GELDRUIMTE EN LAGE RENTEVOET.
DE RAIFFEISEN-BODE.
5i
formulieren (nrs. 114 en 158). Voor het geval, dat meer dan
één vordering wordt verpand, of dat de verpanding ge
schiedt door een ander dan de debiteur, zal een speciale
akte gemaakt moeten worden.
De verpanding is niet rechtsgeldig, als zij niet wordt
medegedeeld aan den schuldenaar van de verpande vorde
ring. Deze moet ten bewijze hiervan de acte mee teekenen;
is hij hiertoe niet bereid, dan moet de mededeeling ge
schieden per deurwaardersexploit.
Het is voorts gewenscht, dat de verpanding wordt inge
schreven in de hypotheekregisters (hiervoor bestaat form.
115).
De verpanding brengt mede, dat de schuldenaar van de
verpande vordering geen enkele betaling meer mag doen
aan zijn schuldeischer; hij moet alles, rente en aflossing,
aan de Bank voldoen. Zoolang de schuldenaar van de Bank
aan zijn verplichtingen voldoet, is er echter geen bezwaar
tegen om toe te staan, dat de schuldenaar der verpande
vordering de rente betaalt aan zijn schuldeischer (schulde
naar van de Bank)
Omtrent het eventueel te gelde maken van de hypothecaire
vordering bij wanbetaling door den schuldenaar van de
Bank, alsmede ingeval van wanbetaling door den schulde
naar van de verpande vordering, stelle men zich altijd in
verbinding met het Juridisch Bureau.
3. Polissen van levensverzekering.
Ook polissen van levensverzekering komen meer en meer
in zwang als onderpand bij onze Boerenleenbanken (hetgeen
misschien een veeg teeken is omtrent den gang van zaken
op het platteland). Formulieren voor de verpanding van
polissen hebben wij niet; elke verpanding moet afzonderlijk
worden behandeld (waarmede de Afd. Inspectie zich belast)
Daar het onmogelijk is om de positie der levensverzeke
ringmaatschappijen, wier polissen als onderpand worden
aangeboden, te beoordeelen, zorge men steeds voor over
waarde. Bij de berekening der overwaarde houde men
rekening met de afkoopwaarde van de polis ten tijde der
credietverleening er op; op déze waarde komt het voor den
credietgever aan.
4. Cessie van (gewone) vorderingen.
Ook gewone (d.w.z. niet-hypothecaire) vorderingen kun
nen als onderpand dienen, maar het spreekt van zelf, dat
men, wanneer men dergelijke vorderingen als onderpand
aangeboden krijgt, zeer kieskeurig moet zijn. Slechts vorde
ringen op als soliede bekend staande instellingen mogen
in het algemeen als op zich zelf voldoende onderpand in
aanmerking komen. Wij denken hier b.v. aan de vorderingen
van tuinders op goed bekend staande veilingen. Ruime over
waarde is uit den aard der zaak vereischt. De benoodigde
actes zijn bij de Centrale Bank verkrijgbaar.
5. Zekerheidsoverdracht van bedrijfsinventaris.
Dit is een soort zekerheid, die alleen geschikt is als extra-
dekking, of als dekking „bij gebrek aan beter". Op zich zelf
is de zekerheidsoverdracht van den bedrijfsinventaris on
voldoende, omdat zij den inventaris niet aan de macht van
den schuldenaar onttrekt. Deze blijft den inventaris ge
bruiken, en als hij minder scrupuleus is, kan hij hem geheel
of gedeeltelijk aan anderen verkoopen. De Bank kan hem
dan wel aanklagen wegens verduistering, maar hiermede
heeft zij haar onderpand niet terug. De steeds bestaande
mogelijkheid van beschikking door den schuldenaar maakt
de zekerheidsoverdracht van den inventaris dus tot een op
zich zelf onvoldoende dekking.
