 Januari 1899 in Hoorn, bijeengeroepen door
de Provinciale Commissie, en verzochten een buitengewone
algemeene vergadering ter behandeling van de punten
1. Wijziging en vaststelling van den rentestand en
2. Rijkssubsidie.
Het Bestuur en de Raad van Toezicht achtten den toestand
moeilijk, zoo niet critiek. De Voorzitter van den Raad van
Toezicht betreurt het, dat deze Algemeene Vergadering, die
zeker wel 100.zal kosten, moet worden gehouden.
Nu zal de vergadering, zoo klinkt het somber, hoogst
waarschijnlijk alleen bijeenkomen om te vernemen, dat de
aangesloten Banken zich terug trekken, dat het „raison
d'être" van de Centrale Bank niet meer bestaat en dat men
kan liquideeren, alvorens gewerkt te hebben en ik blijf er
bij, zoo verklaart de Voorzitter, hoe onaangenaam ook, ik
zou dit verreweg het eenvoudigste vinden.
De Voorzitter was verder bevreesd, dat het bedrijf der
Centrale Bank niet loonend kon worden uitgeoefend als de
rente verlaagd werd, en geschiedt dit niet, dan worden weer
andere moeilijkheden gevreesd.
Ook in het begin van deze eeuw in 1901 waren de
moeilijkheden nog steeds niet overwonnen. In de gecom
bineerde vergadering van 23 Maart 1901 wijst de Voorzitter
van den Raad van Toezicht op den slechten stand van zaken
en meent met het oog op de nog steeds geleden wordende
verliezen „dat de Bank niet zonder gevaar kan doorwerken".
Een ander lid is van meening, „dat de Centiale Bank haar
doel mist, daar er veel meer depots toevloeien dan er voor
schotten worden gevraagd; de boeren hebben dus geen geld
noodig, ze hebben zelfs geld over." Hij geeft daarom de ver
gadering in overweging te liquideeren.
De Heer Bosch van Oud-Amelisweerd en de Heer Brands
laten optimistischer klanken hooren, dat de Centrale Bank
bij oprichting van meerdere Banken een betere toekomst
tegemoet zal gaan.
In dezen tijd bedanken een lid van het Bestuur en een
lid van den Raad van Toezicht, omdat
1. de Bank in strijd met het doel, meer deposito's ont
vangt dan voorschotten verleent;
2. de rente van de deposito s te hoog is en
3. een gedeelte der gelden in effecten werd belegd.
Dit standpunt wordt niet door iedereen gedeeld. Jhr.
Bosch en de Heer Westerdijk wijzen op de groote waar
borgen, die de Boerenleenbanken bieden bij belegging en
op de mogelijkheid, dat er meerdere aanvragen om crediet
zullen inkomen.
Het pad van de Centrale Bank ging nog niet op rozen.
Blijkbaar werd bij de Regeering om subsidie aangeklopt.
Doch de Voorzitter van den Raad van Toezicht klaagt, dat
bij zijn bezoek in 1901 aan de Regeering is gebleken, dat ze
weinig belang stelt in de Centrale Bank en volstrekt niet
op de hoogte was met de werking der Raiffeisenbanken.
De Voorzitter van het Bestuur brengt verslag uit van het
bezoek aan een anderen bewindsman, waaruit blijkt, dat ook
deze niet op de hoogte was van de werking en inrichting
der Raiffeisenbanken. Een audiëntie bij den Minister van
Waterstaat, Handel en Nijverheid had evenwel meer succes,
aangezien deze bewindsman bereid was een subsidie aan de
Bank ter bestrijding der inspectiekosten te zullen bevor
deren.