WAT TE DOEN BIJ OVERTREDING VAN
HET HUURBEDING IN HYPOTHEEKAKTES.
Voorwaarden voor leeningen aan
Gemeenten en Waterschappen.
DE RAIFFEISEN-BODE.
67
Zooals men in het vorige nummer (zie het artikel de
Nieuwe Pachtwet en de Boerenleenbanken) heeft kunnen
lezen, krijgt het huurbeding in de hypotheekaktes een
belangrijk grootere beteekenis, tenminste wat betreft
landelijke eigendommen. In verband met de lange duur
van pacht in de toekomst moet overtreding van het huur
beding worden tegen gegaan. Maar wat moet men in de
practijk precies doen, wanneer men een overtreding heelt
bemerkt? Dit is de vraag, die men ons heeft gesteld en die
men gaarne in „De Raiffeisen-Bode" beantwoord wenschte
te zien.
Wanneer de eigenaar van een boerderij (hypothecair
schuldenaar der Boerenleenbank) deze in strijd met het
huurbeding verpacht, is het, als regel, gewenscht, dat de
Boerenleenbank, wanneer zij dit bemerkt, de volgende ge
dragslijn volgt. Zij begint met haar schuldenaar te schrij
ven, dat zij heeft vernomen, dat hij heeft verpacht, dat dit
in strijd is met het huurbeding, en dat hij alsnog officieel
toestemming tot de verpachting moet verzoeken. Doet de
schuldenaar dit, dan neemt het bestuur het verzoek in
overweging niet echter dan na kennis te hebben ge
nomen van de voorwaarden der verpachting (speciaal
de pachtprijs). Wanneer het bestuur van meening is, ook
in verband met de overwaarde, dat tegen de verpachting
geen bezwaar bestaat, verleent het de toestemming een
zachte wenk hierbij om in het vervolg beter op het huur
beding te letten, kan geen kwaad.
Wanneer het bestuur van meening is, dat de verpach
ting de waarde van de boerderij te zeer drukt, geve het op
het verzoek om toestemming het antwoord, dat de toe
stemming niet kan worden verleend, en dat de debiteur
eigenaar ervoor moet zorgen dat het bestuur binnen een
zekeren termijn inzage krijgt van een contract tusschen
hem en ziin pachter, waarbij de pacht ongedaan wordt
gemaakt. Wanneer de debiteur-eigenaar aan dezen eisch
niet voldoet, is de volgende stap, dat de Boerenleenbank
de zaak in handen stelt van het Juridisch Bureau. Dit som
meert eerst den debiteur-eigenaar en den oachter om de
pacht te ontbinden helpt dit niet, dan zal het een rechts
vordering tot ontbinding tegen den debiteur-eigenaar en
den pachter instellen. Immers wanneer zij niet tot vrijwil
lige ontbinding bereid zijn, is de eenige manier om ont
binding te verkrijgen tusschenkomst van den rechter.
De kosten, hieraan verbonden, komen natuurlijk ten laste
van de overtreders van het huurbeding.
De procedure tot ontbinding van de pacht kan vrij lang
duren. Wordt de rechtsvordering niet tegengesproken,
dan is zij in een maand of zes weken afgeloopen. Wanneer
de eigenaar-debiteur en de pachter allerlei er tegen in
brengen en gaan „chicaneeren", kan de procedure zeer
wel een jaar duren en nog langer wordt haar duur, wan
neer de eigenaar-debiteur en de pachter „hoogerop" gaan,
na de zaak in eerste instantie te hebben verloren. In ver
band met de mogelijkheid van een langdurig proces is het
niet gewenscht om de rechtsvordering tot ontbinding van
de pacht eerst in te stellen, wanneer men tot executie van
het onderpand wenscht over te gaan immers de eigenaar
debiteur en de pachter hebben het dan in de hand om de
executie een of meer jaren tegen te houden, door de pro
cedure over de ontbinding van de pacht te rekken (aan
genomen, dat de Bank vrij van pacht wil verkoopen).