Dit wil niet zeggen, dat zij als „noodzekerheid", als extra
zekerheid geen goede diensten kan bewijzen. Zij heeft in de
praktijk als zoodanig herhaaldelijk goede diensten bewezen.
Wanneer men van de zekerheidsoverdracht gebruik
wenscht te maken, wende men zich tot het Juridisch Bureau
van de Centrale Bank.
Bezwaren en gevaren.
Niettegenstaande bijna alle Boerenleenbanken de rente
voor spaargelden in den loop van het jaar hebben ver
laagd, stroomen de gelden nog steeds toe.
De geldruimte manifesteert zich bij alle banken, maar
vooral ook bij de Nederlandsche Bank.
De credit-saldi in rekening-courant, renteloos gedepo
neerd, bedroegen volgens den weekstaat van 20 December
687 millioen. De oorzaken der geldruimte zijn vele.
Wij noemen o.a. den beteren gang van de export
bedrijven (vooral na September 1936) eenige opleving in
enkele takken van den landbouw, terwijl uitbreidingen,
waarvoor belangrijke sommen benoodigd zouden zijn, niet
in groote mate plaats vinden liquidatie van voorraden,
zonder dat aanvulling in dezelfde mate bij den groot- en
kleinhandelaar plaats vindt weinige bereidheid van par
ticuliere beleggers om deel te nemen aan de 3yó en 3°/o
leeningen, waardoor bij conversies gelden vrijkomen en
naar de banken verhuizen toevloed van vreemd kapitaal,
van buitenlandsche kapitalisten, die uit vrees voor hun
eigen valuta „in den Hollandschen gulden vluchtten",
(m.a .w. voor hun gelden belegging in Nederland of Neder
landsche waarden zochten) politieke onzekerheid, welke
van zeer veel invloed op de beurs is en oorzaak van be
langrijke schommelingen, waardoor ook vroegere koopers
van aandeelen huiveren om daarmede voort te gaan enz.
Wij houden ons overtuigd, niet alle oorzaken te hebben
opgesomd het is ook niet bekend, welke van de ge
noemde (of niet genoemde) de meest werkzame factor is;
wel weten we maar al te goed, dat we met zeer veel vlot
tend geld zitten „opgescheept" en het bij den lagen rente
voet op de geldmarkt en den steeds dalenden op de kapi
taalmarkt, steeds moeilijker wordt, „de eindjes aan elkaar
te knoopen", wanneer men de „getrouwe" spaarders niet
al te zeer in hun inkomsten wil beknotten en hun alsnog
een „behoorlijke" rente wil uitkeeren.
Dit bezwaar van een teveel aan vlottend geld is vroeger
reeds in „de Raiffeisen-Bode" en in circulaires belicht en
middelen zijn aangegeven, om met handhaving van een
„behoorlijke" (niet te hooge) rente voor de werkelijke
spaargelden, toch de rekening van de Bank te doen
sluiten.
Het is een groot belang voor de geheele organisatie, dat
iedere Bank ertoe medewerkt, bij den toevloed van geld
eenigszins remmend op te treden en geen onnatuurlijke
aantrekking te bevorderen.
Wij zien ook de Spaarbanken, aangesloten bij den Ne-
derlandschen Spaarbankbond, allerwege de rente verlagen.
Mocht er in sommige plaatsen naast de Boerenleenbank
een spaarbank bestaan, welke nog „concurreerend" zou
optreden, dan meenen we den raad te moeten geven, eens
samen te gaan praten over een toe te passen rentever
laging. In de huidige omstandigheden is men o.i. gaarne
tot overleg bereid.
Men behoeft ten opzichte van toevloeiende gelden nog
niet dien maatregel te nemen als in Zwitserland wel wordt
toegepast, n.1. om een rente van 1 °/o te heffen van
deposito's, die minder dan een half jaar uitstaan Toch is
ten opzichte van dergelijk vlottend geld de grootste voor
zichtigheid geboden en moet een afwijzend standpunt
worden aanbevolen.
Er zijn echter nog andere gevaren verbonden aan den