7 6
DE RA1FFEISEN-B0DE
blijkens haar laatst gepubliceerde balanscijfers, alleen in
schatkistpapier (hoewel thans nog op hoogere rentebasis)
42,1 millioen had belegd, dan zal het duidelijk zijn, dat
men zich over het rente-inkomstenperspectief van dezen post
geen groote illusies behoeft te maken. Bij de Centrale te
Eindhoven, waar het spaarbankbedrijf een grootere rol
speelt, heeft de post schatkistpapier een kleineren omvang,
doch niettemin bedroeg deze volgens de laatst gepubli
ceerde gegevens toch nog altijd 5,8 millioen.
Het voortschrijdende rentedalingsproces is ook voor de
Centrale Boerenleenbanken aanleiding geweest contact te
onderhouden met 't gevormde front der groote beleggers.
Wel is waar is de positie der Centrale Boerenleenbanken uit
beleggersoogpunt niet geheel synoniem met b.v. de positie
der levensverzekeringmaatschappijen, spaarbanken en pen
sioenfondsen, omdat de Centrale Boerenleenbanken groote
bedragen op korten of althans betrekkelijk korten termijn
moeten beleggen zoodat zij uit dien hoofde een deel
neming in kort loopende leeningen, ondanks het lage ren
dement niet a priori moeten afwijzen maar daartegenover
staat, dat ook de Boerenleenbanken excessen op de emissie-
markt en het tegen elkaar uitspelen der beleggers willen
voorkomen.
Financieringspolitiek.
Een vergrooting van de rente-inkomsten te bereiken door
een omzetting van alle kort loopende beleggingen in lang
loopende, zou beteekenen, dat de rentabiliteit ten koste van
de liquiditeit zou worden opgevoerd, een politiek, waar de
Centrales terecht afwijzend tegenover staan. Het grootste
deel der aan haar toevertrouwde gelden is immers op korten
termijn ter beschikking gesteld. Het zou een onjuiste
financieringspolitiek zijn, deze direct opeischbare saldi in
een sterken omvang op langen termijn vast te leggen.
Wel is waar leeft de ervaring, dat nimmer alle deposito's
tegelijk worden opgevraagd, doch dit geeft nog geen vrij
brief om de mogelijkheid eener sterkere dan normale
opvraging geheel uit het oog te verliezen. Overigens dient
ook bedacht te worden, dat zelfs onder normale omstandig
heden de stand der deposito's in den loop van elk jaar
fluctueert. Vooral is dit het geval bij de Centrale te Utrecht,
waar de rol van het rekening-courant-bedrijf van betee-
kenis is
Voor de Utrechtsche Centrale kan het jaarlijksche ver
schil tusschen den hoogsten en den laagsten stand der
deposito's n.1. op rond 20 millioen worden gesteld, welk
bedrag rond één derde van den laagsten stand en rond één
vierde van den hoogsten stand uitmaakt. Bij de Centrale te
Eindhoven is het verschil veel kleiner en blijft het beperkt
tot rond 4 millioen of slechts ca. óy2 pCt. van den laagsten
en 7 pCt. van den hoogsten stand.
Seizoenfluctuaties.
In deze jaarlijksche fluctuaties, die de deposito's, welke
de locale banken bij de Centrales onderhouden, te zien
geven, weerspiegelt zich het seizoen. Het landbouwcrediet
dat de boerenleenbanken verleenen kan in het algemeen
worden gesplitst in het oogst- en productiecrediet, dat op
zeer korten termijn (6 tot 9 maanden) wordt verleend en
het inventariscrediet, dat een langen duur heeft (varieerend
van 10 tot 12 jaar). Daarnaast pleegt ook grondcrediet te
worden verstrekt, dat uiteraard eveneens op langen
termijn verleend wordt tegen hypothecair verband van
den grond.
Dit laatste crediet, dat alleen gegeven wordt door banken
die over een ruime liquiditeit beschikken, mag slechts een
beperkt percentage der credietverleening uitmaken. Dit is
ook begrijpelijk, want de verstrekking van hypothecaire
leeningen op landerijen welke leeningen een langen
looptijd plegen te hebben vormt niet het doel der grooten-
deels met op korten termijn opeischbare deposito's wer
kende boerenleenbanken.
