DE RAIFFEISEN-BODE. 87 het vereischte van „in de hand dat Prof. Bordewijk aan het kapitaal stelt. Hij bedoelt hiermede „gestort". Maar is gestort kapitaal altijd zoo veel beter voor de crediteuren van de Bank dan niet-gestort kapitaal? Het zou zoo zijn, wanneer de bank het apart hield, maar dat gebeurt in de praktijk niet. Het wordt belegd in gebouwen of in het bedrijf. En daar kan het toch immers even goed verdwijnen als bij degenen, op wie de stortingsplicht rust? De ervaring heeft dit voldoende bewezen. Het „in de hand hebben van het kapitaal is dus niet zoo belangrijk als het lijkt. Borgstelling vrijwel waardeloos. Prof. Bordewijk oefent ook ernstige critiek uit op de zekerheidsstelling, die bij de Boerenleenbanken gebruike lijk is. „De kleine kring maakt borgstelling vrijwel illusoir", zegt hij (blz. 263). Dit is des te erger omdat borgstelling volgens Prof. Bordewijk „de alles beheerschende regel" is (blz. 264). De weinige waarde der borgstelling leidt de hoogleeraar af uit het feit, „dat het in totaal vrijwel dezelfde menschen zijn, die een obligo hebben èn als hoofddebiteur èn als borg" (blz. 264). Al hebben wij voor kleinere posten met korten looptijd tegen borgtocht geen bezwaar, voor het overige zijn wij geen bewonderaars van het instituut borgtocht. Maar toch kunnen wij met deze critiek allerminst accoord gaan. Het is in de eerste plaats niet juist, dat borgstelling de alles beheer schende regel bij onze Boerenleenbanken is. Wij schatten, dat de helft der uitzettingen op andere wijze dan door borg tocht is gedekt. En het is in de tweede plaats onwaar, dat het in totaal vrijwel dezelfde menschen zijn, die een obligo hebben èn als hoofddebiteur èn als borg. Deze bewering is onverantwoordelijk. Zij werpt een geheel onverdiende smet op het beheer van de besturen der Locale Banken. Wij willen uitdrukkelijk constateeren, dat het slechts uitzondering is, dat dezelfde menschen schuldenaar en borg zijn. Regel, zooals Prof. Bordewijk wil doen gelooven, is het niet. En dat borgstelling een zekerheid is, die vrijwel illusoir is ook dit is totaal onjuist. Van bankstandpunt bekeken is borgstelling nog altijd een vrij goede soort van zekerheid. De feiten bewijzen het. Hoe zouden de Boerenleenbanken, bij wie borgstelling Zulk een belangrijke soort van dekking is, de crisis hebben kunnen overleven, wanneer de borgstelling „vrijwel illusoir" zou zijn geweest Aan de landbouwsteun is dit niet te danken, zooals Prof. Bordewijk op blz. 264 wil doen gelooven. De landbouwsteun heeft niet verhinderd, dat de waarde van de bezittingen der debiteuren van de Boerenleenbanken in een korte spanne tij ds tot ongeveer de helft (landerijen) of ongeveer een derde (vee) werd ge reduceerd, terwijl de waarde van de opbrengst van de producten een even catastrophale daling onderging. Als een crediet-organisatie zulke schokken kan doorstaan, moet zij toch wel goed gefundeerd zijn, moet zij toch inner lijke kracht bezitten. Met Prof. Bordewijks uitlating (bl. 264) „Dat het tot nog toe zoo goed is gegaan, komt op rekening van den landbouwsteun, dus van kunstmatigheid en niet van innerlijke kracht"kunnen wij ons dus geenszins vereenigen. Prof. Bordewijk zal misschien hiertegen aanvoeren als de landbouwsteun er niet was geweest, zou de landbouw ineengestort zijn, en mèt den landbouw zouden Boeren leenbanken zijn gevallen. Ja, misschien is dit zoo (wie zal het zeggen?), maar is dit een redeneering, waarvan men in het praktische leven kan uitgaan Is het in de praktijk niet zóó, dat de Regeering onmisbare takken van volks bestaan niet laat ineenstorten en hen, zij het met een mini mum van steun, door de crisis heen helpt? En mogen crediet- instellingen, vooropstellende, dat zij met de noodige voor zichtigheid te werk gaan en ook conjunctuurfluctuaties in haar berekeningen opnemen, met deze realiteit geen reke ning houden? Is überhaupt een credietwezen wel mogelijk, wanneer men ervan zou moeten uitgaan, dat bij ernstige depressies géén kunstmatigheid zal bestaan, géén steun aan vitale bestanddeelen der volkshuishouding zal worden verleend Neen, zulk een uitgangspunt is „graue Theorie". Wij