26 DE RAIFFEISEN-BODE disch Bureau wordt opgesteld. Dit zorgt tevens voor naleving van andere mogelijke formaliteiten (b.v. voor in achtneming van den termijn, die den eersten hypotheek houder is gesteld bij faillissement van den schuldenaar). Ook andere redenen kunnen juridischen bijstand gewenscht maken (b.v. de omstandigheden, dat de Bank naast haar eerste hypothecaire vordering nog een „losse" vordering op den schuldenaar heeft wij zullen de reden hiervan maar niet uiteenzetten, want dit zou ons te ver voeren). Bovendien is er nog een, naar wij hopen tijdelijke, reden voor juridischen bijstand gelegen in de crisis-hypotheek- aflossingswet, die een bepaalde sommatie vereischt, al vorens de schuldeischer wegens nalatigheid met betaling van rente op een hypothecair voorschot mag gaan ver- koopen. De verkoop moet, gelijk bekend, geschieden door een notaris, in het openbaar en volgens de plaatselijke ge bruiken. Openbare verkoop brengt nogal zware kosten (tot een opbrengst van 25.000.7 a 10 °/o van de op brengst) mede wel is waar komen deze kosten ten laste van den kooper, maar deze houdt er bij zijn bod natuurlijk rekening mede. Daarom is het in het belang van den schul denaar, en, als de waarde van het onroerend goed de hypotheek niet of nauwelijks dekt, ook in het belang van de Bank, wanneer het onroerend goed onderhands wordt verkocht. Dit kan natuurlijk alleen gebeuren, wanneer de schuldenaar wil medewerken. Wat de tweede hypotheekhouder moet doen, als hij tot verkoop wil geraken, is hierboven onder 7 reeds opge merkt. 9. Overdracht van het onroerend goed door den schuldenaar. De hypothecaire schuldenaar kan, ondanks de hypo theek, zijn onroerend goed toch verkoopen. In sommige hypotheek-aktes is het wel verboden (behoudens toestem ming van de Bank), maar zulk een verbod neemt niet weg, dat de schuldenaar het toch kan doen (wat men niet mag doen, kan men toch wel eens doen De Bank wordt door verkoop door den schuldenaar in haar rechten echter niet tekort gedaan. De schuldenaar blijft haar schuldenaar, en haar hypotheek blijft op 't onroerend goed gevestigd. Wil zij tot verkoop ervan overgaan, dan is zij daartoe even goed bevoegd als ware het onroerend goed bij den schul denaar zelf in eigendom gebleven. Het is zelfs mogelijk, dat de Bank er bij verkoop door den schuldenaar beter van wordt dit geschiedt namelijk, wanneer de kooper zich bij de koopakte tot mede-schuldenaar van den ver- kooper verklaart. Wanneer de Bank hiervan kennis draagt en het mede-schuldenaarschap van den kooper aanvaardt, heeft zij ook op den kooper persoonlijk verhaal (voor een eventueel tekort b.v.). Er is één ding/waarvoor men moet oppassen dat men bij verkoop van het onroerend goed den kooper niet als schuldenaar aanneemt in plaats van den oorspronkelijken schuldenaar. Dan grijpt zoogenaamde schuldvernieuwing plaats, en bij schuldvernieuwing gaat de hypotheek, aan de oorspronkelijke schuld verbonden, te niet (behalve wan neer de schuldeischer zich de hypotheek uitdrukkelijk voorbehoudt). Wanneer dus schuldenaar A zijn vast goed verkoopt aan B, en de heeren komen samen bij de Bank en verzoe ken haar om voortaan B als schuldenaar te beschouwen, moet de Bank vooral niet hierin toestemmen en A in haar boeken doorhalen en vervangen door B. Want als zij dit doet, is zij haar hypotheekrecht kwijt. Men moet dus aan A en B antwoorden wij willen B wel als mede-schul denaar beschouwen, maar A blijft toch ook onze schulde naar en blijft als zoodanig in onze boeken vermeld. Wanneer A en B groot bezwaar hiertegen hebben, kan men hun zeggen goed, wij zullen U terwille zijn, maar dan zullen wij eerst aan het Juridisch Bureau der Centrale Bank verzoeken om een akte op te stellen, waarbij wordt vastgelegd, dat wij ons de hypotheek uitdrukkelijk voor behouden. Eerst nadat deze akte is opgemaakt en getee- kend, kan men A als schuldenaar doorhalen en B in zijn plaats inschrijven. Wat hier over de vervanging van den schuldenaar is opgemerkt geldt alleen voor voorschotten, gedekt door hypotheek. Bij crediethypotheken is vervanging van den credietnemer niet mogelijk. 10. Overlijden van den hypothecairen schuldenaar. Wat moet er gebeuren bij overlijden van den hypo thecairen schuldenaar? Men moet hier onderscheid maken tusschen voorschotten en credieten. A. Voorschotten. De weduwe en/of de kinderen (of een hunner) van den overledene, zetten als regel diens bedrijf voort en willen dus ook gaarne de beschikking over het voorschot behouden. Hiertegen behoeft in beginsel geen bezwaar te bestaan maar op wiens naam moet het voorschot komen? Zoolang de boedel onverdeeld is, kan men het voorschot nog wel op naam van den overledene laten staan. Grijpt boedelscheiding plaats, en ontvangt daarbij een der erfgenamen het vast goed met de erop rus tende hypotheekschuld, dan kan men voortaan hem als schuldenaar beschouwen. Men kan den overledene als schuldenaar doorhalen en den erfgenaam als schuldenaar inschrijven (het uitdrukkelijk voorbehoud der hypotheek is hier niet noodig, omdat bij erfopvolging en toedeeling geen schuldvernieuwing in den zin der wet plaats grijpt). De erfgenaam (nieuwe schuldenaar) moet natuurlijk Md van de Bank worden. Wanneer de hypotheek niet absoluut soliede is, is het beter om de vervanging van den overledene door den erfgenaam, die onroerend goed plus schuld toegedeeld krijgt, niet te aanvaarden, maar de toedeeling eenvoudig voor kennisgeving aan te nemen (dus ook niet in de boeken den naam van den overledene door den naam van den erfgenaam te vervangen). Dan immers behoudt de Bank haar rechten tegenover de andere erfgenamen, en als later de hypotheek onvoldoende mocht blijken te zijn, kan men alle erfgenamen nog voor hun aandeel in het tekort aan spreken. Het is echter ook in dit geval gewenscht, dat de erfgenaam, die het vast goed met de schuld toegedeeld krijgt, lid der Bank wordt, want hij wordt toch de feitelijke schuldenaar. B. Credieten. Wanneer een hypothecaire crediet nemer overlijdt, moet men, om te beginnen, verdere uit betalingen op het crediet stop zetten. De hypotheek is verleend tot zekerheid voor hetgeen de credietnemer wegens opnamen in loopende rekening enz. aan de Bank schuldig zou worden, en niet tot zekerheid voor hetgeen zijn weduwe of zijn kinderen aan de Bank schuldig zouden worden. Wanneer de Bank de weduwe of de kinderen zou laten opnemen, zouden die opnamen niet door de hypo theek gedekt zijn. Dus geen uitbetalingen meer op het crediet. Evenals bij een voorschot het geval is, zullen de erf genamen, die het bedrijf voortzetten, het crediet wel willen behouden. Hiervoor is dan echter, gelijk uit het voorgaande blijkt, een nieuwe akte van crediethypotheek noodig, want op grond van de oude akte mogen de erfgenamen niet met het crediet „werken".

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 2