GRONDSTOF VOOR EEN JAARVERSLAG.
68
DE RAIFFEISEN-BODE
voorwaarden geven. Het zijn behalve de bepaling van
rente en verplichte aflossing, de volgende
le. De Gemeente (of het Waterschap, dat wij eenvoudig-
heidshalve in het vervolg niet noemen) zal het recht
hebben om meer af te lossen dan waartoe zij ver
plicht is, mits zij hiervan drie maanden tevoren aan de
Bank kennis geeft en mits zij een boete betaalt van
1 procent over het meerdere, indien de extra-aflos
sing geschiedt binnen. jaar na heden
2e. de rente over elk jaar moet worden betaald uiterlijk
op den laatsten dag van dat jaar. De Bank kan echter
bepalen, dat de rente bij kortere termijnen dan bij
het jaar moet worden voldaan
3e. ingeval de rente op den verschijndag niet of niet ten
volle is betaald, zal de Bank vanaf dien dag tot den
B.v. 10 jaar.
dag der betaling één procent meerdere rente, be
rekend over de hoofdsom op den verschijndag, als
boete kunnen vorderen
4e. de kosten, vallende op terugbetaling van de hoofd
som en betaling van de rente komen voor rekening
van de Gemeente
5e. alle kosten en zegelrechten, waartoe deze geldleening
direct of indirect aanleiding geeft (inbegrepen buiten
gerechtelijke kosten van invordering) en alle belas
tingen, die terzake van deze geldleening, de aflossin
gen, of de rentebetalingen mochten worden geheven,
komen ten laste van de Gemeente.
Wanneer men met een Gemeente in onderhandeling
treedt over een crediet in loopende rekening (rekening
courant-overeenkomst) vrage men model-voorwaarden
even aan bij de Centrale Bank.
Men verzocht ons weder om in „De Raiffeisen-Bode"
iets te publiceeren, dat de voorzitters van de jaarverga
ringen onzer Boerenleenbanken kunnen bezigen als lei
draad bij het opstellen van een toespraak over den gang
van zaken over het afgeloopen boekjaar, of waaraan men
eenige bouwstoffen voor een schriftelijk verslag kan ont-
leenen. Gaarne voldoen wij aan dit verzoek. Wij vestigen
echter te voren de aandacht erop, dat wij ons moeten be
perken tot algemeen dingen men vuile het hieronder ge
schrevene dus aan met bijzonderheden over zijn streek
en Bank.
Het jaar 1937 stond, uit het oogpunt der Boerenleen
banken, in het teeken van twee dingen de economische
opleving en de geldruimte. Wat de opleving betreft, zij is
helaas op landbouwgebied nog niet ver genoeg voortge
schreden om de steun van regeeringswege overbodig te
maken; maar het zou ondankbaar zijn niet te constateeren,
dat er eenige opleving is geweest, zij het dan ook, dat zij
niet in alle bedrijfstakken even duidelijk merkbaar was en
zij het, dat vele veehouders in het mond- en klauwzeer een
tegenvaller hadden, die hen weer een eind achteruit zette.
Het spreekt vanzelf, dat de Boerenleenbanken de op
leving met vreugde hebben begroet. Zij maakt het den
schuldenaren gemakkelijker om aan hun verplichtingen te
voldoen. Zij maakt de taak van het bestuur lichter.
De opleving is een onverdeelde lichtzijde van het jaar
1937. Dit is niet het geval met de andere factor, die zoo
juist werd genoemd, de geldruimte. Men zou zoo opper
vlakkig zeggen, dat een Bank wel last kan hebben van te
weinig geld, maar nooit van te veel geld. Inderdaad is een
tekort aan geld een ernstiger euvel dan een teveel, maar
ook een teveel kan last opleveren. De Boerenleenbank wil
namelijk gaarne aan haar inleggers een goede rente uit-
keeren. Dit heeft zij altijd gedaan en het behoort ook tot
de doeleinden, waarvoor zij is opgericht. Maar als men een
goede rente wil uitkeeren, moet men eerst een goede
rente maken. En dit nu is, wanneer er veel geld toevloeit,
méér dan men eigenlijk kan gebruiken, zeer moeilijk. De
rente voor beleggingen, die voor de Boerenleenbank in
aanmerking komen buiten de voorschotten en credieten
aan haar eigen leden, is zeer laag. Voor Gemeenteleenin-
gen met korten looptijd wordt een rente van °/o vergoed.
