TWEE OPMERKINGEN OVER HET EINDE VAN EEN CREDIET IN LOOPENDE-REKENING Het Internationale Landbouwcongres. DE RAIFFEISEN-BODE 3 een handteekening door een plakzegel gelukt dikwijls min der goed dan een handteekening gewoon op papier, en bovendien kan een plakzegel los raken. Volgens de vroegere redactie van de Zegelwet waren vrij gesteld creditnota's betreffende bedragen, welke worden afgeschreven van een andere rekening (dus creditnota's voor giro-posten). Nu zijn dergelijke nota's alleen vrij, wanneer het giro-karakter er uit blijkt. Voortaan zal men derhalve op elke creditnota, die onder de vrijstelling voor giro's valt, moeten aangeven, dat het bedrag gegireerd is. Dit geldt ook voor de boeking van creditposten in rekening-courant boekjes, als deze posten het gevolg van gireeringen zijn. Tot nog toe werd hiervoor gebruikt (onverplicht) een stempeltje, luidende: „Tegen afschrijving van andere rekeningen vrij van zegel ingevolge art. 37 sub 6 Zegelwet 1917". Dit stem peltje zal men voortaan angstvallig moeten gebruiken. Nieuwe stempeltjes zullen wij iets anders doen luiden, („giro-posten als bedoeld bij art. 37 nr. 6 der Zegelwet teneinde de redactie meer te doen aanpassen bij de nieuwe redactie van art. 37 sub 6 der Zegelwet. Overlijden van den credietnemer. Kort geleden kwamen wij in aanraking met een geval, waarin de Boerenleenbank na het overlijden van den crediet nemer diens weduwe nog gelden had laten opnemen. Een der borgen ontkende voor die opnamen, door de weduwe gedaan, aansprakelijk te zijn, en tot onze spijt (d.w.z. voor de Bank) moesten wij hem gelijk geven. De borg immers heeft zich aansprakelijk gesteld voor een crediet, verleend aan den credietnemer, en niet voor een crediet, verleend aan zijn weduwe. Dit geldt ook, wanneer de weduwe de eenige erfgename mocht zijn. Immers de crediet-overeen- komst is een zuiver persoonlijke overeenkomst, waarvan men mag aannemen, dat zij niet overgaat op de erfgenamen. De overeenkomst, inhoudende, dat N.N. bij de Bank mag disponeeren, brengt dus niet mede, dat ook zijn erfgenamen dit mogen doen. In de nieuwe credietakte's is uitdrukkelijk bepaald, dat het crediet eindigt bij overlijden van den credietnemer. De meeste credietakte's echter, welke op het oogenblik nog van kracht zijn, zijn van ouderen datum en bevatten deze bepa ling nog niet. In verband met het boven vermelde geval is het dus niet overbodig, dat wij even de aandacht vestigen op het eindigen van een crediet door overlijden van den credietnemer. Eindigt een crediet door het „schoon" staan van de rekening? Ook op deze vraag geven de nieuwe credietformulieren een uitdrukkelijk antwoord: het crediet geldt als geëindigd, wanneer het saldo (met inbegrip van rente tot den dag der betaling en eventueele provisie) geheel wordt voldaan en de credietnemer of de borgen daarbij duidelijk te kennen geven, dat beëindiging van het crediet hun bedoeling is. Volgens deze bepaling geldt een crediet dus niet als ge ëindigd, wanneer de rekening op een bepaald moment „schoon" (op nul) komt te staan, als niet tevens de rente en de provisie vanaf 1 Januari worden betaald en crediet nemer of borgen mededeelen, dat zij het crediet willen beëindigen. De vroegere formulieren voor credieten (waarvan, zooals gezegd, nog een groot aantal in gebruik is) bevatten zulk een bepaling niet, en wij moeten de vraag naar het einde van het crediet door het „schoon" staan der rekening dus maar naar redelijkheid en billijkheid trachten te beantwoorden. Ons antwoord luidt: Door het enkel „schoon" staan der reke ning gedurende een korten tijd eindigt het crediet niet. Alleen dan moet het als definitief geëindigd worden be schouwd, wanneer ook de rente (en eventueel de provisie) wordt betaald. Stel, dat een loopende-rekening op 5 Juni een debetsaldo vertoont van 1.000,en dat de crediet nemer op dien datum 1.000,stort, dan zouden wij het crediet voorshands niet als geëindigd willen beschouwen; wanneer de credietnemer echter stort 1.000,plus de rente tot 5 Juni (en eventueel de provisie) dan is naar onze meening het crediet wel geëindigd. Wordt het debetsaldo zonder de rente gestort, dan kan men het crediet toch niet als voor onbepaalden tijd door loopend beschouwen. Het is moeilijk om een bepaalde grens te trekken, maar wij zouden zeggen, dat men het crediet maar als geëindigd moet beschouwen als de credietnemer er een half jaar niet meer mee heeft gewerkt; immers dan is het geen loopende-rekening meer. De termijn van een half jaar is eenigszins willekeurig, maar toch niet geheel wille keurig; in de credietakte's (behalve de nieuwe) staat, dat de Bank de crediet-opening onmiddellijk kan beëindigen, als het debet een half jaar lang onveranderd is gebleven. Wij geven dit antwoord niet als een axioma, doch meer als een leidraad. Op 1721 Juni j.1. is te Scheveningen het Internationale Landbouwcongres gehouden. Het mocht zich in een druk bezoek verheugen, maar niet in voor een plaats als Scheve ningen gunstige weersomstandigheden. Er waren twee banden van persoonlijken aard tusschen het congres en de Centrale Bank: de Voorzitter van ons Bestuur was lid van het eere-comité voor het Congres, en Jhr. Mr. Hooft Graafland, directeur der Centrale Bank, was president van de derde sectie, wier onderwerp was: landbouwcoöperatie. Er waren voor deze sectie die ons het naast lag drie hoofd-rapporten uitgebracht en in ver band met deze een vrij groot aantal bij-rapporten. De hoofd rapporten waren 1. De landbouwcoöperatie's, in het bijzonder de top- coöperatie's, in de geordende economie, door Dr. M. Weden, vice-president van de Centrale der Vereenigingen van Land bouwcoöperatie's in Tsjecho-Slowakije 2. De internationale coöperatieve samenwerking ten op zichte van propaganda en voorlichting, door Dr. E. Hynin- nen, president van de Centrale Unie der kleine boeren in Finland 3. De aanpassing van het landbouwcrediet aan de bijzon dere behoeften van den landbouw, door Louis Tardy, direc teur-generaal van de Nationale Bank voor het Landbouw crediet te Parijs.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1937 | | pagina 3