De beide Centrales hebben tevens een hypotheekbedrijf,
dat een deel van dit grondcrediet verzorgt. Overigens vinden
de daartoe meer geëigende instellingen als hypotheekbanken
en levensverzekeringmaatschappijen, alsmede particuliere
geldgevers hier hun arbeidsterrein.
De Centrale van Eindhoven heeft daarnaast tezamen met
haar locale banken ter financiering van langloopende hypo
thecaire leeningen aan den land- en tuinbouw in 1908 de
N.B. Boeren-Hypotheekbank opgericht. Deze instelling staat
onder administratie van de Centrale van Eindhoven en had
uit. 1936 voor 8.410.000 aan hypothecaire leeningen
uitstaan.
Wat de seizoenfluctuaties der deposito's betreft, kan in
het algemeen worden geconstateerd, dat de deposito's onge
veer Maart/April beginnen terug te loopen, in verband met
de betalingen der pachten en de uitgaven van gelden voor
bemesting e.d. Deze teruggang duurt tot ongeveer Mei;
daarna loopen de deposito's geleidelijk op tot het vorige peil,
om in October-November in verband met diverse betalingen
der boeren, opnieuw eenigen teruggang te toonen. In Decem
ber beginnen de saldi weer te stijgen, welke stijging over
de jaarwisselingsgrens heen, tot in de eerste maanden van
elk nieuw jaar aanhoudt.
Het bovenstaande schetst alleen de algemeene tendens;
bij de diverr locale banken komen vanzelfsprekend locale
verschillen ir. Bij de boerenleenbanken, die in de streken
werken der Groninger groot-landbouwbedrijven waar
belangrijke landbouworganisaties bestaan en voorname
landbouwindustrieën (aardappelmeel!) zijn gevestigd is
het verloop uiteraard anders dan bij de banken, die haar
bedrijf in de bollenstreek of in de tuindersgebieden uit
oefenen.
Werkterrein.
Alle elkaar gedeeltelijk opheffende en gedeeltelijk ver
sterkende financieringstendenzen concentreeren zich ten
slotte bij de beide Centrales. Ofschoon deze alle twee over
het geheele land werkzaam zijn, valt er toch een min of meer
duidelijk afgebakend gebied aan te wijzen, waarop elk dezer
beide instellingen het overwegende deel harer werkzaam
heid vindt. Zoo werkt de Centrale te Utrecht vrijwel over
het geheele land, met uitzondering van een groot deel van
Brabant en Limburg.
De Centrale te Eindhoven heeft in tegenstelling hiermee
het zwaartepunt harer werkzaamheid in Brabant en Lim
burg; ongeveer 200 harer locale banken zijn verspreid over
de andere provincies.
De kiemen voor deze min of meer regionale verdeeling
werden reeds in de vorige eeuw gelegd. Oorspronkelijk werd
n.1. het plan gekoesterd één Centrale Boerenleenbank voor
geheel Nederland op te richten, doch er ontstond meenings-
verschil over den vorm waarin de aangesloten locale boeren
leenbanken dienden te worden gegoten. Sommigen wilden
banken opgericht zien volgens de wet op de Coöperatieve
Vereenigingen van 1876, anderen wenschten echter een
oprichting volgens de wet op de Vereeniging van 1855. Het
toeval wilde, dat men destijds vooral in Brabant sterk ge
porteerd was voor de oprichting eener Coöperatieve Cen
trale met aangesloten banken, die in den vorm eener Ver
eeniging volgens de wet van 1855 zijn gegoten, terwijl men
in de Noordelijke provincies een Coöperatieve Centrale
wenschte met locale banken volgens de wet van 1876
opgericht.
Deze tegenover elkaar staande meeningen bleken niet te
kunnen worden verzoend en zoo gebeurde het, dat in 1898
twee coöperatieve Centrales eerst die te Utrecht en kort
daarna die te Eindhoven werden opgericht. Beide Cen
trales zijn coöperatieve vereenigingen met beperkte aan
sprakelijkheid, doch de aangesloten banken zijn bij de