NOGMAALS DE WIJZIGING DER ZEGELWET. AANGIFTEBILJET DOODE- HANDSBELASTING. VRAAG EN ANTWOORD. DE RAIFFEISEN-BODE In het stukje omtrent de gewijzigde Zegelwet 1917 heb ben wij onder de vrijstelling voor het giro-verkeer uit drukkelijk erop gewezen, dat, indien het per giro over gemaakt bedrag in het credit wordt geboekt van de reke ning van hem, die de opdracht gaf, de aan dezen gezonden creditopgave of ontvangstbewijs niet onder de vrijstelling valt en derhalve wel zegelplichtig is. Wij hebben ons omtrent dit punt nog nader met den Ontvanger in verbinding gesteld deze was het niet met onze opvatting eens. De Ontvanger stelde zich op het standpunt, dat een creditopgave en ontvangstbevestiging niet op één lijn gesteld konden worden. Een opgaaf van boeking in 't crediet der rekening van hem, die de storting heeft gedaan, is en blijft volgens den Ontvanger een credit opgaaf, die naar zijne meening, mits in die opgaaf uitdruk kelijk tot uitdrukking wordt gebracht, dat het een giropost betreft, als bedoeld in art. 37 sub 6" der zegelwet 1917, onder de in dat artikelgedeelte bedoelde vrijstelling valt. Dus ook deze creditopgaven zijn vrijgesteld van het kwitantiezegel. Een ontvangstbevestiging van de remise per giro, b.v. in den vorm „Bij deze bevestigen wij U de goede ont vangst Uwer giro d.d1937", is als ontvangst bewijs wel zegelplichtig. In het Handboekje (4e druk, blz. 250) staat, dat in den loop van 1936 een nieuw aangiftebiljet voor de doode- handsbelasting zou worden ingevoerd. In verband daarmee wordt in het Handboekje de invulling van het nieuwe aangiftebiljet aangegeven. Het is ons echter gebleken, dat sommige inspecteurs nog oude aangiftebiljetten (die zij blijkbaar nog in voorraad hebben) bezigen. Dit brengt hen, die deze ontvangen, in verwarring, want voor de invulling ervan slaan zij het Handboekje op, en dit heeft betrekking op het nieuwe aangiftebiljet. Men lette dus op, of men een oud of nieuw model aan giftebiljet toegestuurd krijgt. Hoe kan men dat zien? Het onmisbare Handboekje geeft ook op deze vraag antwoord bij twijfel of men een nieuw dan wel een oud model aan giftebiljet voor zich heeft, moet men even kijken naar nr. 5 in het oude biljet is nr. 5 „toezicht", in het nieuwe „inlichtingen". Voor de invulling van het oude biljet volge men even tueel de aanwijzingen, vervat in onze circulaire van No vember 1934 (nieuw exemplaar zoo noodig te verkrijgen bij de Afd. Materiaal). Vraag. Ie. Een borg is overleden. De weduwe en haar drie meerderjarige kinderen (dus de erfgenamen) zijn dus nu voor de borgtocht aansprakelijk. De akte van scheiding is reeds gepasseerd. Blijven alle vier personen nu voor de borgtocht aansprakelijk? Het betreft hier een geval waar bij de schuldenaar zelf goed is voor het bedrag en wij dus geen gevaar loopen. Veiligheidshalve vragen wij echter wat te doen in geval de schuldenaar niet goed is. 2e. Een weduwe heeft een schuld aan onze Bank, welke nog door haar overleden man aangegaan is. Twee borgen zijn voor dit bedrag aansprakelijk. De borgen zijn echter niet bereid opnieuw voor de weduwe te teekenen, terwijl de Bank dit voorschot graag wil laten doorloopen, omdat de post solide is en de weduwe het bedrijf voort zet. Scheiding is nog niet gepasseerd. Er zijn 3 meerder jarige kinderen. Wat te doen? 3e. Een zelfde geval zou mogelijk zijn, terwijl de scheiding wel gepasserd was of maakt dit geen verschil? Antwoord. 1. De uit de borgstelling voortvloeiende verplichtingen zijn tengevolge van het overlijden van den borg op zijn erfgenamen overgegaan. In dit geval zijn de erfgenamen, de weduwe en de drie kinderen ieder voor deel der verplichtingen aansprakelijk, dus niet ieder voor het geheel. (Bovendien is de weduwe als weduwe, niet als erf genaam aansprakelijk voor de helft der borgstelling, ten minste als zij in gemeenschap van goederen was gehuwd.) Al is de schuldenaar in dit geval goed te achten, toch is en blijft het gewenscht hem nadere bij voorkeur zakelijke zekerheid te laten stellen. 2. Door het overlijden van den schuldenaar zijn diens verplichtingen voor een evenredig deel overgegaan op zijn erfgenamen, te weten zijn weduwe en zijn drie meer derjarige kinderen, dus op ieder voor gedeelte. Betreft de schuld van den overledene een voorschot, dan blijven de bestaande borgen zonder meer als zoo danig verbonden. Een nieuwe akte behoeft dan niet te worden geteekend. In verband met het feit, dat ieder der erfgenamen slechts voor een evenredig deel aansprake lijk is, is het echter wel gewenscht, dat een verklaring wordt opgemaakt waarbij de erfgenamen zich als hoofde lijke medeschuldenaren verbinden of zich over en weer voor elkander borg stellen. Betreft de schuld echter een crediet in loopende reke ning, dan is het crediet tengevolge van het overlijden ge ëindigd en het saldo direct opeischbaar geworden. Aan de erfgenamen kan dan op het crediet geen enkele ver dere uitbetaling worden gedaan. De erfgenamen zijn weer ieder voor een evenredig deel aansprakelijk, terwijl de borgen voor de terugbetaling van het saldo ten dage van het overlijden aansprakelijk blijven. Voor de terugbe taling van het saldo kan dan den erfgenamen uitstel van betaling worden toegestaan. Zoowel voor het geval van voorschot als crediet in loopende rekening kan in overweging worden genomen om de borgen tot betaling aan te spreken, indien zij zich erg onwillig toonen. 3. Het feit of al dan niet scheiding en deeling heeft plaats gevonden, doet ten aanzien van de Bank weinig ter zake, behoudens dan dat zoolang geen scheiding en deeling heeft plaats gevonden op de onverdeelde nalaten schap als een geheel verhaal kan worden genomen. De scheiding en deeling is in hoofdzaak een interne aange legenheid van de erfgenamen. Bij de beantwoording der vragen veronderstelden wij, dat de overledene geen testament heeft gemaakt en dat de erfgenamen de nalatenschap zuiver aanvaardden. Vraag. Ie. Volgens het artikel in de vorige „Raiffeisen-Bode" moet het zegelrecht voor aflossing voorschot bij de eerste aflossing worden voldaan, (mits op het zelfde papier). Wanneer nu een gedeelte van een voorschot wordt over geschreven als transport op een nieuw boekje, moet dan weer zegelrecht worden betaald?

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 5