HET MAXIMUM DER SPAARGELDEN. Geld- en Effectenmarkt gedurende de maand September 1937. DE RAIFFEISEN-BODE 29 Augustus 1929 zette de redactie haar afwijzend standpunt uiteen, daarin bijgevallen door den heer Obbink in het Nóvember-nummer 1929. Hier te lande heeft de ontwikkeling wel bewezen, dat de scheiding de beste waarborg is voor een goede functio neering en dat ze zeer zeker den zuiversten toestand schept, ook op het gebied van beheer en financiering. De beheerders der Boerenleenbanken moeten inderdaad de activiteit der andere coöperaties steunen, maar met inachtneming van de noodige voorzichtigheid. De haar door de inleggers toevertrouwde gelden moeten veilig en liquide worden uitgezet, zoodat ze hare verplich tingen te allen tijde ten volle kunnen nakomen. Verdient het oude beginsel van Raiffeisen nog eerbiediging? In het Huishoudelijk Reglement van elke Boerenleen bank is, ter uitvoering van art. 35, nr. 5 der statuten, bepaald een maximum-bedrag aan spaargeld, dat van alle inleggers te zamen mag worden aangenomen of eigenlijk worden er twee maximum-bedragen vastgesteld één, dat het Bestuur zonder toestemming van den Raad van Toe zicht mag aannemen, en één (uiteraard hooger), dat het Bestuur na zoodanige toestemming mag aannemen. Laatstbedoeld maximum is dus het uiterste bedrag, waartoe de Boerenleenbank (of haar afzonderlijke Spaar bank) mag gaan natuurlijk behoudens de mogelijkheid, dat het Huishoudelijk Reglement wordt gewijzigd en hoogere bedragen worden vastgesteld. In de tegenwoordige omstandigheden, waarin wij ons verheugen(?) in een bijzondere grooten toevloed van spaargelden, is het niet overbodig om aan deze grens, die aan de opneming van spaargelden is gesteld, te herinneren. Zoo gemakkelijk, bijna ongemerkt, wordt die grens over schreden. En als zij eenmaal overschreden is, is het zeer moeilijk om tot de juiste zijde van de grens terug te keeren. Men kan in de practijk geen spaargelden gaan teruggeven onder het motief wij hebben ze ten onrechte aangenomen ons Huishoudelijk Reglement liet het ons niet toe. De Boerenleenbank zou zoodoende een ietwat wonderlijk figuur slaan. Men lette dus goed op de gestelde grens. Niet alleen omdat zij nu eenmaal is gesteld en omdat het Bestuur de voorschriften, die in het Huishoudelijk Reglement door de Algemeene Vergadering zijn gegeven, moet nakomen, maar ook omdat deze voorschriften niet zonder zin en reden zijn gegeven. Het onderhavige voorschrift is af komstig van Raiffeisen zelf, die het als een onmisbare aan vulling op de onbeperkte aansprakelijkheid beschouwde. De onbeperkte aansprakelijkheid, aldus was zijn gedach- tengang, is een risico voor de leden, dat, wil men het aan vaardbaar maken, moet worden begrensd. Die begrenzing vond Raiffeisen in een maximum voor de op te nemen gelden (niet alleen spaargelden, maar ook gelden in loopende rekening). Wanneer er in totaal niet meer dan 500.000.aan gelden door de Bank mag worden op genomen, wanneer de Bank dus nooit meer dan 500.000 aan haar crediteuren schuldig kan zijn, is de alleruiterste grens van het risico, aan de onbeperkte aansprakelijkheid verbonden, 500.000.Neemt de Bank daartegen 1.000.000.op, dan komt die grens ineens twee maal zoo hoog te liggen. Bij gelijk blijvend beheer beteekent een vermeerdering der verplichtingen van de Bank jegens spaarders en andere geldgevers een verzwaring van de aansprakelijkheid. Hoe hooger de boom, des te meer wind zal zij vangen. Tegenwoordig is dit motief van vader Raiffeisen door velen al vergeten. Het is zeer wel mogelijk, dat verschil lende onzer lezers het als een antiquiteit beschouwen, die een plaats verdient in het museum, maar niet meer in het werkelijke leven. Dit is eenigszins begrijpelijk, want de leden der Boerenleenbanken hier te lande hebben van de onbeperkte aansprakelijkheid nog weinig last gehad, on danks zware crisisjaren. Toch zouden wij het richtsnoer, dat Raiffeisen ons heeft meegegeven, niet gaarne over boord zetten. Het blijft juist, dat de onbeperkte aanspra kelijkheid iets is, waarmede men zeer voorzichtig moet zijn. Te groote en snelle expansie op den grondslag der onbeperkte aansprakelijkheid is naar onze meening on verantwoordelijk. Groei is goed, maar de groei moet ge leidelijk gaan anders groeit men uit zijn kracht. Ook al is men nog zoo voorzichtig, als men zaken doet loopt men risico. Hoe omvangrijker de middelen zijn, die de Bank te harer beschikking krijgt, des te grooter moeten de zaken (voorschot- en credietverleeningen, beleggingen) zijn, welke de Bank doet, en des te grooter zal dus ook het risico zijn. Wanneer de vermeerdering van het leden tal (ook de kwaliteit der leden in acht genomen met de vermeerdering der middelen gelijken tred houdt, is er geen bezwaar. Maar als dit niet het geval is ,als er dus expansie van het bedrijf plaats grijpt zonder verbreeding en ver sterking van den grondslag, die in de leden is gelegen, dan is o.i. de zaak niet in orde. Het fundament is dan niet meer voldoende voor den bovenbouw. Vandaar onze meening, dat wij het oude beginsel van vader Raiffeisen nog maar niet als verouderd overboord moeten zetten. En vandaar onze raad aan de Besturen onzer locale Banken om de in het Huishoudelijk Regle ment gestelde grens te eerbiedigen en om verhooging door de Algemeene Vergadering niet voor te stellen, dan na zich rekenschap te hebben gegeven van den zin der grens. Ook gedurende de maand September was het geld weer ruim. Een eenigszins herstel was dan ook niet te ontdekken. Het particulier disconto bewoog zich *4 °/o, prolon gatie bleef y2 °/o. 2 Sept. 15 Sept. 25 Sept. Londen 9.00 8.99 8.99 Berlijn 72.95 7 2.917* 72.60 New-York 181.25 181.25 180.750 Parijs 6.76 6.25 6.20 Brussel (Belga) 30.54 30.59 30.43 De onzekere toestanden, die op velerlei gebied bestaan en oorzaak zijn geworden van een déroute op de aan- deelenmarkt, hebben de laatste dagen weer wat meer

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 5