5» DE RA1FFE1SEN-B0DE Zijn de genoemde beginselen nu van eenig belang voor de Boerenleenbanken? Ik heb hier niet het oog op de Boe renleenbanken als eigenaressen van landerijen. Er zijn wel eenige Boerenleenbanken, die landerijen in eigendom heb ben, die zij bij executie hebben ingekocht, maar dit komt betrekkelijk weinig voor, zoodat het niet de moeite waard is om hier rekening mee te houden. Wij zullen ons dus bepalen tot het belang, dat de Boerenleenbank bij de nieuwe Pachtwet heeft als voorschot- en credietgeefster. Dat belang is het nauwst bij verpachting betrokken, wan neer de Boerenleenbank tevens hypotheekhoudster is. Wij zullen dus hoofdzakelijk onze aandacht bepalen tot het be lang der Boerenleenbank als hypotheekhoudster. Als eerste beginsel noemde ik zoo juist de regeling be treffende de duur der pacht, het continuatierecht van den pachter tot 10 jaar plus 1 ]/2 jaar opzeggingstermijn. Het zal U terstond duidelijk zijn, dat dit continuatierecht de belangen van den hypotheekhouder ten nauwste raakt. Wat is voor den hypotheekhouder gewenscht? Dat hij, wanneer hij door wanbetaling van den schuldenaar ge dwongen is tot executie, een onroerend goed ten verkoop kan aanbieden, dat vrij van huur is, dat althans binnen korten tijd vrij van huur zal worden. Immers een boerderij, waaraan nog een lange pacht vast zit, kan alleen worden gekocht door beleggers. De menschen, die zelf een boer derij willen gaan exploiteeren, zullen uit den aard der zaak niet bieden op een boerderij, waarop een lange pacht rust. Het feit, dat er een lange pacht aan de boerderij zit, halveert dus ongeveer het aantal liefhebbers. En het spreekt vanzelf, dat vermindering van liefhebbers, ver mindering van vraag dus, de opbrengst vermindert. Hoe sterk de opbrengst zal worden gedrukt, is natuur lijk niet te voorspellen. Het zal ook afhangen van het ge deelte van den lly>-jarigen termijn, dat bij de executie nog resteert. Het spreekt vanzelf, dat het resteeren van 10 jaar zwaarder zal drukken dan 't resteeren van b.v. 3 jaar. Maar dat verpachting onder de nieuwe pachtwet een druk op de verkoopwaarde van de boerderijen zal uit oefenen, staat wel vast. Hieruit kunnen wij de conclusie trekken dat men bij het verleenen van toestemming tot verpachting méér dan tot nog toe zal moeten oppassen. Als de hypotheek geen bijzonder groote overwaarde heeft, kan men de toestemming beter weigeren. Alleen wanneer de waarde van de boerderij de hypotheek zéér behoorlijk overtreft, wanneer die waarde dus eenige vermindering zeer wel kan velen, kan men zonder risico de toestem ming verleenen. Bij tweede hypotheek moet men natuur lijk in het bijzonder voorzichtig zijn. En wanneer men de waarde van de boerderij nagaat, moet men niet alleen rekening houden met de oogenblikkelijke waarde, maar ook met de waarde, die de boerderij heeft tijdens een depressie. Tijdens de hoogconjunctuur mag men nooit vergeten, dat er ook een laagconjunctuur bestaat. Toen ik zoo juist over de toestemming tot verpachting sprak, had ik natuurlijk het oog op het beding, dat in de hypotheek-aktes voorkomt, dat bepaalt, dat geen ver pachting mag plaats hebben zonder toestemming van den hypotheekhouder. Ik heb den indruk weten doe ik het niet dat in de praktijk dit beding tot nog toe niet zoo erg veel beteekenis heeft dat de eigenaar, die zijn boer derij wil verpachten, er meestal niet aan denkt om de vereischte toestemming te vragen, en dat ook de Bank, wanneer zij van de verpachting kennis krijgt, nalaat om hem op de vingers te tikken. Nu een verpachting een zoo veel ingrijpender zaak is geworden, een zaak voor den hypotheekhouder van zooveel meer belang dan vroeger, is er reden genoeg om meer op het huurbeding te letten dan vroeger. Ik beveel het dus in uw aller aandacht aan. -) Nog om een andere reden moet ik het huurbeding ver- -) tn het volgend nummer zal worden geplaatst een artikel, hande lende over de vraag Wat te doen bij overtreding van het huurbeding in hypotheekakte's? melden. In