HET LANDBOUWCREDIET IN POLEN.
HET 15 VAN BELANG
8o
DE RAIFFEISEN-BODE.
Uit het rapport van den Heer Sigismond Nadratowski te Warschau, uitge-
bracht aan het Internationale Landbouw congres 1937 (Vervolg en slot).
De Poolsche Bank heeft ook nog in portefeuille onge
veer 160 millioen Zloty aan wissels, aangeboden door
landbouw-industrie en handel, alsook door de landbouw
coöperaties en gemeentelijke spaarbanken.
Met dat al bleek de oplossing niet eenvoudig. De con
versie der schulden op korten termijn in schulden op lan
gen termijn, betreft een bedrag van 430 millioen Zloty!
Ook de Minister van Financiën, merkt de rapporteur
op, zou de conversie kunnen verbreeden door aan de ban
ken, spaarbanken en credietcoöperaties hare landbouw-
vorderingen terug te betalen in Staatspapieren, maar het
groote bedrag is een hinderpaal.
Toch valt er volgens rapporteur geen tijd meer te ver
liezen en is de bedoelde conversie het eenige middel om
de jaarlijksche lasten van den landbouw te verlichten.
Twee voorwaarden zouden vervuld moeten worden om
het plan te doen slagen.
De instellingen voor credieten op langen termijn zou
den vooreerst moeten trachten een markt te vinden om
haar pandbrieven te plaatsen. Ten tweede zou de Pool
sche Bank de mogelijkheid van aankoop van landbouw-
pandbrieven voor eigen rekening moeten uitbreiden.
Van de op deze wijze geconverteerde landbouwschul-
den zouden in de eerste plaats alle landbouwbedrijven
moeten profiteeren, waarvan de schulden niet meer be
dragen dan 50 der intrinsieke waarde van hun grond
bezit, aangezien volgens rapporteur de landbouw-crediet-
instellingen niet het recht hebben, credieten boven deze
waarde te verstrekken.
(Wij merken hierbij al lezende op, dat dit principieel
wellicht juist moge zijn, maar dat bedrijven, die slechts in
totaal tot 50 °/o der waarde van het grondbezit zijn belast
nu juist niet de meest noodlijdende kunnen worden ge
noemd en dus practisch niet in de eerste plaats voor hulp in
aanmerking zouden moeten komen.)
De rapporteur meent ook zelf, dat door deze voor
waarde een groot deel der landbouw-ondernemingen zou
worden gedupeerd, n.1. al die, waarvan de schulden meer
bedragen dan 50 der grondwaarde. Het voortbestaan
van deze ondernemingen zou dan niet mogelijk zijn, alléén
omdat haar schuldenlast te hoog zou zijn.
Zeer terecht merkt de rapporteur dan ook op, dat niet
uitsluitend de grondwaarde van invloed kan zijn op het
al of niet voortbestaan ervan, maar dat de economische
waarde tenminste een even groote rol speelt, vooral ook
met het oog op het belang van het geheele land.
Blijkbaar zijn ook in Polen vele landbouwbedrijven,
die een zeer hooge graad van opbrengst hebben bereikt,
met méér dan 50 der waarde belast.
De grootte van de schuld moge een belangrijke factor
zijn, het voortbestaan van een landbouwonderneming is
bijna altijd afhankelijk van de rentabiliteit, de aard der
cultures, de grootte der productie.
Na er nogmaals op gewezen te hebben, dat de overbe
lasting met schuld een zeer moeilijk probleem vormt en
dat de zaak met spoed en met veel beleid zal behooren
te worden opgelost, gaat het rapport over tot de bespre
king van de aanpassing van het crediet aan de behoeften
van de landbouwcoöperatie.
Deze landbouwcoöperatie, die tot zeer groote bedragen
creditrice van den landbouw was, heeft zwaar geleden door
den oorlog en de crisis.
Zij is natuurlijk zeer geinteresseerd bij de pogingen tot
verlichting van de landbouwschulden. Wanneer de con
versie der kortloopende schulden in langloopende ge
schiedde overeenkomstig het plan van den rapporteur,
zouden groote kapitalen, die tot nu toe waren vastgezet,
terugvloeien.
Deze zouden weer in omloop kunnen worden gebracht.
Tot nu toe zijn de bedragen, die door de actie tot
schuldverlichting bij de coöperaties zijn vrijgekomen, vrij
onbelangrijk in vergelijking met wat zou hebben kunnen
en moeten geschieden.
De werkzaamheden der credietcoöperaties hebben zich
in hoofdzaak beperkt tot de verleening van oude credieten
of haar conversie, verstrekking van crediet tegen verpan
ding der producten (voor de groot-bedrijven), en oogst-
voorschotten voor de kleine bedrijven.
Na deze schets van de finantieele positie van den land
bouw in het verleden en in den huidigen staat, zoowel
van de maatregelen beraamd en genomen om deze te ver
beteren, komt de rapporteur tot de volgende conclusies
le. Het crediet op langen termijn moet weer dienstbaar
gemaakt worden aan de ontwikkeling van den land
bouw.
2e. Dit crediet behoort z.i. georganiseerd te worden in
particuliere hypotheekbanken. Deze moeten trach
ten hun pandbrieven zoo aantrekkelijk te maken,
dat ze ook in het buitenland geplaatst kunnen
worden.
3e. De credieten, die ten doel hebben de reconstructie
van den landbouw, behcoren door den Staat ge
geven te worden.
4e. De normale functie van het korte en middelbare
crediet moet aangepast worden aan de gewijzigde
omstandigheden.
De rol zou ten deele kunen worden toebedeeld aan
Staats- en particuliere banken, maar vooral aan de locale
en centrale credietcoöperaties.
De finantieele transacties zouden ook uitgebreid kun
nen worden door een innige samenwerking der verschil
lende soorten landbouwcoöperaties met de banken.
5e. Politieke motieven zouden niet mogen dienen om
den prijs van den grond kunstmatig te drukken of om
verkaveling van gronden tegen te gaan.
Van alle condities, zoo besluit de rapporteur zijn ver
slag, die noodig zijn voor wederopbouw van het land-
bouwcrediet en de aanpassing daarvan aan de speciale
behoeften van den landbouw, zal in de eerste plaats ver
trouwen noodig zijn. Dit vertrouwen zal eerst weer terug
gewonnen worden op het oogenblik, dat de gevolgen van
de crisis zullen zijn geliquideerd.
dat men van elke wijziging in
Bestuur of Raad van Toezicht
terstond mededeeling doet aan
de Centrale Bank.