DE RIJKSPOSTSPAARBANK EN DE RENTEDALING.
De bevoegdheid van Ontvangers
van Waterschappen tot het op
nemen van gelden.
Zwitsersch advies.
88
DE RAIFFEISEN-BODE.
Vroeger was het rente-percentage (2,64) van de Rijks
postspaarbank altijd een baken in zee bij de rente
bepaling bij onze Boerenleenbanken. Men meende op een
veiligen afstand van dit percentage te moeten blijven om
te voorkomen, dat gelden naar de Rijkspostspaarbank
zouden afvloeien. Wanneer van de zijde van voorschot
nemers werd aangedrongen op renteverlaging, luidde het
antwoord wij kunnen niet, want wij kunnen niet omlaag
met onze rente voor spaargelden, omdat verlaging dezer
rente onze middelen zou doen wegvloeien.
Dit respect voor het rente-percentage van de Rijks
postspaarbank heeft in den laatsten tijd ernstig geleden.
Verschillende Boerenleenbanken hebben de stoute
schoenen aangetrokken en hebben een rente-vergoeding
vastgesteld, die ongeveer gelijk aan of zelfs lager dan de
rente van de Rijkspostspaarbank was. En ziet van af
vloeiing van geld merkten zij weinig of niets. Zelfs ge
beurde het, dat er nog geld bij kwam.
Het spreekt van zelf, dat er, toen er eenmaal eenige
schapen over de brug waren, meerdere volgden. Op het
oogenblik is dus in het geheel niet meer zoo ongewoon,
dat de Boerenleenbanken de spaarrente stellen op een
percentage, dat dicht bij of onder de bekende 2.64 °/o ligt.
Al is het belang van de rente der Rijkspostspaarbank
tegenwoordig dus lang niet meer zoo groot voor ons als
het vroeger was (of scheen), dit beteekent niet, dat die
rente ons volmaakt onverschillig is. Zij boezemt ons nog
wel belang in, en daarom zal het onze lezers interesseeren
een en ander te vernemen over de situatie van de Rijks
postspaarbank in verband met de rentedaling. Wij ont-
leenen de gegevens hieromtrent aan een artikel in
,,De Telegraaf" (Ochtendblad 30 Jan. 1938), dat wij reeds
eerder hadden willen bespreken, ware het niet, dat ge
brek aan plaatsruimte dit onmogelijk had gemaakt.
De Rijkspostspaarbank is opgericht in 1881. Reeds
sedert de oprichting vergoedt zij 2,64 °/o. Het eenige ver
schil in de rentevergoeding is geweest de geleidelijke ver
hooging van het rentegevend maximum oorspronkelijk
was dit 800.later 1200.en sedert 1932 is het
2500.—.
Het spreekt van zelf, dat dit langdurige onveranderd
blijven van het percentage een zekere traditie heeft ge
schapen, die de kans op rentewijziging niet grooter maakt.
Het onveranderd houden van de rente op het zeer ma
tige percentage van 2,64 °/o heeft de Rijkspostspaarbank
bovendien in staat gesteld om in de perioden van hooge
rente groote winsten te maken en dus een enorme
reserve op te bouwen. De schuld aan inleggers bedroeg in
Januari j.1. ruim 600 millioen. Daartegenover stond aan
vast belegd kapitaal ruim 700 millioen en aan liquide
middelen nog een 130 millioen. De activa overtroffen de
passiva dus met 230 millioen. Dit is werkelijk een enorme
reserve, die niet alleen dienst bewijst als waarborg voor
crediteuren (inleggers), maar ook op de exploitatie der
Rijkspostspaarbank een zeer gunstigen invloed uitoefent.
Immers met die 230 millioen reserve verdient zij zonder
iets ervoor aan inleggers te behoeven te vergoeden. Ook
al neemt men in aanmerking, dat de 130 millioen liquide
middelen zeer weinig opbrengen, dan blijft er toch 100
millioen, dat een rente van meer dan 3 °/o oplevert zon
der dat hier eenige uitkeering aan inleggers tegenover
staat.