merken overigens op, dat niet alleen het landbouw - crediet door de door den Staat verleende crisisteun is gebaat. Wat zou er van het middenstandscrediet terecht zijn geko men, wanneer de regeering de werkloozen niet met hon derden millioenen had geholpen en hen daardoor in staat had gesteld winkelwaren te blijven koopen En zouden de algemeene banken het hebben kunnen bolwerken zonder den steun aan de industrie in den vorm van contingenteeringerv zonder den steun aan de scheepvaart Het niet zuiver-commerciëele karakter der Boerenleenbanken. Een ander punt. Gelijk bekend, zijn de Boerenleenbanken geen zuiver-commerciëele instellingen. Zij worden wel op zakelijke wijze beheerd, maar haar doel is niet zuiver- commerciëel (waaronder te verstaan het zoo voordeelig mogelijk zaken doen, het behalen van zooveel mogelijk winst). Ook hiertegen nu richt zich Prof. Bordewijks critiek. „Elke doorkruising met andere overwegingen dan precies de commerciëele, levert voor elk gezond crediet een gevaar op", zegt hij op bl. 245. En op bl. 257 voegt hij er aan toe, „dat een gezond bankwezen van den ouden geest van philan- thropie, die Raiffeisen steeds heeft bezield en dien de Staats- commissiel906 in haar rapport huldigde, niets moet hebben. Hiertegenover stellen wij uitdrukkelijk, dat wij er trotsch op zijn, dat in onze organisatie nog iets anders leeft dan het zuiver-commerciëele, dat in onze Boerenleenbanken ook nog iets leeft van den geest van altruïsme, van de wensch om zedelijke waarden te dienen, welke de hoogleeraar (zie ook bl. 244) blijkbaar maar liever geheel uit het domein van het credietwezen zou willen uitbannen. Het is mogelijk, dat een buitenstaander dit moeilijk kan aanvoelen; het is zelfs mogelijk, dat er Boerenleenbank - menschen zijn, die het niet aanvoelen, maar wij zijn er vast van overtuigd, dat de meerderheid onzer menschen het wél voelt. De geest der credietverleening bij onze Boerenleen banken is over het algemeen een geest van de menschen van dienst zijn, de menschen helpen. Dit is iets anders dan de commerciëele geest, die b.v. heerscht bij de commerciëele banken en die er uitsluitend op uit is om zooveel mogelijk voordeel te behalen. De praktische invloed van dit verschil in geest onderschatte men niet. Wij gelooven b.v. zeker, dat de geest van „helpen" bij de Boerenleenbanken oorzaak is geweest, dat aan den landbouw betrekkelijk weinig crediet- moeilijkheden zijn veroorzaakt. Gedurende de crisis is het bedrag aan uitstaande voorschotten slechts zeer geleidelijk en ook slechts in geringe mate verminderd. Beteekent dit, dat het beheer der Boerenleenbanken minder soliede, minder zakelijk is Absoluut niet. Tusschen zakelijkheid en helpen is zeer wel een synthese mogelijk. Men kan helpen op zakelijke wijze. Dan is het helpen natuurlijk geheel iets anders dan „armenzorg", maar het is óók iets anders als de zuiver-egoïstische credietverleening van de commerciëele banken. Dat de Boerenleenbanken op zakelijke wijze beheerd zijn, heeft de praktijk wel voldoende bewezen. Waren zij op onzakelijke wijze beheerd, dan zouden zij de groote be proeving van de crisis niet hebben doorstaan. Wij zijn hiermede aan het eind van de bespreking der critiek, welke Prof. Bordewijk op ons uitoefent. Zooals uit het bovenstaande blijkt, kunnen wij onmogelijk aannemen, dat deze critiek over het algemeen gerechtvaar digd is. Dit spruit niet voort uit een blinde vereering voor onze eigen organisatie, want wij kunnen den lezer de ver zekering geven, dat wij niet willen beweren, dat het ideaal is bereikt, dat er op verschillende punten geen verbetering meer valt aan te brengen. Maar nogmaals, de critiek van Prof. Bordewijk kunnen en mogen wij niet aanvaarden Onzerzijds zouden wij ook op Prof. Bordewijk eenige critiek kunnen uitoefenen (naast de critiek op zijn critiek). Hier en daar zegt hij dingen, die feitelijk onjuist zijn of waarmede wij het niet eens zijn. Maar dit is ons inziens van minder belang, zoodat wij het bij het bovenstaande laten. Misschien komen wij later nog eens op bedoelde onjuistheden terug.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1938 | | pagina 3