Heeft men tegen de verpachting overwegend bezwaar, dan
is het beter om haar terstond ongedaan te maken.
Wij redeneerden in het bovenstaande door op de ver
onderstelling, dat de eigenaar-debiteur aan het verzoek
van het bestuur om achteraf nog toestemming te vragen,
voldoet. Wat echter in het geval, dat hij niet daaraan vol
doet, dat hij zwijgt of weigert? Op zulk een houding past
slechts één antwoord (ook al is het mogelijk, dat de ver
pachting voor de Bank geen nadeel oplevert) men stelle
de zaak in handen van het Juridisch Bureau, dat de over
treders sommeert tot ontbinding der pacht en zoo noodig
tot het instellen van een rechtsvordering zal overgaan.
Nimmer geve men den eigenaar-debiteur en den pachter
de kans om te bewijzen, dat men stilzwijgend toestemming
heeft verleend. Het is daarom niet gewenscht om, wan
neer men op de hoogte geraakt van een verpachting in
strijd met het huurbeding, hierop niet te reageeren. De
overtreders kunnen dan redeneeren de Bank wist ervan
af zij heeft desondanks stil gezeten dit beteekent, dat
zij zich bij de verpachting heeft neergelegd.
Wanneer men dus, hoewel tegen een verpachting be
zwaar hebbende, toch niet direct in rechte de ontbinding
ervan wil vorderen, deele men altijd uitdrukkelijk aan den
eigenaar-debiteur en den pachter mede, dat men zich niet
bij de verpachting neerlegt en zich alle rechten voor
behoudt.
Tot slot nog deze opmerking volgens de rechtspraak is
het alléén de hypothecaire schuldeischer, die de verpach
ting in strijd met het huurbeding ongedaan kan maken. De
kooper van de boerderij bij executie-veiling heeft daartoe
niet het recht. Daarom moet een hypothecaire schuld
eischer, die het verbondene vrij van pacht wil execu-
teeren, altijd vóór de executie ontbinding der verpachting
verkrijgen. Aan den kooper kan hij dit niet overlaten.
Het gebeurt herhaaldelijk, dat bij de onderhandelingen
tusschen een Boerenleenbank en een Gemeente of Water
schap van de zijde der Boerenleenbank wordt verzuimd
om alle voor haar wenschelijke voorwaarden der leening
te noemen. En wanneer de Gemeenteraad of de vergade
ring van ingelanden eenmaal het besluit tot het aangaan
der leening heeft genomen, is het te laat om nog met
andere voorwaarden dan de besprokene en dus in het be
sluit vermelde (meestal alleen handelende over rente en
aflossing) aan te komen. Wij hebben hier speciaal het oog
op het beding, dat de gemeente of waterschap bij ver
vroegde aflossing een zekere boete moet betalen. Dit be
ding is voor de Bank ten zeerste gewenscht, want anders
is er in het geheel geen rem tegen de conversiedrang, die
gemeenten en waterschappen pleegt te bezielen. In de
tweede plaats hebben wij het oog op het beding, dat alle
belastingen, die terzake van dergelijke geldleeningen
(kapitaal en/of rente) mochten worden geheven, ten laste
van de gemeente of het waterschap komen. Het is niet
onmogelijk, dat het Rijk, wanneer de financieele situatie
verdere versterking van middelen mocht vereischen, naast
de couponbelasting een belasting op de rentebetalingen op
onderhandsche leeningen zal invoeren (tot voorkoming van
misverstand voegen wij hieraan toe, dat ons van bepaalde
plannen in deze richting nog niets bekend is).
Wij geven dus aan de bankbesturen, die met een ge
meente of waterschap onderhandelen over een leening,
den raad om daarbij opneming van de twee hierboven be
doelde bedingen onder de leeningsvoorwaarden te ver
melden.
Het is wellicht gemakkelijk, wanneer wij hier een vol
ledige lijst van alle tegenwoordig gebruikelijke leenings-