sommige hypotheek-aktes staat niet, dat ver pachting verboden is, zonder meer, maar wordt bepaald, dat verpachting voor langer dan een jaar, of twee jaar ver boden is. De Pachtwet zegt, dat dergelijke bepalingen hun kracht verliezen. Het verbod van verpachting zonder meer blijft intact, maar een beperking van tijdsduur zal haar kracht verliezen. Ik beveel U dus ook aan om na te gaan of bij uw Bank hypotheek-aktes zijn, die een dergelijk huur beding, dat dus in de toekomst geen waarde meer zal hebben, bevatten. Is dit het geval, en is er geen zéér royale overwaarde, dan moet overwogen worden of het huur beding te wijzigen of de hypotheek op te zeggen. Als toestemming tot verpachting wordt gegeven, heeft de Bank het nog wel in de hand om de situatie eenigszins gunstiger voor haar te maken. De wet laat namelijk eenige uitzonderingen op den duur van llp2 jaar toe. In de eerste plaats zegt zij, dat pacht voor ten hoogste een jaar kan worden aangegaan als uit den aard van het gepachte of uit bijzondere omstandigheden een korte duur van pacht voortvloeit. En elders zegt zij, dat de verpachter bij het aangaan der pachtovereenkomst kan bedingen, dat de pacht na 5 jaar bindend kan worden opgezegd ingeval de verpachter zelf of zijn kinderen of kleinkinderen de boer derij willen gaan gebruiken. Het is gewenscht, dat men eventueel van deze mogelijkheden gebruik maakt, of tracht te maken. Tijdelijk heeft de Bank het bovendien in de hand om de verpachting gehéél aan de werking van de nieuwe wet te onttrekken. De wet zegt namelijk, dat een verpachting, die van kracht is of wordt vóór de inwerkingtreding van de wet en eindigt binnen twee jaar daarna, nog geheel door het oude recht wordt beheerscht. Wanneer op het oogenblik een eigenaar dus om toestemming tot verpach ting komt vragen, verdient het aanbeveling om bij het ver leenen van toestemming de voorwaarde te stellen, dat hij de verpachting laat eindigen uiterlijk op den laatsten dag van het tweede jaar na de inwerkingtreding van de wet. Wanneer een verpachter op het oogenblik een pacht- contract aangaat voor langer dan twee jaar na de inwer kingtreding, komt het contract na verloop van de twee jaar onder de nieuwe wet te vallen. Dat brengt mee, dat het dan ook onderworpen wordt aan het continuatie-recht. Er is nog iets anders, en iets dat nog wel zoo belangrijk is als de duur der verpachting, waarop men bij het ver leenen van toestemming tot verpachting moet letten. Dat is de prijs, waarvoor de boerderij zal worden verpacht. Dit brengt ons in aanraking met het tweede beginsel, dat ik zoo juist noemde. Dit was de pachtprijs staat bij het aangaan van het pachtcontract onder controle, hetzij van den rechter, hetzij van een erkend pachtbureau. Is hét contract niet te voren door zulk een pachtbureau goed gekeurd, dan zal de rechter, als hij de pacht te hoog oor deelt, pachter en verpachter bij zich laten komen en pro- beeren den verpachter over te halen tot verlaging van den pachtprijs lukt dit, dan wordt de verlaagde pachtprijs bindend tusschen partijen vastgelegd lukt het niet, dan maakt de rechter de pachtovereenkomst ongedaan. Stel nu, dat een eigenaar bij de Boerenleenbank komt om toestemming voor verpachting te vragen. Gesproken wordt over een huur, waaruit rente en aflossing kan wor den voldaan. Het Bestuur geeft den eigenaar vervolgens een briefje mede, waarin de toestemming is neergelegd. De pachtprijs wordt hierin echter niet genoemd. De eigenaar sluit vervolgens een pachtcontract met een pachter voor de prijs, die met de Bank was besproken. Dit contract is niet te voren goedgekeurd door een erkend pachtbureau en wordt derhalve bij den rechter ingezonden. Deze vindt de prijs te hoog en haalt den verpachter over om toe te stemmen in vermindering. De verminderde prijs is dan bindend en ook de Bank kan er niets meer aan doen. Zij zit dan vast aan een prijs, waarmede zij eigenlijk geen ge noegen wilde nemen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1938 | | pagina 2