Gemeente- en Waterschapsleeningen van langeren loop
tijd geven meer, maar de Boerenleenbank kan niet al te
veel in dergelijke lecningen beleggen, omdat zij haar gel
den niet te vast mag zetten. Soliede effecten geven een
3 of hoogstens 3J/2 °/o rente, maar komen niet teveel voor
aankoop in aanmerking, in verband met het groote risico
van koersverlies bij stijging der rente.
Men voelt dus, dat de geldruimte, die ook bij de Boeren
leenbanken merkbaar was door extra-toevloeiïng van
gelden, de besturen der Banken voor een moeilijk probleem
stelde. Er moesten maatregelen worden genomen om die
extra-toevloeiïng eenigszins tegen te houden. Daarom is
ingevoerd een rente-verlaging. Dit is jammer voor onze
oude, trouwe spaarders, maar het kon niet anders. (Even
tueel kan men hier ook melding maken van de extra-rente
verlaging voor grootere bedragen).
De geldruimte is echter niet alléén een nadeel. Zij is
nadeelig voor de spaarders, maar zij is voordeelig voor de
schuldenaren. De Boerenleenbanken hebben tegenover de
renteverlaging voor spaargelden ook een renteverlaging
voor voorschotten en credieten ingevoerd. Zij zijn hier
mede getrouw gebleven aan hun doel om zoo goedkoop
mogelijk (met inachtneming van het vereischte van
reservevorming) crediet te geven. Zij zijn er niet, zooals de
andere banken, om op hun schuldenaren zooveel mogelijk
te verdienen, maar zij zijn er om hun leden zoo goed moge
lijk te helpen. Dit is het mooie coöperatieve beginsel.
Dat de Bank er is om haar leden zoo goed mogelijk te
helpen mag natuurlijk niet afdoen aan de noodzakelijke
reservevorming. Dit moet even worden opgemerkt, omdat
nog niet ieder van het nut van reservevorming doordron
gen is. Men noemt het wel sparen voor het nageslacht.
Dit is onjuist. Het is het sterk maken van de Bank tegen
de onvermijdelijke risico's, die het uitzetten van geld mee
brengt. Een bank moet weerstandsvermogen hebben, en
dat heeft zij alleen, wanneer zij een flinke reserve bezit.
Gewone banken hebben nog een eigen kapitaal, maar dat
heeft de Boerenleenbank niet, zoodat bij haar alles aan
komt op de reserve. Met opzet wordt hier de aansprake
lijkheid der leden buiten beschouwing gelaten. Niet omdat
deze niet van groot belang is, maar omdat wij moeten uit
gaan van het principe, dat moet worden voorkomen, dat er
gebruik van zou moeten worden gemaakt.
De reserve is er dus niet alleen voor het nageslacht. Zij
is er evengoed voor de tegenwoordige generatie, want het
is ook in haar belang, dat de Bank stevig is, vertrouwen
geniet en tegen alle stormen bestand is, zonder dat de aan
sprakelijkheid in het geding behoeft te komen.
Tot nog toe hebben de Boerenleenbanken de stormen
van de laatste jaren kunnen trotseeren. Zij genieten aller-
wege vertrouwen. Nog steeds kunnen wij met voldoening
zeggen, dat geen enkele spaarder ooit een cent aan een
Boerenleenbank tekort gekomen is. Dit worde, tot slot,
met dankbaarheid geconstateerd. Maar het mag ons niet
verleiden om nu maar op onze lauweren te gaan rusten.
Wij moeten voortgaan met te arbeiden aan de verdere
vervolmaking van onze zoo mooie Boerenleenbank.