De directie van de Rijkspostspaarbank deelde dan ook
aan ,,De Telegraaf" mede, dat zij met een gemiddelde
rente van 2.73 °/o over het vast belegde kapitaal (de 130
millioen liquide middelen dus geheel buiten beschouwing)
nog uit zou komen (bij de tegenwoordige rentevergoeding
van 2.64
Bij een gemiddelde rente op beleggingen van 2.73 °/o
zijn wij nog niet aangeland. De gemiddelde rente voor be
leggingen als die, welke aangewezen zijn voor de Rijks
postspaarbank ligt nog boven de 3 °/o. Hieruit volgt, dat
de Rijkspostspaarbank voorloopig nog niet genoodzaakt
zal zijn om tot verlaging van de traditioneele 2.64 over
te gaan.
Toch schijnt het niet geheel uitgesloten te zijn, dat de
Rijkspostspaarbank eenige wijziging in de rentevergoe
ding aanbrengt.
In het „Telegraaf'-artikel lezen wij hieromtrent het
volgende
„Resumeerende kan de huidige situatie het best
aldus worden omschreven, dat er voor de Rijkspost
spaarbank momenteel geen enkele reden bestaat om
tot een herziening van haar rentevergoeding over te
gaan, althans niet wat haar eigen positie betreft. Zij
heeft echter ook rekening te houden met factoren,
die buiten haar invloedsfeer liggen. Deze factoren
zijn als gevolg van de abnormale verhoudingen, die
er op de kapitaalmarkt bestaan, van dien aard ge
worden, dat de Rijkspostspaarbank er door wordt
genoopt de ontwikkeling der gebeurtenissen scherp
in het oog te houden.
Mochten deze externe factoren het voor haar raad
zaam doen worden een herziening der rentevergoe
ding door te voeren, zoo zal, naar wij vernamen, een
dergelijke herziening vermoedelijk eerder worden
gezocht in een wijziging van het rentegevend maxi
mum, of in het vergoeden van een lagere rente over
bedragen boven bijv. 1200 tot het tegenwoordig
rentegevend maximum, dan in een verlaging van het
rentepercentage over de geheele linie."
Is de Ontvanger van een Waterschap zelfstandig bevoegd
om gelden op te nemen van een rekening, die het water
schap heeft bij een bank?
Op deze vraag moet een ontkennend antwoord worden
gegeven De reglementen geven hem een dergelijke be
voegdheid niet. (Wij spreken hier natuurlijk in het alge
meen daar niet alle reglementen gelijk zijn, is het mo
gelijk, dat er uitzonderingen op den regel bestaan).
Men kan den Ontvanger dus alleen geld van een reke
ning van het Waterschap geven, wanneer hij door het
Waterschapsbestuur is gemachtigd. Is hij niet gemachtigd,
dan geve men slechts geld tegen kwitantie, die behalve
door den Ontvanger is geteekend door den Voorzitter en
den Secretaris van het Waterschapsbestuur.
De volmacht aan den Ontvanger om geld op te nemen
kan algemeen of bijzonder (voor één geval) zijn. Zij moet
worden gesteld op zegel van 0.30 en behoort ten kantore
van de Bank te blijven berusten. Men hechte haar aan de
door den Ontvanger geteekende kwitantie.
Bij een rekening-courant-overeenkomst tusschen een
Waterschap en een Boerenleenbank wordt de bevoegdheid
omtrent het opnemen van gelden gewoonlijk uitdrukkelijk
geregeld. Het bovenstaande geldt dus hoofdzakelijk voor
spaarrekeningen van Waterschappen.
Raiffeisenkassen, Vorsicht
In de Zwitsersche Raiffeisen-Bode van 15 Maart j.1.
trof ons een op in het oog Ioopende wijze gedrukte waar
schuwing, die wij hieronder vertaald weergeven, omdat
zij ook voor ons zoo actueel is