AIFFEISEN-BODE HET BEHEER EENER BOERENLEENBANK. OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD: Zie mededeelingen opblz,44,45,46en47 REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TE LEF. 15867 DRIE EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 6 DECEMBER 1937 VERSCHIJNT DEN EERSTEN VAN IEDERE MAAND ABONNEMENT F 0.50 PER JAAR LOSSE NUMMERS 10 CENT FRANCO PER POST a. Redactioneel Gedeelte. I. Het Beheer van een Boeren leenbank. (Vervolg). 2. Uitbetaling van spaargeld van overledenen. 3. Van onze Boekentafel. 4. Geld- en Effectenmarkt. b. Mededeelingen. ISluiting kantoor. 2. Spreekuren Juri disch Bureau. 3. Conversie Deposito-Obligatie. 4. Cou pons Deposito-Obligaties. 5. Uitloting Deposito-Obliga ties. 6. De jaarlijksche Controle. 7. Handboekje. c. Nieuwsberichten. d. Advertentiën. Hoofdstuk III. Voorschot- en Credietverleening. (Vervolg). Effecten-onderpand. 1. Overwaarde. „Bij onderpand van effecten en andere geldswaardige papieren moet de overwaarde ten minste 20 °/o bedragen. Bestaat het onderpand in incourante fondsen, dan zal het van te voren moeten worden goedgekeurd door de Centrale Bank." Aldus art. 39 der Statuten van de Boerenleen banken. Vereischt wordt in de eerste plaats een overwaarde van ten minste 20 °/o. Let wel ten minste. Natuurlijk zal men bij fondsen, die aan sterke koersschommelingen onder hevig zijn, een hoogere overwaarde dan 20 °/o moet be dingen. Het minimum van 20 passé men alleen toe op Nederlandsche en Ned.-Indische Staatsfondsen en obliga ties van Nederlandsche en Ned.-Indische gemeenten en provinciën. Voor pandbrieven eischt de Nederlandsche Bank een hoogere overwaarde (25 °/o) en het schijnt ons gewenscht om haar hierin te volgen. Welke overwaarde voor aandeelen geëischt moet wor den, is niet over het algemeen te zeggen de Neder landsche Bank varieert van 30 tot 100 °/o Men vrage hieromtrent advies van de Centrale Bank (Afd. Effecten). Buitenlandsche effecten neme men in den regel in het geheel niet in onderpand aan, en als men het doet, doe men het eerst na advies van de Centrale Bank. Wanneer men incourante effecten in onderpand wil nemen, is het raadplegen van de Centrale Bank verplicht. Dit is gegrond op de overweging, dat het veelal voor de locale Bank onmogelijk zal zijn om de verkoopwaarde (daarop, niet op de intrinsieke waarde, komt het meestal aan) van incourante effecten te beoordeelen. Incourante effecten zijn die effecten, die niet genoteerd worden ten beurze van Amsterdam. Een bijzonder soort van incourante effecten zijn aan deelen en obligaties op naam. De verpanding hiervan levert een bijzondere moeilijkheid op en men wende zich hieromtrent eventueel tot het Juridisch Bureau. Wat hierboven is opgemerkt over het vereischte van overwaarde en het vereischte van goedkeuring der Cen trale Bank voor het in pand nemen van incourante effec ten, geldt natuurlijk niet, wanneer het effecten-onderpand slechts dient tot extra zekerheid. 2. De verpanding. De verpanding komt tot stand door middel van onder- teekening der desbetreffende acte (form. 102 of form. 152) en overgifte der effecten. Bij effecten op naam komt er nog een bijzondere formaliteit bij, waarover wij echter in verband met den reeds gegeven raad om bij verpanding van dergelijke effecten het Juridisch Bureau te raad plegen, niet uitweiden. De Kassier geeft den schuldenaar-pandgever een ont vangstbewijs voor de effecten (form. 215). De pandgever heeft het recht om tijdens den loop van het voorschot of crediet een of meer der verpande effec ten te ruilen. Natuurlijk moeten de nieuwe effecten de goedkeuring der Bank wegdragen. De ruiling wordt op de achterzijde der acte aangeteekend en onderteekend (het nieuwe effect wordt bijgeschreven in de kolom „In pand gegeven", het oude vermeld in de kolom „Teruggenomen") Ook kan de ruiling worden vastgelegd in een afzonder lijk ruilingcontract (zegelvrij) bij oudere formulieren, waarbij niet is voorzien in aanteekeningen op de achter zijde, is dit de eenige manier om de ruiling te constateeren. 3. Bewaring en administratie. Omtrent de bewaring van in pand genomen effecten is ingevolge art. 19 van het Reglement op het Waarborgfonds voorgeschreven, dat zij behooren (niet moeten) te be rusten bij de Centrale Bank. Voor toelichting op dit voor schrift zie men het Handboekje (4e druk bl. 219, 5e druk bl. 218). Het in bewaring geven van de effecten bij de Centrale Bank is niet alleen in verband met dit voorschrift ge wenscht. Het is ook aanbevelenswaardig, omdat de Cen trale Bank de geheele administratie der effecten dan op zich neemt zij controleert conversies, aflossingen en uit lotingen en zendt hiervan bericht aan de betrokken bank; zij knipt en verzilvert coupons en dividendbewijzen, zendt hiervan nota's aan de Boerenleenbank, kortom, zij be zorgt de geheele administratie der effecten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 1