DE INWERKINGTREDING DER PACHWET. ONTEIGENING. DE RAIFFEISEN-BODE. 27 In de toelichting tot de zoo juist ingediende begrooting voor het Departement van Justitie lezen wij „Gerekend wordt op de inwerking treding der Pacht wet met 1 April 1938." Indien er locale Banken zijn, die een boerderij of los land in eigendom hebben en verhuren, doen zij er ver standig aan zich ten spoedigste met het Juridisch Bureau in verbinding te stellen, dat hen alsdan over de werking der Pachtwet zal inlichten. Van eenige Banken kwamen reeds vragen in haar geldt onze raad natuurlijk niet. Onteigening is tegenwoordig aan de orde van den dag. De steden breiden zich nog immer uit, en onteigenen tegenwoordig zelfs gronden buiten haar eigen gebied. J) Wegen worden verbreed of aangelegd kanalen worden gegraven. Geen wonder, dat ook de Boerenleenbanken wel eens met onteigening in aanraking komen. Dit ge schiedt dan in haar hoedanigheid van hypotheekhoudster. Als zoodanig hebben zij natuurlijk belang bij de ont eigening. Het onroerend goed, waarop de hypotheek rust, wordt geheel of gedeeltelijk aan den schuldenaar ont nomen, en gaat vrij van hypotheek over aan Staat, ge meente, of ander lichaam. Wanneer de Staat (gemakshalve maken wij in het ver volg alleen hiervan melding) bepaalde gronden wil heb ben, zal formeele onteigening gewoonlijk niet noodig zijn. Meestal immers wordt hij het met den eigenaar wel eens over den prijs, en dan volgt een gewone onderhandsche verkoop. De belangen van de hypotheekhouders kunnen, als zij goed oppassen, hierbij nooit in het gedrang komen, want als de Staat hun vorderingen niet mocht voldoen, geven zij eenvoudig geen royement van de hypotheek, zoodat zij nog steeds onder den Staat tot verkoop zullen kunnen overgaan. Practisch lost de Staat altijd de hypo theken uit de koopsom af. De hypotheekhouders moeten ten deze echter wel voorzichtig zijn. Gewoonlijk toch wenscht de Staat eerst een bewijs van onbezwaardheid de hypotheekhouder moet dus eerst royement geven en dan volgt binnen een termijn van vier weken de betaling. Voor den hypotheekhouder schuilt hier een gevaar, want als de eigenaar van het aan den Staat verkochte goed inmiddels b.v. failleert, is de hypotheekhouder zijn preferentie kwijt. De hypotheekhouder zal dus goed doen in ieder geval zich een deel van de koopsom tot het be drag van zijn vordering te laten cedeeren, tegen overgave van de volmacht tot royement of wel te vorderen, dat de Staat hem betaalt tegen overgave van de volmacht tot royement (gelijk oversteken dus). Als de hypotheek houder hierop blijft staan, zal de Staat vermoedelijk wel aan zijn verlangen voldoen, daar er anders noodzakelijk een onteigeningsprocedure volgt, die den Staat tijd en geld kost. Wanneer Staat en eigenaar het over den prijs niet eens kunnen worden, volgt de onteigeningsprocedure, en daarbij moet de Boerenleenbank als hypotheekhoudster goed op haar tellen passen. De onteigeningswet bepaalt wel, dat de hypotheekhou der zijn recht uitoefent op de som, welke aan den eige- J) Boschplan van Amsterdam. naar van het verbonden perceel wordt toegekend (zulks onverschillig of de hyp.-vordering al dan niet opeisch- baar is). Maar zij bepaalt niet, op welke wijze de hypo theekhouder dit recht kan uitoefenen. De hypotheekhou der kan niet aan de uitkeering komen door eenvoudig geen volmacht tot royement te geven immers na de onteige ningsprocedure worden de hypotheken van rechtswege, zonder medewerking der hypotheekhouders, doorgehaald. De Wet bepaalt ook niet, dat de Staat de uitkeering zonder meer aan den hypotheekhouder moet afdragen. Men neemt dan ook algemeen aan, dat hij hiertoe niet verplicht is. De hypotheekhouder moet dus zelf maar zien hoe hij voorkomt, dat de uitkeering terecht komt in de zakken van den schuldenaar (waaruit hij haar misschien niet zoo makkelijk zal terug krijgen). Bij gebreke van bepalingen in de onteigeningswet zullen hiervoor de gewone rechtsmiddelen moeten worden ge bezigd. De hypotheekhouder kan in de eerste plaats op de uit keering beslag leggen. Maar hij moet natuurlijk zorgen, dat hij dit tijdig doet dus voordat de uitkeering aan den eigenaar is overgemaakt. Beslaglegging geeft echter niet in alle gevallen bevre digend resultaat. Immers als de schuldenaar meer schul den heeft en onbetaald laat, kan een andere crediteur zijn faillissement laten aanvragen en als hij failliet verklaard is, zou de koopsom in den boedel vallen en hierin ligt dan het gevaar voor den ex-hypotheekhouder tot vol doening van alle crediteuren strekken, zonder dat de ex- hypotheekhouder preferentie heeft. De hypotheekhouder moet het zoover niet laten komen, doch liever van een andere mogelijkheid gebruik maken. Dit is de mogelijkheid om „tusschen te komen" (zooals dat heet) in de onteigeningsprocedure. De hypotheek houder vordert dan, en de rechter zal deze vordering toe wijzen, dat de Staat de uitkeering aan hem, hypotheek houder, zal afdragen, tot het bedrag zijner vordering. Deze „tusschenkomst" is het eenige middel, dat den hypo theekhouder, onafhankelijk van de medewerking van anderen, zekerheid geeft, dat hij het hem toekomende zal ontvangen. De hypotheekhouder heeft gelegenheid om tusschen te komen, omdat de dagvaarding tot onteigening hem wordt beteekend. Hij weet dus, wanneer de onteigeningsproce dure begint, en kan dan terstond interveniëeren. Een derde mogelijkheid is nog, dat de hypotheekhouder zich de te verwachten uitkeering laat cedeeren. Hiervoor is natuurlijk de medewerking van den eigenaar-schulde naar noodig, zoodat dit middel niet steeds zal kunnen worden aangewend. Wij raden onze Boerenleenbanken aan om in voor komende gevallen den tweeden weg (tusschenkomst) te bewandelen, daar deze de beste is. Het speekt vanzelf, dat men de zaak geheel in handen kan stellen van het Rechtskundig Bureau der Centrale Bank. Wanneer een Bank een exploot van beteekening eener vordering tot onteigening thuis krijgt, zende zij dit dus terstond (de tusschenkomst moet geschieden in den aanvang der procedure) aan genoemd Bureau. H.H. Kassiers worden beleefd en dringend verzocht in de hoofden der grootboekrekeningen steeds te ver melden de juiste en volledige namen en adressen, als mede de juiste boekjesnummers. Daardoor worden vele onaangenaamheden en veel correspondentie bij het verzenden der controle-biljetten door de Af deeling Inspectie vermeden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 3