DE BOERENLEENBANK ALS HYPOTHEEKHOUDSTER
EN DE INWERKINGTREDING DER PACHTWET.
Ontvangstbevestiging Rapporten.
DE RAIFFEISEN-BODE.
35
„Komende gebeurtenissen werpen hun schaduwen voor
uit". Zoo is het ook met de inwerkingtreding der nieuwe
pachtwet, die volgens mededeeling der regeering waar
schijnlijk op 1 April a.s. zal plaats hebben. Niet alleen ver
pachters moeten bij het aangaan van contracten reeds thans
rekening ermede houden, ook hypotheekhouders doen er
verstandig aan om, wanneer hun schuldenaren toestemming
vragen om hun hoeve of land te verpachten, aan de pacht
wet te denken.
Stel, dat een Boerenleenbank een voorschot onder hypo
theek heeft verleend aan een debiteur, dien wij gemakshalve
Jansen zullen noemen. Jansen pleegt een gedeelte van zijn
land te verhuren en wel telkens voor vier jaren. De loopende
huurtermijn verstrijkt op 31 December a.s.. Jansen vraagt
toestemming om met ingang van 1 Januari 1938 opnieuw
voor vier jaren te verhuren.
Wanneer het bestuur der bank zich afvraagt, of het deze
toestemming zal verleenen, dient het te bedenken, dat ver
huur voor vier jaar, ingaande 1 Januari 1938, met de in
werkingtreding der nieuwe pachtwet zal worden: verhuur
voor onbepaalden tijd, met mogelijkheid van een den pach
ter bindende opzegging na tien jaar, met inachtneming van
een opzegtermijn van anderhalf jaar. Wordt de toestem
ming verleend, dan zal het land dus worden „bezwaard"
met een pacht voor een tijdvak van elf en een half jaar.
Het is mogelijk, dat het bestuur der bank dit niet beden
kelijk acht. De overwaarde van het onderpand is wellicht
van dien aard, dat de vermindering van de verkoopwaarde,
die onvermijdelijk het gevolg van zulk een langdurige pacht
is, geen kwaad kan.
Maar het is ook mogelijk, dat de overwaarde niet zoo
ruim is. Dan zij het bestuur voorzichtig. Dan is het niet ge-
wenscht om de verlangde toestemming te verleenen; immers
door verpachting voor elf en een half jaar zou de overwaarde
misschien geheel verdwijnen (men moet bij de beoordeeling
hiervan natuurlijk uitgaan van de opbrengst bij verkoop).
Wanneer het bestuur tot de conclusie komt, dat het niet
gewenscht is de gevraagde toestemming te verleenen, doet
zich de vraag voor: wat dan? Dit is in de eerste plaats een
vraag voor den eigenaar-schuldenaar; maar deze zal wel
licht overleg plegen met het bestuur, en daarom willen wij
hier nog even een antwoord op deze vraag trachten te geven.
Er zijn drie mogelijkheden:
1. de eigenaar gaat het land zelf gebruiken;
2. hij verkoopt het;
3. hij verhuurt het, met toestemming der Bank natuur
lijk, voor een korteren termijn, en wel voor zulk een termijn,
dat het contract niet onder de nieuwe pachtwet komt te
vallen.
De mogelijkheden, bedoeld onder 1 en 2, behoeven geen
toelichting. Voor de onder 3 genoemde mogelijkheid (waar
aan de eigenaar in den regel wel de voorkeur zal geven) is
eenige toelichting echter niet overbodig.
Een overgangsbepaling in de nieuwe pachtwet zegt,
dat pachtovereenkomsten, die na 1 Januari 1936 zijn aan
gegaan en bij de inwerkingtreding der nieuwe pachtwet van
kracht zijn, nog gedurende twee jaar na die inwerking
treding onderworpen blijven aan het oude recht. Wanneer
men dus maar zorgt, dat het pachtcontract afloopt vóór
twee jaar na de inwerkingtreding der pachtwet, valt het
geheel onder het oude recht. De automatische verlenging
tot praktisch elf en een half jaar is dan niet toepasselijk.
De onder 3 bedoelde mogelijkheid komt dus hierop neer,
dat het bestuur der Bank den eigenaar toestemming ver
leent om te verhuren voor een tijdperk eindigende uiterlijk
op den laatsten dag van het tweede jaar na inwerking
treding der pachtwet (dus eindigende, vermoedelijk, uiter
lijk 31 Maart 1940).
Nog een paar bijzondere opmerkingen moeten wij aan
het bovenstaande toevoegen.
1. Wanneer het bestuur weet, dat een hypothekaire
debiteur zijn land of boerderij pleegt te verhuren zonder
hiervoor toestemming te vragen, vestige het thans uitdruk
kelijk (bij aangeteekend schrijven of bij deurwaarders-
exploit) zijn aandacht erop, dat de Bank een zonder toe
stemming aangegane verpachting niet erkent. „Wie zwijgt,
stemt toe". Deze regel wordt ook wel eens toegepast in het
recht, tenminste wanneer de „zwijger" van het feit in kwestie
op de hoogte was. Er zijn rechterlijke uitspraken, waarbij
is uitgemaakt, dat een hypotheekhouder, die wist, dat zijn
schuldenaar het verbonden onroerend goed placht te ver
huren zonder dat hij zich daartegen verzette, niet meer de
nietig-verklaring van de huur kon vorderen. Daar het thans,
in verband met de nieuwe pachtwet, van veel grooter belang
is dan vroeger om verpachting van ten behoeve van de
Boerenleenbank verbonden onroerend goed nauwkeurig te
controleeren, dient men te voorkomen, dat een dergelijke
stilzwijgende toestemming kan worden aangenomen.
2. De bovenstaande uiteenzetting geldt alleen voor
„hoeven en los land", omdat de pachtwet alleen daarvoor
geldt. Onder „hoeven en los land" verstaat de pachtwet alle
land met gebouwen, dienstig aan bodemcultuur; een tuin
derswoning met tuinland is dus een „hoeve" in den zin der
pachtwet.
3. Zoodra de pachtwet in werking is getreden, kan na
tuurlijk niet meer van de hierboven bedoelde overgangs
bepaling worden geprofiteerd. Na 1 April 1938 zal be
houdens uitzonderingen dus alleen voor onbepaalden
tijd (praktisch voor elf en een half jaar) verpacht kunnen
worden. Men zie voor de na de inwerkingtreding te volgen
gedragslijn het artikel „Het Beheer van een Boerenleen
bank" in dit nummer, onder nr. 12.
Zooals bekend, werd sinds vele jaren bij de toezending
van inspectie-rapporten en rapporten van onverwachte
kasopnamen aan de Voorzitters van Bestuur en Raad van
Toezicht der Boerenleenbanken een kaartje bijgesloten,
waarin de ontvangst dezer rapporten werd bevestigd.
Aangezien eenerzijds van de verzending door ons aan-
teekening wordt gehouden en anderzijds een besparing
aan porto kan worden verkregen, hebben wij gemeend
bedoelde ontvangstkaarten in het vervolg achterwege te
kunnen laten.
Wel zouden wij het op bijzonderen prijs stellen, dat in
dien onverhoopt een maand na de gehouden inspectie of
onverwachte kasopname geen rapport is ontvangen, daar
van mededeeling aan ons wordt gedaan.