AIFFEISEN-BODE DE VRIEND, DIE MIJ MIJN FEILEN TOONT OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD: Zie mededeelingen op blz. 89 en 90 REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TELEF. 1 5867 DRIE EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 11 MEI 1938 VERSCHIJNT DEN EERSTEN VAN IEDERE MAAND ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR LOSSE NUMMERS 10 CENT FRANCO PER POST a. Redactioneel Gedeelte. IDe vriend, die mij mijn feilen toont. 2. De Rijkspostspaarbank en de rentedaling. 3. De bevoegdheid van Ontvangers van Waterschappen tot het opnemen van gelden. 4. Zwitsersch advies. 5. Geld- en Effectenmarkt. b. Mededeelingen. I. Vergadering Centrale Bank. 2. Vol machten Algemeene Vergadering. 3. Goedkoop tarief Ned. Spoorwegen voor bezoekers Algemeene Vergade ring. 4. Vergadering Grondkapitaalbank. 5. Circulaire. 6. Juni-nummer Raiffeisen-Bode. 7. Spreekuren Juridisch Bureau. 8. Sluiting kantoor. 9. Gedrukte Jaarverslagen en Balansen. c. Uit onze Boerenleenbanken. Het teekenen van mandaten voor Waterschappen, ingezonden door Joh. Obbink, Kassier Aalten. d. Nieuwsberichten. 1. Veertig-jarig jubileum Wervershoof. 2. Jubileum Wanswerd. 3. Jubileum Nunspeet. 4. Jubi leum Boerenleenbank te Almen. 5. Jubileum Boerenleen bank te Boskoop. 6. Jubileum Coöp. Boerenleenbank ,,Haskerhorne". 7. Jubileum Loosdrecht. e. Advertentiën. Prof. Bordewijks beschouwingen over de Boerenleenbanken. Prof. Mr. Dr. H. W. C. Bordewijk, hoogleeraar te Gronin gen, heeft geschreven een Leerboek der Landhuishoudkunde Een paar maanden geleden is het tweede deel hiervan ver schenen. Dit deel bevat een uitvoerige bespreking van de landbouwcoöperatie. Van de soorten van landbouwcoöpe ratie geniet de credietcoöperatie verreweg de meeste aan dacht van den hoogleeraar. Een kleine veertig bladzijden worden aan het coöperatieve landbouwcrediet gewijd. Het spreekt vanzelf, dat wij met bijzondere belangstel ling hebben kennis genomen van wat een gezaghebbend man als Prof. Bordewijk over de Boerenleenbanken te zeggen heeft. Met belangsteling, en laten wij er direkt bij zeggen in verscheidene opzichten ook met voldoening. Het wekt reeds terstond voldoening, dat het landbouwcrediet op zulk een uitvoerige en serieuze wijze is behandeld. De ongeveer dertig jaren, die verstreken zijn nadat Prof. Bor dewijk adjunct-Secretaris was van de Staatscommissie voor den Landbouw van 1906, van welke het bekende „Rapport betreffende het Landbouwcrediet in Nederland" afkomstig is, hebben zijn belangstelling in het landbouwcrediet blijk baar niet doen verminderen. Voldoening wekken ook ver schillende uitspraken, die blijk geven van waardeering. „De landbouwcredietcoöperatie is bij uitstek belangrijk" zegt Prof. Bordewijk op bl. 223 en hij rekent haar „tot de meest geslaagde en sterkste uitingen van de kracht, die in de coöperatie, mits op het haar bij uitstek passende terrein, daadwerkelijk steekt". Dit is een uitspraak, waarvan ieder, die zijn werkkracht en tijd aan ons Boerenleenbankwezen besteedt, met erkentelijkheid nota zal nemen. Elders (bl. 261) noemt de'hoogleeraar de Boerenleenbanken „deze mooie, spontaan in het leven getreden uitingen van het par ticulier initiatief der boeren, waarvoor ieder eerbied moet hebben". De Centrale Banken worden in Nederland zeer goed beheerd, met voorzichtigheid aan het roer, wordt op bl. 264 geconstateerd (nog meer zou deze lof ons verheugen, wanneer ook het beheer der locale banken er in was be trokken een goed beheer der Centrale Banken beteekent wel veel, maar niet alles). Voldoening wekken tenslotte verschillende uitingen, die getuigen van een juist begrip van het landbouwcrediet. Prof. Bordewijk ziet zeer goed het groote belang der Centrale Banken in het boerenleenbankwezen (bl. 257). Hij geeft blijk van het inzicht, dat de boerenleenbanken, wat de aan haar toevertrouwde gelden betreft, voor een groot deel meer spaar- dan depositobanken zijn en dat dit haar liquiditeits positie versterkt (bl. 262/3). Ook van eenige uitlatingen van meer algemeenen aard hebben wij met instemming en voldoening kennis genomen. De waarschuwing (bl. 226) om niet over de rechten van credietgevers heen te loopen (zooals in de crisisjaren heeft gedreigd), omdat anders het crediet zich terugtrekt en de landbouwers zelf hiervan de dupe worden, verdient ieders aandacht. Hetzelfde is het geval met den raad aan de debi teuren van hypotheken op boerderijen om hierop af te lossen (bl. 228). Prof. Bordewijk motiveert dezen raad met de zeer juiste overweging, dat de debiteur, die niet aflost, daar door wellicht moeilijkheden veroorzaakt aan zijn erfge namen. Een zwaar belaste boerderij is veel moeilijker aan één der erfgenamen, die het bedrijf wil voortzetten, toe te deelen dan een matig belaste boerderij. Degene, die de boerderij krijgt, moet aan zijn mede-erfgenamen een uit- keering doen. Als de boerderij zwaar belast is, zal die uit- keering, ook al is zij betrekkelijk gering,moeilijk door middel van hypotheek kunnen worden opgenomen. Om den erfge naam, aan wien de boerderij zal worden toebedeeld, eenige speelruimte te geven, is het dus noodig, dat de „hypotheek- boer" zooveel mogelijk aflost. Prof. Bordewijk noemt zich (bl. 261) „een vriend van deze mooie, spontaan in het leven geroepen en gegroeide uitingen van het particuliere initiatief der boeren' Gaarne aanvaarden wij deze betuiging van vriendschap. Zij doet ons des te meer aandacht schenken aan de critiek, die Prof. Bordewijk, naast zijn waardeering, publiceert. „De vriend, die mij mijn feilen toont" is iemand, die in eere moet worden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1938 | | pagina 1